Hof van beroep Antwerpen 21 december 2015
SCHIP EN SCHEEPVAART
Scheepvaartongevallen - Aanvaring - Schip beweerdelijk beschadigd door golfslag voorbijvarend schip - Aansprakelijkheid onvoldoende bewezen
De Euronavi lag afgemeerd op het Albertkanaal, en zou beweerdelijk losgeslagen en beschadigd zijn door de golfslag veroorzaakt door de te snel voorbijvarende Gerarda Theodora. Het hof oordeelt dat hoewel de gemiddelde snelheid van de Gerarda Theodora over het gevaren traject (bepaald aan de hand van het tijdstip van sluisdoorvaarten e.d.) te hoog was, dit niet voldoende bewijst dat de snelheid van het schip bij het passeren van de Euronavi te hoog was. Bovendien is alleszins niet aangetoond dat de beweerde hoge snelheid de (enige) oorzaak was van het losslaan van de Euronavi.
|
NAVIRE ET NAVIGATION
Accidents de navigation - Abordage - Navire prétendument endommagé par la houle provoquée par un bateau passant - Responsabilité insuffisamment prouvée
Le Euronavi se trouvait amarré sur le canal Albert, et aurait prétendument rompu ses amarres et souffert des dommages par la houle provoquée par le Gerarda Theodora passant à une vitesse trop élevée. La cour décide que même si la vitesse moyenne du Gerarda Theodora sur le trajet parcouru (déterminée à l'aide des temps de passage des écluses etc.) était trop élevée, ce fait ne prouve pas à suffisance que la vitesse au moment du passage de l'Euronavi était trop élevée. En plus, il n'est pas démontré que la vitesse prétendument élevée était la (seule) cause du fait que le Euronavi a rompu ses amarres.
|
P.V.L. / Zematt International SARL
Zet.: P. De Baets (voorzitter), I. Couwenberg en S. Granata (raadsheren) |
Pl.: Mrs. N. Brys loco E. Pringuet en B. Verberck |
Zaak: 2013/AR/1971 |
I. | Ten geleide |
Gelet op de door de wet vereiste meegedeelde procedurestukken o.m. het op tegenspraak gewezen vonnis van 6 mei 2013 (AR/12/1773) door de rechtbank van koophandel te Turnhout.
Het bestreden vonnis wordt niet betekend. Het verzoekschrift tot hoger beroep wordt door de heer V.L. neergelegd op 2 juli 2013.
Het hoger beroep is naar vorm en tijd regelmatig ingesteld.
II. | De feiten |
1. De feiten worden op overzichtelijke wijze geschetst door de eerste rechter. Het hof beperkt zich tot de volgende kernelementen:
- de heer V.L. is eigenaar van het schip “Euronavi” dat op 22 augustus 2011 met stuurboordzijde langszij het kraanschip Zoë lag aangemeerd op het Albertkanaal te Grobbendonk;
- de vennootschap naar vreemd recht SARL Zematt International (hierna aangeduid als “Zematt”) is eigenaar van het schip “Gerarda Theodora”;
- de heer V.L. stelt dat de “Gerarda Theodora” omstreeks 8.30 u. aan te grote snelheid voorbij zou gevaren zijn zodat door de aanzuigkracht van dit schip in het water de trossen voorop het schip “Euronavi” werden gebroken en de Euronavi tegen en onder het kraanschip Zoë terechtkwam;
- door de fout van de schipper van de “Gerarda Theodora” zou schade zijn ontstaan die hiermee in oorzakelijk verband staat;
- de schade wordt begroot op 35.712,06 EUR (bestaande uit materiële schade, expertisekosten en ligschade).
2. Minnelijk kan geen oplossing worden gevonden zodat de heer V.L. overgaat tot dagvaarding.
III. | De oorspronkelijke eisen en het vonnis a quo |
2. De oorspronkelijke eisen van de heer V.L. (als weergegeven in laatste conclusie d.d. 14 februari 2013) strekken in hoofdzaak tot:
- Zematt te horen veroordelen tot betaling van de som van 35.712,06 EUR (te vermeerderen met vergoedende interesten vanaf 22 augustus 2011) en de gerechtelijke interesten;
- Zematt te horen veroordelen tot betaling aan de heer V.L. van de kosten van het geding.
Zematt stelt volgende tegeneisen (als weergegeven in laatste conclusie d.d. 27 maart 2013):
- nietigverklaring van de dagvaarding (om reden van betekening op verkeerd adres);
- (ondergeschikt na argumentatie omtrent de gegrondheid en zou de rechtbank de vorderingen gegrond verklaren) de voorlegging van het schrijven van de verzekeraars tot afwijzing van de (vermeend) geleden schade.
4. De eerste rechter verklaart de ingestelde vorderingen ontvankelijk (gezien de dagvaarding wel degelijk werd betekend op het correcte adres) doch ongegrond. Deze beoordeling vindt in hoofdzake haar grond in het gebrek aan bewijs aan de zijde van de heer V.L. enerzijds m.b.t. het niet respecteren van de toegelaten snelheid en anderzijds met het niet nemen van de nodige voorzorgmaatregelen om de schade aan het schip te vermijden (art. 1.04 APSB) of het voeren van een onaangepaste snelheid (art. 1.06 APSB).
De elementen die in dit verband door de heer V.L. worden aangevoerd (o.a. de scheepsverklaring van het kraanschip Zoë d.d. 22 augustus 2011 en het breken van de trossen), worden als niet-afdoend beschouwd om een fout in hoofde van de schipper van de “Gerarda Theodora” te aanvaarden.
IV. | Eisen in hoger beroep |
5. De heer V.L. verzoekt het hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren, het eerste vonnis te hervormen in al zijn onderdelen en opnieuw recht te doen waarbij hij zijn oorspronkelijke eisen herhaalt vermeerderd met de kosten van het geding in graad van hoger beroep.
6. Zematt verzoekt (ondergeschikt) het hof de heer V.L. te bevelen het schrijven van zijn verzekeraars tot afwijzing van de schade mee te delen.
V. | Beoordeling |
7. Samen met de eerste rechter dient het hof vast te stellen dat de heer V.L. tekort schiet in zijn bewijslast omtrent de vermeende fout (cf. art. 1382 BW) in hoofde van de schipper van de “Gerarda Theodora” (Zematt).
Het door de heer V.L. aangereikte verslag van de eigen deskundige aangesteld door Assutrans International (de verzekeraar van de heer V.L.) heeft weliswaar bewijswaarde doch beperkt tot de schadeomvang. De oorzaak van de schade was niet het voorwerp van het desbetreffende verslag.
8. Het hof oordeelt dat de vaststellingen van de eigen expert niet overtuigen omtrent de fout. Het feit dat een tros is gebroken (waarbij het hof nadrukkelijk verwijst naar de staat van deze trossen als weergegeven in het verslag) dan wel dat de gemiddelde (te hoge) snelheid over het hele traject van het schip “Gerarda Theodora” (rekening houdend met het gevaren traject en de respectievelijke tijdstippen van doorvaart door de sluizen gelegen op het traject) zijn onvoldoende om tot enige fout (lees overdreven snelheid op een bepaald punt op het traject) in hoofde van Zematt te besluiten.
Terecht wordt door Zematt gewezen op andere mogelijke elementen die hetzij hebben kunnen bijgedragen tot de schade hetzij als enige oorzaak van de schade kunnen worden aangehaald (o.a. gebruikte trossen, wijze waarop ze werden aangewend, het gelijktijdige kruisen van het “ms Sabrina” met meer diepgang, ...). Geen van deze elementen werden onderzocht en kunnen in deze stand van het geding niet meer het voorwerp uitmaken van een tegensprekelijke expertise.
9. Ten slotte oordeelt het hof, in bevestiging van het eerste vonnis, dat de heer V.L. niet aantoont dat de schipper van het schip “Gerarda Theodora” niet de nodige voorzorgmaatregelen zou hebben genomen om de schade aan het schip te vermijden (art. 1.04 APSB) of een onaangepaste snelheid zou hebben gevoerd (art. 1.06 APSB).
Een inbreuk op vermelde artikelen kan niet worden aanvaard.
10. Het hoger beroep wordt afgewezen als ongegrond.
VI. | Beslissing |
Het hof beslist bij wijze van arrest op tegenspraak.
De rechtspleging verliep verder in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken.
Verklaart het hoger beroep ongegrond.
Bevestigt het eerste vonnis (met inbegrip van de kosten).
Veroordeelt de heer V.L. tot betaling van de kosten hoger beroep (bestaande uit de rechtsplegingsvergoeding begroot op 2.200 EUR).
(…)