Hof van beroep Antwerpen 15 februari 2016
SCHIP EN SCHEEPVAART
Scheepvaartongevallen - Aanvaring - Zeiljacht beweerdelijk beschadigd door golfslag voorbijvarend schip - Aansprakelijkheid onvoldoende bewezen
Het zeiljacht Sophie-Jane lag afgemeerd aan de wachtsteiger Palingplaat, en zou daar schade opgelopen hebben door de golfslag veroorzaakt door een zeer snel voorbij varende politieboot. Op het ogenblik van de feiten werd echter niemand verwittigd en werd geen aangifte gedaan. Pas een maand na de feiten werd het Vlaamse Gewest, als eigenaar van de politieboot, aansprakelijk gesteld. Het hof oordeelt dat noch een fout, noch het oorzakelijk verband tussen de beweerde fout en de schade aangetoond worden. Zelfs indien aangetoond kon worden dat de politieboot inderdaad te snel gevaren zou hebben, kan de schade ook te wijten zijn aan het onzorgvuldig afmeren van het zeiljacht.
|
NAVIRE ET NAVIGATION
Accidents de navigation - Abordage - Yacht prétendument endommagé par la houle provoquée par un bateau passant - Responsabilité insuffisamment prouvée
Le yacht à voiles Sophie-Jane se trouvait amarré à la jetée d'attente du Palingplaat, et aurait subi des dommages causés par la houle provoquée par un bateau policier passant à grande vitesse. Au moment même des faits, personne n'a été averti, ni aucune plainte été déposée. Ce ne fut qu'un mois après les faits que la Région flamande, en tant que propriétaire du bateau policier, a été mise en demeure. La cour décide que ni une faute, ni le lien causal entre la faute alléguée et le dommage ne sont prouvés. Même si l'on aurait pu prouver que le bateau policier naviguait effectivement à une vitesse exagérée, le dommage peut aussi bien trouver sa cause dans la façon négligente d'amarrer le yacht.
|
A.S. / Het Vlaames Gewest, agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust Dab Vloot en het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door zijn regering voor wie optreedt de Vlaamse minister-president
Zet.: P. De Baets (voorzitter), I. Couwenberg en S. Granata (raadsheren) |
Pl.: Mrs. L. Wauters loco G. Bruneel en G. Geerts |
Zaak: 2013/AR/3122 |
De door de wet vereiste procedurestukken worden meegedeeld, waaronder het bestreden op tegenspraak gewezen vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen van 20 juni 2013 waartegen hoger beroep werd ingesteld door verzoekschrift neergelegd ter griffie op 26 november 2013.
Er wordt geen akte van betekening meegedeeld. Het hoger beroep is naar vorm en tijd regelmatig en toelaatbaar.
I.
Bij exploot d.d. 21 oktober 2010 (10/6794/A) dagvaardde huidig appellante, mevrouw A.S. (hierna ook S.), eigenares van de zeilboot Sophie-Jane, huidig eerste geïntimeerde, met name het Vlaamse Gewest, agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, Dab Vloot voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen in betaling van 2.683,65 EUR, onder voorbehoud van wachttijd, meer de vergoedende interesten vanaf 24 mei 2009 aan wettelijke interestvoet, de gerechtelijke interesten en de kosten.
Bij exploot d.d. 10 februari 2011 dagvaardde huidig appellante, mevrouw A.S. (hierna ook S.), eigenares van de zeilboot Sophie-Jane, huidig tweede geïntimeerde, met name het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door zijn regering, voor wie optreedt de minister-president, teneinde tussen te komen in het geding en strekkende tot veroordeling en betaling van 2.683,65 EUR, onder voorbehoud van wachttijd, meer de vergoedende interesten vanaf 24 mei 2009 aan wettelijke interestvoet, de gerechtelijke interesten en de kosten.
De vordering heeft betrekking op een vergoeding van schade beweerdelijk opgelopen aan de zeilboot Sophie-Jane door de aan te hoge snelheid voorbijvarende politieboot SPN 14 op 24 mei 2009 toen de zeilboot gemeerd lag aan de wachtsteiger Palingplaat te Antwerpen, overkant van de Royersluis, ter hoogte van het Sint-Annastrand.
(…)
IV. De relevante feiten en antecedenten zijn als volgt samen te vatten:
1. A.S. is eigenares van de zeilboot Sophie-Jane die op 24 mei 2009 tussen 15 u. en 16 u./17 u. afgemeerd lag aan het ponton (wachtsteiger Palingplaat) te Antwerpen, tegenover de Royersluis, dicht bij het Sint-Annastrand (LO).
Aanwezig op de zeilboot, de echtgenoot van Mevr. S., de heer F.V.
2. Volgens S. zou op het ogenblik dat de zeilboot Sophie-Jane aangemeerd lag de politieboot SPN 14, eigendom van het Vlaamse Gewest, aan zeer hoge snelheid voorbijgevaren zijn, daarbij zou een grote golfslag zijn ontstaan, waardoor de zeilboot is beginnen slingeren en tegen het ponton zijn “gevlogen” (sic) waardoor het bootje zwaar werd beschadigd.
3. Noch de scheepvaartpolitie, noch andere diensten van de politie werden door F.V., tevens schipper van de zeilboot, verwittigd en/of werd aangifte gedaan. Er werd geen PV opgesteld.
4. Niet betwist is dat het Vlaamse Gewest, Dab Vloot, pas op 22 juni 2009, ca één maand na de feiten, een schademelding ontving door F.V. Bij het schrijven van 22 juni 2009 waren een zestal foto's toegevoegd.
5. Op 17 juli 2009 greep een expertise plaats (dit op een andere plaats dan waar het schadegeval zich voordeed).
Voor rekening van S. werd een verslag d.d. 25 maart 2010 opgesteld door International Nautical Services, terwijl er een afzonderlijk verslag door het Vlaamse Gewest, Dab Vloot werd opgesteld.
6. Per schrijven van 17 juli 2009 werd de rechtsbijstandverzekeraar van appellante, Providis, aangeschreven door het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, Dab Vloot. Deze meldde daarbij dat de aansprakelijkheid afgewezen werd.
V. | Beoordeling |
(…)
C. | Ten gronde |
Na hernieuwde analyse van de documenten en argumenten/middelen komt het hof tot de conclusie dat appellante niet slaagt in de haar opgelegde bewijslast inzake fout, schade en causaal verband tussen fout en schade. De eerste rechter kan worden bijgetreden dat appellante faalt in het te leveren bewijs ter zake.
De eerste rechter heeft vooreerst terecht gewezen dat S. faalt in het aantonen van een fout in hoofde van het Vlaamse Gewest, meer bepaald dat de personeelsleden/opvarenden aan boord van de politieboot een dermate vaargedrag op de kwestieuze uur en dag, meer bepaald op 24 mei 2009 tussen 15.00 u. en 16.00 u. op de Schelde, nabij en ter hoogte van de wachtsteiger Palingplaat, erop hebben nagehouden, meer specifiek een dermate snelheid zouden gevoerd hebben dat daardoor een golfslag zou zijn veroorzaakt waardoor de schade aan de zeilboot Sophie-Jane zou zijn toegebracht.
Het hof stipt kort de niet ten genoegen van recht weerlegde motieven aan die allen pertinent en in hun geheel genomen niet van aard zijn een fout te weerhouden in hoofde van het Vlaamse Gewest, laat staan het bewijs te leveren van een causaal verband tussen de (beweerde) fout en de (beweerde) schade:
- de schipper aan boord van SPN 14 ontkent gevaren te hebben aan beweerd onaangepaste snelheid. De politieboot was opvarend;
- het getuigenis van zekere G.D.R. is niet bewijswaardig: het getuigenis is geredigeerd op 2 juli 2009 in een schrijven met hetzelfde lettertype en grootte (layout) als het schrijven van 22 juni 2009 van de schipper F.V. en werd eerst ondertekend door de “getuige” in het kader van de procedure voor dit hof;
- de steiger waaraan de zeilboot Sophie-Jane lag betreft een vlottende steiger die meedeint met het Scheldewater: het stuk van de Schelde ter hoogte van de Royersluis is druk bevaren door o.m. binnenschepen, met grote waterverplaatsing, zodat iedereen, die vertrouwd is met deze plaats, weet dat bij het afmeren aan de wachtsteiger ter hoogte van deze plaats de meertouwen strak dienen te worden aangetrokken en er adequaat gebruik dient te worden gemaakt van fenders (stootkussens): uit de foto's bijgebracht uit het expertiseverslag van het Vlaamse Gewest blijkt dat de schipper F.V. nogal nonchalant was in verband met het afmeren en het strak houden van meertouwen, met die nuance dat de zeilboot op dat moment niet aan de steiger Palingplaat, maar in het Kempisch dok lag (zie p. 9 en 10 stuk 2 bundel geïntimeerden);
- vooral en voornamelijk is er het element dat S. en/of haar echtgenoot schipper F.V. bijna een maand na het beweerde incident de schade hebben vastgesteld en gemeld aan het Vlaamse Gewest, zodat er geen afdoend bewijs voorligt;
- zelfs indien onaangepast vaargedrag zou vastgesteld zijn geweest aan boord van de politieboot SPN 14 op dag en uur van het beweerde voorval en door die vaarwijze een dermate deining zou veroorzaakt zijn geweest die een impact zou hebben gehad bij een correct aangemeerd liggende zeilboot aan de kwestieuze wachtsteiger, dan nog dient het oorzakelijk verband tussen de fout en de schade, zoals in concreto (pas een maand later aangemeld) vastgesteld, aangetoond te worden, quod non;
- volledigheidshalve merkt het hof op dat er geen tegensprekelijk verslag werd opgesteld door experts, elk optredend voor hun partij en wat het verslag van de expert optredend namens de belanghebbende bij zeilboot Sophie-Jane betreft, er eerst een verslag werd geproduceerd in verband met de begroting van de (beweerd aangerichte) schade en de (mogelijke) oorzaak in de loop van 2010, dus nog een reden om niet als genoegzaam bewijswaardig te worden beschouwd.
Besluit
Het hoger beroep faalt. De vordering is niet bewezen en dient te worden afgewezen. Het bestreden vonnis wordt bevestigd, kosten incluis.
Geïntimeerden sub 1 en 2 vragen gezamenlijk één rechtsplegingsvergoeding tot beloop van 650 EUR.
Appellante is de in het ongelijk gestelde partij en is deze rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep verschuldigd.
VI. | Beslissing |
Het hof beslist op tegenspraak.
De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken.
Het hof verklaart het hoger beroep toelaatbaar en ongegrond, bevestigt het bestreden vonnis, kosten incluis.
Het hof veroordeelt appellante tot de kosten hoger beroep van geïntimeerden, vereffend op 650 EUR rechtsplegingsvergoeding.
(…)
Zie noot Frank Stevens, in dit nummer, p. 575.