Article

Actualité : Hof van Cassatie, 02/09/2016, R.D.C.-T.B.H., 2016/9, p. 874

Hof van Cassatie 2 september 2016

Zaak: F.15.0104.N
VENNOOTSCHAPPEN
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid: gemeenschappelijke bepalingen - Openbaarmakingsformaliteiten - Vennootschap onder firma


SOCIÉTÉS
Sociétés dotées de la personnalité juridique: dispositions générales - Formalités de publicité - Société en nom collectif


Artikel 76, § 1 W.Venn. stelt dat de akten en gegevens waarvan de openbaarmaking is voorgeschreven, pas aan derden kunnen worden tegengeworpen vanaf de dag dat zij in de bijlage bij het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, tenzij de vennootschap aantoont dat die derden er tevoren kennis van droegen. In de praktijk kan de toepassing van deze bepaling onder meer tot juridische betwistingen leiden in geval van bestuurswissels of vennootschapsrechtelijke reorganisaties die niet of niet tijdig worden bekend gemaakt.

In casu had een vennoot van een VOF zijn deelneming overgedragen, zonder dat deze overdracht was bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het verlies van de hoedanigheid van vennoot onder firma moet worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 69, eerste lid, 4° juncto artikel 74, 1° W.Venn. Deze bekendmaking is niet onbelangrijk vermits vennoten onder firma die hun deelneming hebben overgedragen, niet langer hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de vennootschap die na de overdracht zijn ontstaan. Dit verlies van hoedanigheid van vennoot kan pas aan derden worden tegengeworpen vanaf het ogenblik van openbaarmaking in het Belgisch Staatsblad.

In het betrokken arrest geeft het Hof van Cassatie een invulling aan het begrip “derde”. Derden zijn zij die met de vennootschap wegens haar bestaan gehandeld hebben. Deze wetsbepaling beschermt volgens het Hof van Cassatie de derden die met de vennootschap of met haar organen plegen te handelen en voor wie de openbaar te maken akten om die reden relevant zijn. Derden die op de vennootschap een vordering uit onrechtmatige daad of uit kracht van de wet hebben, zijn geen door deze bepaling beschermde derden. Aan hen kan de betrokken rechtshandeling aldus worden tegengeworpen van zodra ze is voltrokken.

De verschuldigde bedrijfsvoorheffing die de fiscus trachtte te verhalen op de uitgetreden vennoot vloeit voort uit de wet. De fiscus is bijgevolg geen door artikel 76 W.Venn. beschermde derde zodat het bestaan en de rechtsgevolgen van de overdracht van aandelen overeenkomstig het gemeen recht aan de fiscus tegenwerpelijk waren vanaf hun bestaan.