Article

Grondwettelijk Hof, 17/03/2016, R.D.C.-T.B.H., 2016/5, p. 507

Grondwettelijk Hof 17 maart 2016

Zaak: 41/2016

In dit arrest boog het Grondwettelijk Hof zich over de grondwettelijkheid van enkele aspecten van de Belgische regeling inzake de rechtsvordering tot collectief herstel (Boek XVII WER). Een van de middelen had betrekking op de erg limitatieve categorie van zij die kunnen optreden als “groepsvertegenwoordiger” (art. XVII.39).

Dat er gebruik wordt gemaakt van een beperkte categorie rechtspersonen (en dat o.a. advocaten dus niet kunnen optreden als groepsvertegenwoordigers), wordt op zich niet gezien als ongrondwettelijk door het Hof. Dat de in artikel XVII. 39 WER bedoelde consumentenvereniging vertegenwoordigd moet zijn in de Raad voor het Verbruik of een ministeriële erkenning moet hebben is daarentegen een formaliteit die niet in overeenstemming is met het vrij verkeer van diensten van artikel 56 VWEU en de artikel 16, 2. van de dienstenrichtlijn dat een verbod inhoudt op bepaalde formaliteiten die de intracommunautaire dienstverlening kunnen verhinderen.

Aldus vernietigt het Grondwettelijk Hof het artikel XVII.39 in zoverre het er niet in voorziet dat vertegenwoordigende instanties uit andere lidstaten van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte, die beantwoorden aan de vereisten in punt 4 van de aanbeveling 2013/396/EU [1] kunnen optreden als groepsvertegenwoordiger.

RECHTSVORDERING
Collectieve rechtsvordering
ACTION EN JUSTICE
Action collective
[1] Aanbeveling Comm. nr. 2013/396/EU van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten, Pb.L. 201/60.