Article

– Koninklijk besluit van 18 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen (BS van 29 december 2015), in werking getreden op 1 januari 2016, R.D.C.-T.B.H., 2016/5, p. 512-513

Koninklijk besluit van 18 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen (BS van 29 december 2015), in werking getreden op 1 januari 2016

Dit koninklijk besluit van 18 december 2015 beoogt een gedeeltelijke omzetting van richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (Pb.L. 173 van 12 juni 2014).

Tot dat doel wordt ten eerste artikel 242 van de wet van 25 april 2014 op het statuut en het toezicht op kredietinstellingen (hierna de “bankwet”) aangevuld met nieuwe bepalingen inzake het “instrument van interne versterking” (“bail-in”). Een “instrument van interne versterking” is “het mechanisme voor het verrichten van de uitoefening door de afwikkelingsautoriteit van de bevoegdheden voor het afschrijven of omzetten van de passiva van een kredietinstelling in afwikkeling, overeenkomstig artikel 267/1”.

In de nieuwe Afdeling IV/1 (“Instrument van interne versterking”) ingevoegd in Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk V wordt o.a. aangegeven onder welke voorwaarden en voor welke doeleinden schulden kunnen worden afgeschreven of omgezet; de verplichting opgenomen voor kredietinstellingen om te allen tijde aan een minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende schulden te voldoen; deze minimumvereiste bepaald; en de wijze waarop het instrument van interne versterking ten uitvoer moet worden gelegd uitgewerkt.

Daarnaast wordt in Afdeling I van Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk VII van de bankwet een nieuwe paragraaf toegevoegd aan artikel 282, waarin wordt voorzien dat, wanneer het instrument van interne versterking wordt toegepast door de afwikkelingsautoriteit, bepaalde aandeelhouders en de schuldeisers geen grotere verliezen mogen lijden dan zij zouden hebben geleden indien de kredietinstelling onmiddellijk was vereffend voordat de beslissing van de afwikkelingsautoriteit was genomen om het instrument van interne versterking toe te passen (het zogeheten “no creditor worse off”-beginsel).

Tot slot wordt een nieuw artikel 384/1 ingevoegd in Boek VIII van de bankwet, houdende de verplichtingen voor het Garantiefonds om in bepaalde gevallen in contanten bij te dragen aan de financiering van de afwikkeling.

BANK- EN KREDIETWEZEN
Toezicht op de kredietinstellingen - Herstel en afwikkeling
BANQUE ET CRÉDIT
Contrôle des banques - Redressement et résolution des défaillances