Article

www.fsma.be/˜/media/Files/sanc/fr/2015-09-24_arret.ashx?la=nlSanctiecommissie van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, 08/10/2015, R.D.C.-T.B.H., 2016/5, p. 515

Sanctiecommissie van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten 8 oktober 2015, www.fsma.be/~/media/Files/sanc/fr/2015-09-24_arret.ashx?la=nl

FINANCIEEL RECHT
Financiële markten - Marktmisbruik
DROIT FINANCIER
Marchés financiers - Abus de marché

In deze beslissing deed de sanctiecommissie van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (“FSMA”) uitspraak over de vordering, ingesteld door het directiecomité om de gedelegeerd bestuurder en het lid van het directiecomité (in de beslissing “X” genoemd) van een beursvennootschap vennootschap (in de beslissing “Y” genoemd) te veroordelen tot een administratieve geldboete van 50.000 EUR wegens marktmisbruik ex artikel 25, § 1, 2° en § 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten [1] (“wet financieel toezicht”).

De auditeur had in zijn verslag van 2 juli 2012 namelijk vastgesteld dat X in naam en voor rekening van de beursvennootschap Y gedurende drie trimesters omvangrijke transacties verrichtte met betrekking tot de aandelen van een op Alternext Brussels genoteerde vennootschap (in de beslissing “Z” genoemd), die erop waren gericht rendement te halen uit de toegenomen slotnotering van deze aandelen die het gevolg waren van de kort voor het einde van de accumulatieperiode van de verkoop- en aankooporders geplaatste aankooporders (de zogeheten “marking the close”-techniek).

Y betwistte dat de ingediende orders enkel aan de vennootschap moesten worden toegerekend. De sanctiecommissie oordeelde evenwel dat X door deze transacties in eigen hoofde het verbod op marktmisbruik kan schenden, daar artikel 25 van de wet financieel toezicht een autonome administratieve procedure instelt waarop de vennootschapsrechtelijke orgaantheorie geen toepassing vindt. Overeenkomstig artikel 25, § 2 van de wet financieel toezicht, kan iedere natuurlijke persoon die betrokken is bij de beslissing van een vennootschap om een transactie uit te voeren of een order te plaatsen voor rekening van een rechtspersoon schuldig zijn aan een inbreuk op het verbod op marktmisbruik. Naar oordeel van de sanctiecommissie is de gedelegeerd bestuurder die lid is van het directiecomité in casu een persoon die betrokken is bij de genomen beslissingen en is hij zodoende ertoe gehouden het verbod op marktmisbruik te eerbiedigen.

Wel oordeelde de sanctiecommissie dat de handelingen van X geen schending uitmaken van artikel 25, § 1, 2°, a) of b) van de wet financieel toezicht, dat een verbod op het plaatsen van orders of het verrichten van transacties die misleidende informatie kunnen geven of de koers op een abnormaal of kunstmatig peil kunnen houden oplegt. De sanctiecommissie stelde namelijk vast dat de beurswaarde van het aandeel in Z ook voor en na de drie trimesters waarin X de voornoemde transacties verrichtte door een sterke volatiliteit werd gekenmerkt en dat de strategie van X enkel haar doelstelling zou hebben bereikt indien ze op continue wijze, zonder enige onderbreking, werd gevoerd (quod non in casu volgens de sanctiecommissie). Daarom oordeelde de sanctiecommissie dat niet kan worden vastgesteld dat de aankooporders van X valse of misleidende signalen gaven of konden geven over het aanbod van, de vraag naar of de koers van de aandelen in Z, of dat ze de koers van deze aandelen op een abnormaal of kunstmatig peil hielden, zodat niet aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 25, § 1, 2°, a) of b) van de wet financieel toezicht is voldaan.

R.F. en G.H.

[1] BS 4 september 2002, p. 39.121.