Article

Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2016/860 van de Commissie van 4 februari 2016 tot nadere omschrijving van de omstandigheden waarin uitsluiting van de toepassing van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden noodzakelijk is krachtens artikel 44, lid 3, van richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (Pb.L. 144 van 1 juni 2016), in werking getreden op 21 juni 2016, R.D.C.-T.B.H., 2017/1, p. 104-105

Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2016/860 van de Commissie van 4 februari 2016 tot nadere omschrijving van de omstandigheden waarin uitsluiting van de toepassing van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden noodzakelijk is krachtens artikel 44, lid 3, van richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (Pb.L. 144 van 1 juni 2016), in werking getreden op 21 juni 2016

Deze gedelegeerde verordening kadert in de toepassing door de afwikkelingsautoriteiten van het instrument van “bail-in”, zoals ingesteld door de artikelen 43 tot en met 58 van richtlijn nr. 2014/59/EU [1], dat ertoe strekt de aandeelhouders en de schuldeisers de kosten van de afwikkeling te laten opvangen door de passiva van een instelling in afwikkeling af te schrijven of om te zetten.

Dit instrument van 'bail-in' mag door de afwikkelingsautoriteit worden toegepast op alle passiva van de instellingen of entiteiten als bedoeld in artikel 1, 1., onder b), c) of d) van richtlijn nr. 2014/59/EU, met uitsluiting van de passiva die uitdrukkelijk worden uitgesloten in artikel 44, 2. van richtlijn nr. 2014/59/EU. Krachtens artikel 44, 3. van richtlijn 2014/59/EU mogen de afwikkelingsautoriteiten in uitzonderlijke omstandigheden bepaalde passiva geheel of gedeeltelijk van de toepassing van het instrument van “bail-in” uitsluiten, met name indien:

    • voor die passiva niet binnen een redelijke termijn in een inbreng van de particuliere sector kan worden voorzien;
    • de uitsluiting strikt noodzakelijk is en evenredig is aan het doel om de continuïteit van kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen te garanderen;
    • de uitsluiting strikt noodzakelijk is en evenredig is aan het doel om te voorkomen dat een wijdverbreide besmetting ontstaat; of
    • de toepassing van het instrument van “bail in” in strijd zou zijn met het “no creditor worse off”-beginsel.

    Teneinde deze uitzonderlijke bevoegdheid van de afwikkelingsautoriteiten om bepaalde passiva geheel of gedeeltelijk uit te sluiten van het instrument van 'bail-in' duidelijk af te bakenen, stelt deze gedelegeerde verordening de regels vast voor de nadere omschrijving van de uitzonderlijke omstandigheden vermeld in artikel 44, 3. van richtlijn nr. 2014/59/EU die de afwikkelingsautoriteiten moeten naleven in het kader van de afwikkeling van de in artikel 1, 1., onder a) tot en met e) van richtlijn nr. 2014/59/EU bedoelde instellingen.

    De gedelegeerde verordening legt in de eerste plaats een aantal algemene beginselen vast, zoals de vereisten dat de besluiten tot uitsluiting gebaseerd moeten zijn op een analyse per geval van de instelling of entiteit, dat eerst de gedeeltelijke uitsluiting overwogen moet worden en dat de uitsluiting op minstens één van de afwikkelingsdoelstellingen beschreven in artikel 31, 2. van richtlijn nr. 2014/59/EU te verwezenlijken. Vervolgens legt de gedelegeerde verordening voor elk van de vier mogelijke uitsluitingen de nadere voorwaarden vast waaraan de beslissing tot uitsluiting van de afwikkelingsautoriteit moet voldoen (zie de art. 5 en 6 voor de uitsluiting op basis van de onmogelijkheid tot “bail-in” binnen een redelijke termijn; art. 7 voor de uitsluiting op basis van het behoud van bepaalde kritieke functies en kernbedrijfonderdelen; art. 8 voor de uitsluiting ter voorkoming van wijdverbreide besmetting, waarbij een onderscheid is te maken tussen directe en indirecte besmetting, en art. 9 voor de uitsluiting ter voorkoming van een waardevermindering).

    BANK- EN KREDIETWEZEN
    Europees bankrecht - Herstel en afwikkeling
    BANQUE ET CRÉDIT
    Droit bancaire européen - Redressement et résolution
    [1] Richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn nr. 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen nrs. 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad, Pb.L. van 12 juni 2014, afl. 173, 190.