Hof van Cassatie 30 juni 2016
Zaak: C.16.0061.N, “Annette Essberger” |
Dit arrest vormt een belangrijk keerpunt in de rechtspraak van het Hof van Cassatie die, sinds het arrest van 10 mei 1976 de “Omala”-doctrine wordt genoemd. In onze laatste bijdrage [1] suggereerden wij dat het hof van beroep te Antwerpen, in het bestreden arrest “Annette Essberger” van 26 oktober 2015, het begrip “zeevordering” van artikel 1486 Ger.W. niet had geschonden omdat de beslaglegger zijn vordering (op grond van levering van brandstof aan het schip) niet had gekwalificeerd als persoonlijke vordering op de scheepseigenaar, en evenmin als vordering die, omwille van het bestaan van een zakelijk recht op het schip, op dat zeeschip verhaalbaar was.
Het Hof van Cassatie beslist in dit arrest als volgt:
“Een zeevordering voor leveranties aan het schip moet steunen op een verbintenis aangegaan door de bevrachter of de scheepseigenaar of die hen kan worden toegerekend krachtens de vertrouwensleer.
[…]
De appelrechters die vervolgens oordelen dat uit de orderbevestiging en de facturatie blijkt dat de eiseres uitsluitend OW Bunker (Rotterdam) als haar medecontractant beschouwde en dat het loutere feit van de fysieke levering aan boord van het ms ANNETTE ESSBERGER onvoldoende is voor het aannemen van een zeevordering als bedoeld in artikel 1468, k) Gerechtelijk Wetboek en op die gronden de beschikking van 11 december 2014 tot het leggen van het bewarend beslag intrekken, verantwoorden hun beslissing naar recht.”
Wij vermoeden sterk dat de verslaggevende magistraat inspiratie zocht in het arrest “Cariocas Reefer” [2].
Daarmee breekt het Hof zeer duidelijk met de stelling dat het, om beslag te kunnen leggen op het schip waarop de vordering betrekking heeft, geheel onverschillig zou zijn wie de debiteur is van de betreffende zeevordering. In onze vorige bijdrage hebben wij die stelling, die door hoven van beroep regelmatig werd bijgetreden, sterk bekritiseerd [3].
[1] | M. Cornette en V. Beeckx, “Kroniek van het beslag op het schip waarop de vordering betrekking heeft”, TBH 2016, 544-559 en www.rdc-tbh.be. |
[2] | Antwerpen 19 maart 1996, RW 1996-97, p. 467. |
[3] | M. Cornette en V. Beeckx, “Kroniek van het beslag op het schip waarop de vordering betrekking heeft”, TBH 2016, 544-559 en www.rdc-tbh.be. |