Article

Koninklijk besluit van 10 juli 2016 met betrekking tot alternatieve instellingen voor collectieve belegging in niet-genoteerde vennootschappen en groeibedrijven (BS 4 augustus 2016), in werking getreden op 14 augustus 2016, R.D.C.-T.B.H., 2017/1, p. 108

Koninklijk besluit van 10 juli 2016 met betrekking tot alternatieve instellingen voor collectieve belegging in niet-genoteerde vennootschappen en groeibedrijven (BS 4 augustus 2016), in werking getreden op 14 augustus 2016

Dit koninklijk besluit, dat de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders [1] uitvoert, heeft tot doel het statuut te regelen van instellingen voor collectieve beleggingen in niet-genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven (ook “privaks” genoemd) en verandert het statuut dat voordien geregeld werd door het koninklijk besluit van 18 april 1997 met betrekking tot de instellingen voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven [2].

Dit koninklijk besluit vloeit in de eerste plaats voort uit de noodzaak om de geldende reglementering af te stemmen op de wijzigingen in het toepasselijk wetgevende kader.

Daarnaast worden door middel van dit koninklijk besluit de volgende doelstellingen nagestreefd:

    • een verbetering van de financiering, het investeringsvermogen en de professionalisering in niet-genoteerde vennootschappen en “jonge” groeibedrijven; en
    • het behoud van bestaande en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen.

    Enkele belangrijke wijzigingen t.a.v. het koninklijk besluit van 18 april 1997 zijn:

      • een afstemming van de terminologie en de concepten op deze gebruikt in de wet van 19 april 2014;
      • de verplichting voor privaks om als naamloze vennootschap of als commanditaire vennootschap op aandelen te worden opgericht;
      • de modernisering en vereenvoudiging van het beleggingsbeleid en de toegelaten activa, door middel van een grotere vrijheid betreffende de wijze waarop de beleggingen worden gestructureerd en de categorieën van activa die openstaan voor de privaks;
      • een modernisering van de regels inzake de spreiding van beleggingen, met als basisbeginsel dat de privaks de gehanteerde risicospreidingscriteria statutair moeten vastleggen;
      • een begrenzing van de maximale statutaire schuldratio;
      • een verplichting tot het toepassen van de IFRS-normen;
      • de verdere uitwerking van de regels inzake belangenconflicten; en
      • het afstemmen van de regels over de verplichte resultaatuitkering op de voor vastgoedbevaks geldende regeling.
      FINANCIEEL RECHT
      Financiële instellingen en tussenpersonen - Beleggingsonderneming - Privak
      DROIT FINANCIER
      Institutions et intermédiaires financiers - Entreprise d'investissement - Pricaf
      [1] BS 17 juni 2014.
      [2] BS 24 juni 1997.