Article

Voorzitter rechtbank van koophandel Brussel, 16/09/2015, R.D.C.-T.B.H., 2016/5, p. 476-486

Voorzitter rechtbank van koophandel Brussel 16 september 2015

VENNOOTSCHAPPEN
Bepalingen gemeen aan alle vennootschappen - Algemeen - Geschillenregeling - Uitsluiting - Uittreding - Gegronde redenen - Toerekenbaarheid
In de procedure tot gedwongen overdracht ligt de klemtoon op het belang van de vennootschap terwijl bij de gedwongen overname het belang van de eisende vennoot doorslaggevend is.
De eiser in uittreding moet aantonen dat de gegronde redenen die hij aanvoert, van die aard zijn dat van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij nog langer aandeelhouder van de vennootschap blijft. In geval van onenigheid tussen de aandeelhouders moet hij bewijzen dat het gedrag van de verweerder aan de basis daarvan ligt, ook al is dit gedrag niet noodzakelijk foutief.
De uitsluiting is slechts verantwoord wanneer men uit een impasse moet geraken en er geen andere oplossing bestaat. Het is echter niet nodig dat de werking van de vennoot­schapsorganen geblokkeerd zou zijn. De procedure van uitsluiting vereist geen fout in hoofde van de toekomstig uitgesloten vennoot. De overdracht komt eerder voor als de vaststelling van een feitelijke situatie dan als een sanctie.
VENNOOTSCHAPPEN
Bepalingen gemeen aan alle vennootschappen - Algemeen - Geschillenregeling - Uitsluiting - Waardering van de aandelen - Tijdstip - Criteria
Inzake uitsluiting moeten de aandelen worden gewaardeerd op het ogenblik dat de overdracht word bevolen omdat dan het recht op de prijs ontstaat. Bij de waardering moet bovendien abstractie worden gemaakt van de omstandigheden die hebben geleid tot de vordering tot uitsluiting en de gedragingen van de partijen als gevolg van die vordering.
VENNOOTSCHAPPEN
Bepalingen gemeen aan alle vennootschappen - Algemeen - Geschillenregeling - Specifieke bevoegdheid van de voorzitter zoals in kort geding
De aanstelling van een voorlopige bewindvoerder, de vordering tot onderzoeks- en controlerecht en de vordering tot vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek zijn in essentie vorderingen tegen de vennootschap. Deze vallen buiten de specifieke en doelmatige materiële bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank zoals in kort geding inzake uitsluiting et uittreding. De vennootschap is als zodanig niet als actieve en volwaardige procespartij betrokken in deze procedures en dit uit kracht van wet. De voorzitter heeft derhalve geen rechtsmacht om kennis te nemen van deze vorderingen.
SOCIÉTÉS
Dispositions communes à toutes les sociétés - Généralités - Procédures de résolution des conflits internes - Exclusion - Retrait - Justes motifs - Imputabilité
Dans la procédure en exclusion, l'accent est mis sur l'intérêt social tandis que l'intérêt du demandeur est décisif dans l'action en retrait.
Le demandeur en retrait doit établir que les justes motifs qu'il allègue sont tels que le maintien de sa qualité d'associé ne puisse plus être raisonnablement exigée. En cas de mésintelligence entre les actionnaires, il doit établir que le comportement du défendeur se trouve à l'origine de celle-ci, même si ce comportement ne doit pas nécessairement être fautif.
L'action en exclusion n'est justifiée que si elle constitue l'unique solution pour sortir d'une impasse. Il n'est toutefois pas requis que le fonctionnement de la société soit paralysé. Cette procédure ne requiert pas une faute dans le chef de l'associé exclu. Le transfert apparaît davantage comme la constatation d'une situation de fait que comme une sanction.
SOCIÉTÉS
Dispositions communes à toutes les sociétés - Généralités - Procédures de résolution des conflits internes - Exclusion - Evaluation des titres - Moment - Critères
En matière d'exclusion, les actions doivent être évaluées au moment où le transfert de propriété est ordonné puisque le droit au paiement du prix des parts naît à ce moment. Lors de l'évaluation, le juge doit faire abstraction tant des circonstances qui ont donné lieu à la demande d'exclusion que du comportement des parties à la suite de cette demande.
SOCIÉTÉS
Dispositions communes à toutes les sociétés - Généralités - Procédures de résolution des conflits internes - Compétence restrictive du président statuant comme en référé
Les demandes tendant à la désignation d'un administrateur provisoire, au respect du droit d'investigation individuel d'un associé ou à une expertise minoritaire sont dirigées contre la société. Elles ne relèvent pas de la compétence matérielle restrictive du président du tribunal statuant comme en référé en matière d'exclusion et de retrait. La société en tant que telle n'est pas, par l'effet de la loi, une partie active à part entière à ces procédures. Le président ne peut par conséquent connaître de telles demandes.

H.V. / J.V.D. - in aanwezigheid van BVBA I-Casa

J.V.D. / Ph.N.

Zet.: N. Swalens (ondervoorzitter plv. voorzitter)
Pl.: Mrs. L. Delacourt en B. Lambrecht
Zaken: AR 2014/53275 en AR 2014/54719

Spreekt de voorzitter het navolgende vonnis uit:

1. De procedure

1. De vordering werd ingeleid bij dagvaarding die op 21 oktober 2014 werd betekend.

2. De partijen hebben hun middelen en conclusies voorgedragen in de openbare terechtzitting van 26 juni 2015. De rechtbank nam vervolgens de zaak in beraad op 26 juni 2015 waarna de debatten werden gesloten.

3. De bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zijn nageleefd.

4. Het vonnis wordt gewezen na tegenspraak.

2. De feiten

5. De feiten, relevant voor de beoordeling van dit dossier kunnen als volgt worden samengevat.

6. Eisende partij en eerste verwerende partij hebben op 22 mei 2007 samen de BVBA I-Casa opgericht.

De aandelen zijn als volgt verdeeld:

- Dhr. J.V.D. 50% aandeelhouder;

- Mevr. H.V. 50% aandeelhouder.

7. De vennootschap is actief in de algemene aanneming bij bouw van onroerend goed, ontwikkeling van projecten in onroerend goed, handel en verhuur van onroerend goed.

8. Eisende partij en eerste verwerende partij beschuldigen elkaar van wanbeleid binnen de vennootschap. Beide partijen zijn het erover eens dat een verdere samenwerking onmogelijk is.

3. De vorderingen van partijen
3.1. Eisende partij en verweerder in gedwongen tussenkomst verzoeken de voorzitter

De vordering ontvankelijk en gegrond te zien en horen verklaren.

Bij absolute hoogdringendheid een voorlopig bewindvoerder te horen aanstellen van de BVBA I-Casa met maatschappelijke zetel, te Liedekerke, voorheen Pamelsestraat 384 en thans Pijnegemstraat 16, KBO 0889.681.723, en dit met de meest uitgebreide bevoegdheid.

Eisende partij vordert tevens dat beide verweerders zouden worden veroordeeld tot het bezorgen van de volledige analytische boekhouding en alle verantwoordingsstukken die met de boekingen gepaard gaan, via informatiedrager of kopiename, te bezorgen aan eisende partij en dit binnen 72 uur na de betekening van het vonnis, zulks onder verbeurte van een dwangsom van 1.000 EUR per dag vertraging. Eisende partij vordert tevens dat, bij toepassing van artikel 167 Wet Venn. de kosten en erelonen van de door de rechtbank aan te stellen deskundige zou geprovisioneerd worden door tweede verweerster.

In het bijzonder wordt overeenkomst artikel 871 Ger.W. de voorlegging gevraagd van onder meer de hierna vermelde stukken:

- historiek van alle financiële rekeningen sedert oprichting met onderliggende boekhoudkundige stukken alsook overzicht op welke manier alle leveranciers betaald;

- alle aan- en verkoopfacturen sedert oprichting;

- alle prijsoffertes uitgeschreven door verweerders alsmede ontvangen bestelbons, en bijhorende dagboeken met bijhorende boekhoudkundige verantwoordingsstukken;

- alle dagboeken en bijhorende stukken sedert de oprichting;

- kasboek sedert de oprichting;

- aanwervingslijst voor de investeringen detail posten voorraden/bestellingen in uitvoering en geproduceerde vaste activa sinds oprichting, detail sinds oprichting 'per project' van de gebruikte goederen/voorraden (aan de hand van leveringsfacturen), kosten (detail aan de hand van facturen) en facturatie verkopen (tot definitieve oplevering);

- historiek R/C vennoten sedert de oprichting tot op heden en de onderliggende boekhoudkundige stukken die elke boeking kunnen verantwoorden;

- overzicht intercompany rekeningen tussen I-Casa en de vennootschappen waar J.V.D. zaakvoerder is of was met alle verantwoordingsstukken sinds de oprichting van I-Casa;

- overzicht van de private investeringen sedert oprichting uitgevoerd door I-Casa en alle boekingen die hiermee verband houden;

- kopie van de rekeninguittreksels van tweede verweerster sinds de oprichting;

- kopie getekende versie algemene vergadering sinds de oprichting alsook alle kopies van de getekende jaarrekeningen sinds oprichting tot op heden, alsook van de aanwezigheidslijsten op deze algemene vergaderingen;

- staat activa en schulden tot op heden;

- lijst onbetaalde facturen;

- gedetailleerde doorlichting van lijst handelsvorderingen en schulden en desgevallend de overeenkomsten met de schuldeisers;

- lijst BTW/RSZ/belastingen of andere overheidsschulden;

- liquiditeitspositie op heden en overzicht behoeften voor de komende maanden; gedetailleerde kasplanning met detail van de te verwachten uitgaven;

- detail van de nog af te werken panden of werken in uitvoering en alle contractuele verbintenissen; detailplan van aanpak tot afwerking en liquiditeitsbehoefte;

- overzicht van alle vonnissen en arresten, lijst deurwaardersvorderingen en/of incassobureau's;

- kopie van alle ontvangen aangetekende zendingen sinds 2013;

- lijst van alle boetes, penaliteiten, bezwaren of andere klachten/conflicten/betwistingen en erop betrekking hebbende briefwisseling;

- overzicht van alle advocaatkosten van I-Casa.

Voor recht te horen zeggen dat eerste verweerder gehouden is de 500 aandelen van eerste concluante in de BVBA I-Casa over te nemen.

Minstens en steeds, vooraleer de overdracht te bevelen, een gerechtsdeskundige (bedrijfsrevisor) aan te stellen met als opdracht:

- na kennisname van alle nuttige documenten zowel boekhoudkundige als andere van BVBA I-Casa, advies te geven over de werkelijke waarde van de aandelen van BVBA I-Casa;

- de waarde van de aandelen te bepalen op datum van heden rekening houdend met de beslissing en transacties die de waarden negatief hebben kunnen beïnvloeden sinds de datum van de oprichting;

- de waarde te bepalen aan de hand van de gebruikelijke waarderingsmethoden, met name aan de hand van een methode die steunt op de analyse van de intrinsieke waarde, de rendementswaarde en de cashflow;

- advies te geven aan welke van de gebruikelijke waarderingsmethodes het meest gewicht toekomt gelet op de aard van de onderneming en de specifieke omstandigheden om aldus te komen tot één waarde op basis van gewogen gemiddelden van de verschillende aangewende waarderingsmethoden;

- partijen pogen te verzoenen en een minnelijke regeling voor te stellen;

- alle dienstige vragen en opmerkingen van partijen te beantwoorden;

- het voorverslag aan partijen in voorlezing te sturen met verzoek hun opmerkingen te laten geworden binnen de 30 dagen;

- de opmerkingen van partijen te beantwoorden en een alles met reden omkleed en onder eed bevestigd verslag ter griffie van de rechtbank in te dienen binnen de 6 maanden te rekenen vanaf kennisgeving van onderhavige beschikking aan de gerechtsdeskundige-revisor.

Tevens te horen zeggen voor recht dat de gerechtsdeskundige een audit moet maken van het door eerste verweerder gevoerde beleid in de vennootschap en dit vanaf de oprichting te weten 22 mei 2007 en in het bijzonder i.v.m. de rekening-courant en de private rekeningen alsook de rekeningen van andere vennootschappen waar eerste verweerder aandeelhouder is. Bovendien moet ook de oorsprong nagegaan worden van de rekeningen-courant desnoods met verzoek aan de belastingadministratie, om nadere informatie.

Voor recht te horen zeggen dat eerste verweerder, minstens tweede verweerster gehouden zijn om de gerechtsdeskundige en/of voorlopige bewindvoerder te provisioneren.

Verweerders zich ten slotte te zien en horen veroordelen tot alle kosten van het geding die begroot zijn op kosten van de dagvaarding en tot een rechtsplegingsvergoeding van 1.320 EUR, te indexeren.

Het vonnis uitvoerbaar te zien en horen verklaren bij voorraad en met uitsluiting van borgstelling en kantonnement.

De vordering van eerste verweerder lastens verwerende partij in gedwongen tussenkomst ongegrond te verklaren dienvolgens hem ervan af te wijzen.

Eerste verweerder te veroordelen tot alle kosten van het geding en eerste verweerder te veroordelen tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding aan verweerder in gedwongen tussenkomst voor een bedrag van 1.230 EUR.

3.2. Eerste verwerende partij verzoekt de voorzitter

- De vorderingen van eiseres onontvankelijk minstens ongegrond te verklaren;

- Kennis te nemen van de tegenvorderingen van verweerder, deze ontvankelijk en gegrond te verklaren, en dienvolgens:

- Te zeggen voor recht dat er gegronde redenen zijn om de gedwongen overdracht van de aandelen van eiseres in de BVBA I-Casa te bevelen en zodoende eiseres uit te sluiten als aandeelhouder;

- Te zeggen voor recht dat er gegronde redenen zijn om de gedwongen overdracht van de aandelenopties van verweerder in gedwongen tussenkomst in de BVBA I-Casa te bevelen en zodoende verweerder in gedwongen tussenkomst uit te sluiten als (toekomstig) aandeelhouder;

- Eiseres en verweerder in gedwongen tussenkomst te veroordelen om binnen de 30 dagen na betekening van het tussen te komen vonnis respectievelijk de 500 aandelen en de aandelenopties op 260 aandelen in de BVBA I-Casa over te dragen aan verweerder in ruil voor betaling van de som van 1 EUR.

In uiterst ondergeschikte orde

Eiseres en verweerder in gedwongen tussenkomst te veroordelen om binnen de 30 dagen na betekening van het tussen te komen vonnis respectievelijk de 500 aandelen en de aandelenopties op 260 aandelen in de BVBA I-Casa over te dragen aan verweerder in ruil voor een provisioneel bedrag, ex aequo et bono op zeer miniem bedrag geschat, gelet op de waarde van de vennootschap, mede in rekening gebracht de schulden en financieringslast van de vennootschap;

In dergelijk laatste geval - uiterst ondergeschikt - een deskundige te horen aanstellen met als opdracht de waarde van de aandelen van de vennootschap te horen begroten/schatten, aan de hand van de gebruikelijke waarderingsmethodes;

- Definitieve aandelenprijs desgevallend te bepalen bij eindvonnis;

- Te zeggen voor recht dat de eigendom en de genotsrechten van respectievelijk de aandelen van eiseres en van de aandelenopties van verweerder in gedwongen tussenkomst meteen zullen overgaan op verweerder op datum van de voornoemde betaling van 1 EUR; en uiterst ondergeschikt, respectievelijk bij betaling van provisionele som ex aequo et bono bepaald;

- Te zeggen voor recht dat het tussen te komen vonnis geldt als titel voor het vervullen van de formaliteiten verbonden aan de overdrachten zoals voorgeschreven door de wet;

- Eiseres en verweerder in gedwongen tussenkomst hoofdelijk, dan wel in solidum, de ene bij gebrek aan de andere, te veroordelen tot vergoeding van de publicatiekosten in het Belgisch Staatsblad van het tussen te komen vonnis;

- Eiseres en verweerder in gedwongen tussenkomst hoofdelijk dan wel in solidum, de ene bij gebrek aan de andere, te veroordelen tot alle kosten van het geding, waaronder de expertisekosten, en de geïndexeerde basisrechtsplegingsvergoeding, heden begroot op 1.320 EUR.

4. De ontvankelijkheid

9. Partijen werpen geen specifieke gronden van niet-ontvankelijkheid van de vordering op. De rechtbank ziet evenmin redenen om ambtshalve te besluiten tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering. Deze is ontvankelijk.

5. De gronden van de beslissing
5.1. Over de vordering tot uittrede en uitsluiting
5.1.1. Algemene principes

10. Eisende partij steunt haar vordering op artikel 340 W.Venn. en eerste verwerende partij steunt haar vordering op artikel 334 W.Venn.

11. De geschillenregeling kent twee vormen, de procedure tot uitsluiting (art. 334 et seq. W.Venn. inzake de BVBA en art. 634 et seq. inzake de NV) en de procedure tot uittreding (art. 340 et seq. W.Venn. inzake de BVBA en art. 642 et seq. W.Venn, inzake de NV), die qua toepassingsvoorwaarden, ratio legis en procedure grotendeels gelijklopend zijn, maar niet identiek.

12. Overeenkomstig artikel 640 van het Wetboek van Vennootschappen kan iedere aandeelhouder om gegronde redenen in rechte vorderen dat zijn aandelen alsmede de in aandelen converteerbare obligaties of de warrants die hij bezit, worden overgenomen door de aandeelhouders op wie deze gegronde redenen betrekking hebben (uittrede).

Overeenkomstig artikel 634 van het Wetboek van Vennootschappen kunnen één of meer vennoten die gezamenlijk aandelen bezitten die 30% vertegenwoordigen van de stemmen verbonden aan het geheel van de bestaande aandelen, om gegronde redenen in rechte vorderen dat een aandeelhouder zijn aandelen aan de eiser overdraagt (uitsluiting).

13. Er is sprake van een gegronde reden die de gedwongen uittreding van een vennoot in een vennootschap rechtvaardigt bij een duurzaam en niet eens verwijtbaar gebrek aan verstandhouding, waarbij in de vastgestelde omstandigheden niet in redelijkheid kan geëist worden dat de eisende vennoot nog verder met de verweerder(s) vennoot blijft van de kwestieuze vennootschap. De waarde van de aandelen moet bepaald worden op de dag van het vonnis waarbij de overname bevolen wordt (Voorz. Kh. Kortrijk (KG) 2 december 2013, TGR, 2014/3, p. 205-207).

14. Bij zijn oordeel over een vordering tot gedwongen overdracht van aandelen moet de rechter het belang van de vennootschap en van de vennoten samen in overweging nemen, zelfs al moet het accent eerder op het belang van de vennootschap gelegd worden. Deze zware procedure is slechts verantwoord wanneer men uit een impasse moet geraken en er geen andere oplossing bestaat. Het is echter niet nodig dat de werking van de vennootschapsorganen geblokkeerd zou zijn. Het begrip van de “gegronde” redenen uit artikelen 340 W.Venn./636 W.Venn. is veel ruimer dan dat uit artikel 1871 BW (art. 45 W.Venn.), wegens de minder ingrijpende gevolgen van de uitsluiting in vergelijking met deze van de gerechtelijke ontbinding van de vennootschap. De procedure van uitsluiting vereist geen fout in hoofde van de toekomstig uitgesloten vennoot. De overdracht komt eerder voor als de valstelling van een feitelijke situatie dan als een sanctie.

15. De procedures van uitsluiting en uittrede verschillen fundamenteel van elkaar op enkele punten. Een eerste belangrijk verschil tussen beide procedures is dat bij een uitsluitingsprocedure een kwantitatief criterium geldt inzake het aandelenbezit van de eiser (30% - 20%), terwijl bij de uittredingsprocedure geen drempelvereiste bestaat, zodat elke vennoot - hoe klein ook zijn aandelenpakket moge zijn - deze procedure kan instellen.

Een ander essentieel verschil tussen beide procedures is de benadering en de invulling van het begrip gegronde redenen. Bij een vordering tot uitsluiting staan het belang van de vennootschap en het voortbestaan van de onderneming centraal, terwijl bij de vordering tot uittreding in eerste instantie wordt getracht de particuliere belangen van de verdrukte of beklemde aandeelhouder te beschermen, wanneer deze door gedragingen van andere aandeelhouders in het gedrang komen, zodat van hem in redelijkheid niet meer kan worden geëist dat hij nog langer aandeelhouder zou blijven. Dit verklaart waarom de eiser bij een vordering tot uittreding gegronde redenen moet aantonen ten aanzien van de aandeelhouder tegen wie hij de vordering inleidt, terwijl de gegronde redenen bij uitsluiting vooral vanuit het oogpunt van het vennootschapsbelang worden beoordeeld.

5.1.2. Toepassing in concreto

16. Partijen zijn het in casu eens over het feit dat het bestuur over de vennootschap zich in een totale impasse bevindt en dat eisende partij reeds geruime tijd niet meer actief is in de vennootschap.

17. Eisende partij geeft duidelijk te kennen niet geïnteresseerd te zijn in het verder zetten van de activiteiten. Ook verwerende partij geeft aan dat de wegen tussen hem en eisende partij moeten scheiden.

18. In casu vraagt eisende partij de voorzitter van de rechtbank eerste verwerende partij te verplichten haar aandelen over te nemen. Eigenaardig genoeg nemen eisende partij en verweerder in gedwongen tussenkomst (die beiden vertegenwoordigd worden door dezelfde raadsman) geen standpunt in over het lot van de aandelenopties van verwerende partij in gedwongen tussenkomst.

19. De procedure van gedwongen overname verschilt van deze tot gedwongen overdracht (“uitsluiting”) wat zal meespelen bij de interpretatie van het begrip gegronde redenen. Van bij de invoering van de geschillenregeling werd aangenomen dat in de procedure tot gedwongen overdracht de klemtoon ligt op het belang van de vennootschap terwijl bij de gedwongen overname het belang van de eisende vennoot doorslaggevend is (zie: S. De Geyter, “Gegronde redenen bij gedwongen overname (uittreding)” (noot onder Cass. 16 maart 2009), TBH 2009, 957 en de verwijzingen aldaar).

20. Eisende partij moet aantonen dat de gegronde redenen die hij aanvoert, van die aard zijn dat van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij nog langer aandeelhouder van de vennootschap blijft (Cass. 16 maart 2009, www.juridat.be).

21. Meestal wordt aangenomen dat de onherroepelijke onmogelijkheid tot samenwerking tussen de vennoten het gevolg moet zijn van een gedraging of een toestand, gecreëerd door de verweerder, zonder dat deze daarom een fout heeft begaan of zich schuldig heeft gemaakt aan rechtsmisbruik (Brussel 13 mei 2004, TBH 2005, 408 (411); Brussel 21 april 2006, TBH 2006, 1040-1041).

Als voorbeeld kunnen gesteld worden: misbruik van meerderheid en gewichtige wanprestaties als vennoot zoals het beletten voor de andere aandeelhouder zijn controlerecht uit te oefenen of het niet respecteren van de formaliteiten inzake het bijeenroepen van de algemene vergadering.

22. Eisende partij moet bewijzen dat het gedrag van de verweerder aan de basis ligt van de onenigheid tussen de aandeelhouders, ook al is dit gedrag niet noodzakelijk foutief.

23. Eisende partij voert volgende, niet-limitatieve opsomming van, naar haar oordeel, gegronde redenen aan:

(1) ten onrechte verplaatsten van de maatschappelijke zetel, thans een fictieve zetel, (2) geen uitnodiging verzonden voor de algemene vergaderingen en niet of laattijdig neerleggen van de balansen, (3) het weigeren van het overmaken van de gevraagde informatie, (4) instellen van de onrechtmatige procedures om de balans op te smukken, (5) het maken van schulden, (6) benadeling door eerste verwerende partij van tweede verwerende partij en eisende partij, (7) het voeren van een onregelmatige boekhouding, (8) niet meewerken aan de regularisatie van een door verweerders gemaakte bouwovertreding.

24. Uit de stukken 18, 19 en 20 van eerste verwerende partij blijkt dat eisende partij op de hoogte was van de door haar aangevoerde zogenaamde “mistoestanden” en nooit enige klacht hierover heeft geuit. Uit dezelfde stukken blijkt ook dat het haar recht op informatie en tot onderzoek en controle niet door eerste verwerende partij werd miskend. Het is voorbarig om in het kader van huidige gerechtelijke procedure uitspraak te doen over de overige gerechtelijke procedures die tussen partijen hangend zijn. De voorzitter gaat hier dan ook niet op in.

25. Eisende partij levert derhalve niet het bewijs van het bestaan van de gegronde redenen. De vordering van eisende partij is ongegrond.

26. Daar staat tegenover dat uit de stukken blijkt dat eisende partij gedurende de periode 2007-2012 verantwoordelijk was voor de administratieve en boekhoudkundige zijde van de vennootschap.

Zij heeft daarvoor de nodige competenties zoals blijkt uit stuk 18a van eerste verwerende partij. Dat eisende partij de administratie van de BVBA I-Casa deed blijkt ook uit de verklaring van een medewerkster van een extern boekhoudkantoor (stuk 18c bundel verwerende partij): “Bevestigen dat vóór Jenna's beheer, Sien de verantwoordelijke was voor het verwerken van de aan- en verkoopfacturen lijkt me nodige via een verklaring van kantoor uit (ondertekend door Werner zelf niet van mij?). Vandaar dat ik de nodige tijdregistraties van ex-collega Nancy al had verzameld daar deze in de opstartjaren vooral verantwoordelijk was voor het nazicht van Sien haar geleverde prestaties.” Evenals uit een verklaring van de externe boekhouder (stuk 18de bundel eerste verwerende partij): “1° Sociaal secretariaat H.D.I. VZW mij formeel bevestigde dat mevrouw H.V. de loonadministratie verzorgde voor BVBA I-Casa en voor Studio S; 2° dat mevrouw H.V. heeft ingestaan voor de boekhoudkundige verwerking van de aan- en verkoopfacturen en creditnota's, welke wij van haar mochten ontvangen (kostenplaatsen is intern en werd niet geverifieerd, tevens onduidelijk wegens geen adressen werven);

Eisende partij had, derhalve, in tegenstelling tot wat zij voorhoudt, een beeld van de wijze waarop de facturatie van de diensten voor de vennootschap gebeurde.

27. Verwerende partij in gedwongen tussenkomst is de echtgenoot van eisende partij en heeft ervaring als bestuurder van vennootschappen.

Verwerende partij in gedwongen tussenkomst heeft drie overeenkomsten afgesloten met het oog op het bekomen van de BVBA I-Casa (opties op aandelen aan vaste prijs en zonder vergoeding voor de optie) en op het overnemen van het handelspand.

28. De BVBA I-Casa wordt via deze aandelenopties geconfronteerd met een partij die later aandeelhouder kan worden van de BVBA I-Casa. Het is in die optiek bijzonder eigenaardig dat eisende partij de uittrede vordert zonder erbij te vermelden wat er moet gebeuren met de opties die verwerende partij in gedwongen tussenkomst bezit. Zij geeft zelf te kennen dat zij uit de vennootschap wil treden maar tegelijkertijd blijft ze via de opties van haar echtgenoot, verweerder in gedwongen tussenkomst, toch verbonden met de vennootschap. Dit is een heel tegenstrijdige (proces-)houding.

29. Voormelde gedragingen van eisende partij in collusie met verwerende partij in gedwongen tussenkomst bedreigen het belang van de BVBA I-Casa en in essentie haar continuïteit. Dit maakt een gegronde reden tot uitsluiting uit die voldoende ernstig is en het bestaan van de BVBA I-Casa in het gedrang brengt. Het past dan ook eisende partij te veroordelen tot de overdracht van haar aandelen en verwerende partij in gedwongen tussenkomst te veroordelen tot de gedwongen overdracht van de aandelenopties.

30. De tegenvordering van eerste verwerende partij is derhalve gegrond.

31. Partijen zijn het niet eens over de waarde van de over te dragen aandelen. Zij vorderen (subsidiair) de aanstelling van een deskundige.

32. Het deskundigenonderzoek is een onderzoeksmaatregel waarbij de tussenkomst van een deskundige wordt bevolen om de rechter in staat te stellen een beter inzicht te krijgen in de technische aspecten van het geschil dat hem wordt voorgelegd, zowel wat de feiten als hun oorzaken en gevolgen betreft (T. Lysens en L. Naudts in D. De Buyst, P. Kortleven en T. Lysens (eds.), Bestendig handboek deskundigenonderzoek, Diegem, Kluwer, 2001, losbl., III.1.1).

Inzake het deskundigenonderzoek geldt het subsidiariteitsbeginsel (D. Scheers en P. Thiriar, Het gerechtelijk recht in de hoogste versnelling, Antwerpen, Intersentia, 2008, 123). De rechter moet de keuze van de onderzoeksmaatregel beperken tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet (art. 875bis Ger.W., ingevoegd bij de wet van 15 mei 2007 betreffende het deskundigenonderzoek). De regel van de subsidiariteit van het deskundigenonderzoek houdt in dat de rechter eerst moet nagaan of hij zich niet op een andere manier kan laten voorlichten (Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2540/007). Een expertise brengt immers aanzienlijke kosten mee, vertraagt de procedure en draagt bij tot de gerechtelijke achterstand (M. Castermans, De hervorming van het deskundigenonderzoek, Gent, Story Publishers, 2007, 12-13). Dit impliceert ook dat partijen in eerste instantie zelf de bewijslast moeten vervullen en niet blindelings hun toevlucht kunnen nemen tot een gerechtelijke expertise (Antwerpen 21 november 2007, nr. 3904, Rep. 2007/8783, onuitg.).

33. Bij gebrek aan voldoende bijgebrachte objectieve gegevens om de waardering van de aandelen van de vennootschap zelf door te voeren, en vermits de partijen geen overeenstemming konden bereiken hieromtrent, is het in casu aangewezen het advies in te winnen van een deskundige.

34. De keuze van de datum waarop men zich plaatst voor de waardering, de zogeheten “peildatum” is zowel bij uittreding als bij uitsluiting een belangrijk element. De peildatum bepaalt immers tot hoelang de uitgesloten of uitgetreden aandeelhouder blijft delen in het ondernemingsrisico (d.w.z. in de eventuele waardetoename of -afname van de aandelen).

35. Het Hof van Cassatie besliste bij arrest van 9 december 2010:

De waarde van de aandelen moet worden geraamd op het tijdstip waarop de rechter de overdracht ervan beveelt, aangezien het recht op betaling van de prijs van de aandelen ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht ervan.

Die raming moet gebeuren met het oog op continuïteit.

Daarbij mag geen rekening worden gehouden met de invloed van het gedrag van partijen op de toestand die tot het instellen van de vordering heeft geleid en op de er opvolgende heropleving van de vennootschap.

36. In een recent cassatiearrest van 21 februari 2014 verduidelijkt het Hof van Cassatie voormelde rechtspraak inzake een vordering tot uitsluiting in een revisorenvennootschap, die kort na de overname en peildatum als gevolg van een (verondersteld) foutieve gedraging van de verweerder in uitsluiting een aantal mandaten zou zijn kwijtgespeeld. De expert en de eerste rechter hadden met het bestaan van deze mandaten geen rekening meer gehouden bij de waardering, op grond van het gegeven dat de eiser slechts moest betalen voor wat hij ook effectief kreeg. De beroepsrechter oordeelde echter dat deze mandaten wel degelijk moesten worden meegenomen, en dat de objectieve waardebepaling (abstractie makend van de gedragingen van de partijen in gevolge het conflict en/of de procedure) te onderscheiden is van de parallel ingestelde procedure in schadevergoeding. Als gevolg daarvan moest de eiser in uitsluiting dus een hogere prijs betalen, en het verlies van de mandaten vervolgens maar recupereren in het kader van de lopende schadevergoedingsprocedure. Het Hof van Cassatie verwerpt de voorziening tegen dit arrest.

37. Uit deze rechtspraak moet worden afgeleid dat in het kader van een uitsluitingsprocedure volgens het Hof de waardering van de aandelen van de uitgesloten aandeelhouder(s) verplicht moet plaatsvinden op het ogenblik waarop de eigendomsoverdracht van de aandelen is bevolen. In het arrest wordt het arrest van het hof van beroep door het Hof van Cassatie verbroken, omdat het de peildatum op een eerder tijdstip had geplaatst, en aldus geen rekening hield met de intussen vastgestelde, doch enkel aan de eisende aandeelhouder te danken, stijging van de waardeaandelen. Daar waar de bodemrechter bij uittreding nog enige manoeuvreerruimte heeft (zie Cass. 5 oktober 2012) is de regel bij uitsluiting onwrikbaar.

38. In casu betreft het een vordering tot uitsluiting. Inzake uitsluiting moeten de aandelen worden gewaardeerd op het ogenblik dat de overdracht wordt bevolen omdat dan het recht op de prijs ontstaat. Bij de waardering moet bovendien abstractie worden gemaakt van de omstandigheden die hebben geleid tot de vordering tot uitsluiting en de gedragingen van de partijen als gevolg van die vordering. Er moet derhalve een onderscheid worden gemaakt tussen de objectieve waardebepaling en een eventuele vordering tot schadevergoeding (zie R. Tas en W. Van Gaver, “De geschillenregeling: actuele Highlights uit een evergreen” in Vennootschaps- en Financieel recht, Themis, academiejaar 2014-15, nr. 89, p. 101 et seq.).

39. Het past de BVBA I-Casa te veroordelen tot betaling van de provisie van de deskundige.

40. Gelet op het bovenstaande zijn de overige middelen zonder belang voor de beoordeling van de zaak.

5.2. Over de overige vorderingen van eisende partij

41. Eisende partij vordert de voorzitter:

1) een voorlopig bewindvoerder te horen aanstellen met de meest uitgebreide bevoegdheid;

2) het bezorgen van de volledige analytische boekhouding en alle verantwoordingsstukken, via informatiedrager of kopiename te bezorgen aan eiseres binnen de 72 uur na betekening van het vonnis onder verbeurte van een dwangsom van 1.000 EUR/dag. Bovendien het ten laste leggen van de door eiseres aan te stellen accountant;

3) de voorlegging in procedure van volgende stukken:

- historiek van alle financiële rekeningen sedert oprichting met onderliggende boekhoudkundige stukken alsook overzicht op welke manier alle leveranciers betaald;

- alle aan- en verkoopfacturen sedert oprichting;

- alle prijsoffertes uitgeschreven door eiseres alsmede ontvangen bestelbons, en bijhorende dagboeken met bijhorende boekhoudkundige verantwoordingsstukken;

- alle dagboeken en bijhorende stukken sedert oprichting;

- kasboek sedert oprichting;

- aanwervingslijst voor de investeringen, detail posten voorraden/bestellingen in uitvoering en geproduceerde vaste activa sinds oprichting, details sinds oprichting “per project” van de gebruikte goederen/voorraden (aan de hand van leveringsfacturen), kosten (detail aan de hand van facturen) en facturatie verkopen (tot definitieve oplevering);

- historiek R/C vennoten sedert oprichting tot op heden en de onderliggende boekhoudkundige stukken die elke boeking kunnen verantwoorden;

- overzicht intercompany rekeningen tussen I-Casa en de vennootschappen waar J.V.D. zaakvoerder is of was met alle verantwoordingsstukken sinds de oprichting van I-Casa;

- overzicht van de private investeringen sedert oprichting uitgevoerd door I-Casa en alle boekingen die hiermee verband houden;

- kopie van de rekeninguittreksels eiseres sinds oprichting;

- kopie getekende versie algemene vergadering sinds oprichting alsook kopies getekende jaarrekeningen sinds oprichting tot op heden, alsook van de aanwezigheidslijsten op deze algemene vergaderingen;

- staat active en schulden tot op heden. Lijst onbetaalde facturen. Gedetailleerde doorlichting van lijst handelsvorderingen en schulden en desgevallend de overeenkomsten met de schuldeisers;

- lijst BTW/RSZ/belastingen of andere overheidsschulden;

- liquiditeitspositie op heden en overzicht behoeften voor de komende maanden; gedetailleerde kasplanning met detail van de te verwachten uitgaven;

- detail van de nog af te werken panden of werken in uitvoering en alle contractuele verbintenissen; detailplan van aanpak tot afwerking en liquiditeitsbehoefte;

- overzicht van alle vonnis en arresten, lijst deurwaarders vorderingen en/of incassobureaus;

- kopie van alle ontvangen aangetekende zendingen sinds 2013;

- lijst van alle boetes, penaliteiten, bezwaren of andere klachten/conflicten/betwistingen en erop betrekking hebbende briefwisseling.

- overzicht van alle advocaatkosten van I-Casa.

5.2.1. Algemene principes

42. De geschillenregeling is een procedure voor de voorzitter van de rechtbank van koophandel zetelend zoals in kort geding, van het arrondissement waar de vennootschap haar zetel heeft (art. 335 W.Venn.).

De bevoegdheid van de voorzitter zoals in kort geding is in principe beperkt tot de bij wet toegewezen vorderingen tot uittreding en uitsluiting.

De wet zelf (art. 434 et seq. W.Venn.) verleent aan de voorzitter bepaalde bijkomende bevoegdheden, die doelgebonden verbonden zijn aan de geschillenbeslechtingsprocedure, teneinde het nut en de doelmatigheid van de gedwongen overdracht van aandelen tussen aandeelhouders te kunnen beslechten. Zo bijvoorbeeld om rechten verbonden aan de over te dragen aandelen te schorsen en uitspraak te doen over de rechtmatigheid van overdrachtsbeperkingen verbonden aan de over te dragen aandelen.

Daarnaast wordt aanvaard dat de voorzitter bevoegd is om overeenkomstig artikel 19, tweede lid Ger.W. andere voorlopige maatregelen te bevelen, zoals bijvoorbeeld de voorlegging van stukken of de opschorting van bepaalde rechten verbonden aan aandelen (Overzicht, TPR 2012, 520-521, nr. 473, met verwijzing naar Overzicht, TPR 2000, p. 440, nr. 431; Brussel 7 september 1999, JDSC 2002, 411, RPS 2000, 335, noot W. Derijcke; Voorz. Kh. Hasselt 30 maart 2001, TRV 2001, 428).

Voorts lijkt er evenmin discussie te bestaan over de bevoegdheid van de voorzitter om betwistingen over de hoedanigheid van eiser en verweerder te beslechten, nu die betwistingen de ontvankelijkheid van de vordering tot uitsluiting of uittreding raken (Overzicht, TPR 2012, 520-521, nr. 473, met verwijzing naar Overzicht, TPR 2000, p. 440, nr. 431; Brussel 7 september 1999, JDSC 2002, 411, RPS 2000, 335, noot W. Derijcke; Voorz. Kh. Hasselt 30 maart 2001, TRV 2001, 428).

43. Krachtens artikel 334 (BVBA) respectievelijk 636 W.Venn. (NV) kan de vordering tot uitsluiting, c.q. (per analogie) de vordering tot uittreding, slechts worden ingesteld tegen vennoten/aandeelhouders en dit door één of meer vennoten/aandeelhouders. De geschillenregeling betreft vorderingen tussen vennoten/aandeelhouders.

Hoewel derden (bv. schuldeisers van de vennootschap) ter ondersteuning van een partij vrijwillig kunnen tussenkomen in een procedure tot uittreding of uitsluiting, moeten zowel eiser als verweerder vennoot/aandeelhouder zijn. Een vordering tot uittreding of uitsluiting ingesteld door of tegen een niet-aandeelhouder moet worden afgewezen.

Vandaar de vaste rechtspraak en rechtsleer (Overzicht, TPR 2012, 520-521, nrs. 473 et seq.):

De voorzitter zoals in kort geding zal aldus geen uitspraak kunnen doen over andere vennootschapsgeschillen zoals bijvoorbeeld een aansprakelijkheidsvordering tegen bestuurders (2135), een vordering tot nietigverklaring of uitvoering van een overeenkomst tot aandelenoverdracht (2136), het bindende karakter van een samenwerkingsovereenkomst (2137), de opzegging van een samenwerkingsovereenkomst (2138) of een vordering tot ontbinding (2139).

Daarnaast wordt quasi unaniem aanvaard dat de voorzitter in het kader van de geschillenregeling niet bevoegd is om uitspraak te doen over bijvoorbeeld de verplichte terugbetaling of overname van de vordering in rekening-courant die de uittredende of uitgesloten vennoot heeft op de vennootschap (2140), of de beëindiging van een borgstelling van die vennoot ten gunste van de vennootschap (hoewel dit volgens bepaalde rechtsleer te betreuren valt).

Recent heeft het Hof van Cassatie de voorgaande principes van beperkte en bijzondere (toegewezen) bevoegdheid nog eens uitdrukkelijk bevestigd (2142) met betrekking tot een vordering tot terugbetaling van de advocatenkosten, gemaakt door de eiser in een (succesvolle) uittredingsprocedure. De materiële bevoegdheid van de voorzitter zetelend zoals in kort geding strekt zich niet uit tot de toekenning van een schadevergoeding (2143). Het Hof benadrukte daarbij dat de geschillenregeling niet gegrond is op een fout van de verweerder, maar een objectieve regeling van een aandeelhoudersgeschil tot doel heeft, zodat er geen aanleiding bestaat tot vergoeding van de advocatenkosten als onderdeel van de 'schade'(2144). Deze specifieke problematiek is inmiddels achterhaald door de wet van 21 april 2007 inzake de verhaalbaarheid van erelonen en kosten van een advocaat.

Ten slotte wordt de beperkte bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van koophandel, zetelend zoals in kort geding, ook vaak aangehaald ter ondersteuning van de stelling dat de peildatum voor de waardering van aandelen niet mag worden teruggeplaatst op het ogenblik van de gegronde reden. Enkel de rechter ten gronde en niet de voorzitter zetelend zoals in kort geding zou immers bevoegd zijn voor vorderingen tot schadevergoeding voor beweerd foutieve handelingen (2145) (Overzicht, TPR 2012, 520-521, nrs. 473 et seq.).

44. Voor de volledigheid heeft de wet ook zelf bepaalde rechtsmiddelen verijdeld, hetzij respectievelijk een zeker gedrag/handelwijze opgelegd. Tegen een beschikking van de voorzitter die de schorsing van stemrechten heeft opgelegd tegen de uitgetreden of uitgesloten vennootschap kan evenmin hoger beroep worden ingesteld, en dit expressis verbis volgens de wet zelf (art. 336 W.Venn.). Gedurende de gehele procedure is het overigens verboden voor de gedaagde partij om haar aandelen te vervreemden of erover te beschikken, of nog, deze te bezwaren (art. 336 W.Venn.).

45. De procedure zoals in kort geding (procedure ten gronde op de wijze van het kort geding met toegewezen beperkte bevoegdheid; uitspraak met gezag van gewijsde) moet worden onderscheiden van een procedure in (gewoon) kort geding (beperkt tot uitspraak bij voorraad en vereiste van spoedeisendheid en uitspraak op grond van schijn van recht).

De materiële bevoegdheid is van openbare orde. Dagvaarding voor de verkeerde rechtbank of het verkeerde orgaan van de rechtbank leidt gebrek aan rechtsmacht.

46. De voorzitter zoals in kort geding heeft aldus een bijzondere, beperkte en uitdrukkelijk door de wet toegewezen bevoegdheid, waardoor enkel hetgeen het voorwerp uitmaakt van deze procedure tot zijn bevoegdheid behoort. Reden waarom ook een snelle procedure zoals in kort geding kan gerechtvaardigd worden (als uitzondering op bodemprocedure met het normale tijdsverloop) en reden waarom dit ook zo aangehouden kan worden in de praktijk. De minste afwijking of uitbreiding van bevoegdheden kan aanleiding geven tot verzanding van deze procedure wegens incidentele vorderingen en kan de efficiëntie van deze procedure torpederen om snel uitspraak te verkrijgen over gedwongen overdracht (in ruil voor betaling prijs) en torpedeert het doeleinde van de wetgever en de pragmatische oplossing die zij biedt.

47. De vennootschap moet uit kracht van wet gedaagd worden in zake (luidens art. 335, tweede lid en 637, tweede lid W.Venn.), en heeft enkel een beperkte rol te spelen:

- luidens de wettekst om alle (andere) aandeelhouders en het bestuursorgaan op de hoogte te brengen van de uitsluitings- of uittredingsprocedure;

- om het vonnis haar gemeen en tegenstelbaar te horen verklaren; en dus ook om de gewijzigde aandeelhoudersverhouding te doen erkennen en tegenstelbaar te verklaren aan de vennootschap; desgevallend het bestuursorgaan te dwingen de aandeelhoudersregisters aan te passen;

- om desgevallend haar eigen belang te verdedigen;

- desgevallend om bepaalde gerechtskosten te dragen inzake RPV en/of deskundigenonderzoek indien deze niet ten laste van de aandeelhouders gelegd worden.

De vennootschap is geen volwaardige procespartij.

48. Doch, ook in omgekeerde zin kan geen vordering worden ingesteld tegen de vennootschap als volwaardige procespartij. Dit werd onlangs bevestigd door het hof van beroep te Gent (gespecialiseerde vennootschapskamer; 7de k.) in een arrest van 30 juni 2014 (stuk 21 bundel eerste verwerende partij).

49. In een ander arrest van de 7de kamer van het hof van beroep te Gent (22 september 2014) wordt een zelfde redenering gehanteerd, waar de vennootschap “mede in zake was gedaagd” in hoger beroep, en dus niet als volwaardige procespartij. Het hof oordeelde dat aldus geen vordering kon worden ingesteld in het kader van deze procedure (met dit rolnr.) en het hof veroordeelde de appellant die rechtstreeks een vordering had ingesteld tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding (zie stuk 22 bundel verwerende partij).

5.2.2. Toepassing in concreto
Over de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder

50. De aanstelling van een voorlopige bewindvoerder is in essentie een vordering tegen de vennootschap (cf. bij analogie een vordering tot nietigheid van een besluit van een vennootschapsorgaan welke eveneens een vordering betreft tegen de vennootschap; de organen worden zoals gekend, geacht rechtstreeks te handelen in naam en voor rekening van de vennootschap met onmiddellijke toerekening). Dit valt buiten de specifieke en doelmatige materiële bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank zoals in kort geding. De vennootschap is als zodanig niet als actieve en volwaardige procespartij betrokken in deze procedure en dit uit kracht van wet.

51. De voorzitter heeft derhalve geen rechtsmacht om kennis te nemen van dit onderdeel van de vordering.

Vordering tot onderzoeks- en controlerecht

52. Dit recht behoort toe aan een vennoot, doch de vordering tot afdwinging ervan moet eveneens ingesteld worden tegen de vennootschap.

De (buitengerechtelijke) uitoefening van de individuele onderzoeks- en controlebevoegdheid ex artikelen 166-167 W.Venn. is een recht dat moet uitgeoefend worden ten aanzien van de vennootschap (de vennoot die zijn individuele onderzoeks- en controlebevoegdheid uitoefent, heeft dezelfde bevoegdheden als een commissaris (Kh. Hasselt (KG) 19 december 1993, TRV 1998, 535.)). De vordering tot veroordeling/afdwinging in rechte van deze vordering moet derhalve ingesteld worden tegen de vennootschap.

53. Bij gebrek aan toelating door de vennootschap (en haar bestuursorganen) is het is aan de vennootschap (en desgevallend mede aan de bestuursorganen) dat moet worden bevolen dat de vennoot en zijn accountant, waarvan de vergoeding ten laste komt van de vennootschap, inzage moeten geven van alle boekhoudkundige bescheiden over de laatste 3 jaar (Voorz. Kh. Dendermonde (KG) 1 maart 1989, TRV 1989, 223, noot K. Geens).

De inzage moet immers gebeuren in boekhoudkundige bescheiden, en het is de vennootschap die deze moet toelaten (en ook de bestuursorganen zullen de eerste toetsing dienen door te voeren op goede trouw en rechtsmisbruik, evenals op bescherming van zakengeheimen en het belang van de vennootschap).

De vennoot die zijn individuele onderzoeks- en controlebevoegdheid uitoefent, heeft dezelfde bevoegdheden als een commissaris (Kh. Hasselt (KG) 19 december 1993, TRV 1998, 535.) Het betreft een inzage in de boeken, brieven, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van de vennootschap (art. 137, § 1 W.Venn.). Naar analogie van de commissaris zal dergelijke controle het nagaan van (strikt) boekhoudkundige operaties, en/of de risico's behelzen die op de vennootschap wegen (H. Olivier, “Nouveau régime du contrôle et fonctions du commissaire”, Ann.dr.Lg. 1985, 37).

Deze vordering is aldus een vordering die moet worden ingesteld tegen de vennootschap als volwaardige procespartij.

54. De voorzitter heeft derhalve geen rechtsmacht om kennis te nemen van dit onderdeel van de vordering.

Vordering tot vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek

55. Artikel 168 W.Venn. luidt: “Op verzoek van één of meer vennoten die ten minste 1% hebben van het geheel aantal stemmen, of die effecten bezitten die een gedeelte van het kapitaal vertegenwoordigen ter waarde van ten minste[1.250.000 EUR], kan de rechtbank indien er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen, één of meer deskundigen aanstellen om de boeken en de rekeningen van de vennootschap na te zien en ook de verrichtingen die haar organen hebben gedaan.

De motivering in de overwegingen, en de beschikking, van de dagvaarding van eiseres gaan kennelijk verder dan een gewoon deskundigenonderzoek. Eiseres spreekt immers letterlijk over een “audit”, en over een “onderzoek” van de boeken en stukken van de vennootschap.

Deze procedure kan niet zoals in kort geding worden gevoerd.

56. De voorzitter heeft geen rechtsmacht om kennis te nemen van dit onderdeel van de vordering.

6. Het beschikkende gedeelte

Op grond van de bovenstaande overwegingen neemt de voorzitter volgende beslissing.

De voorzitter voegt de zaken gekend onder de rolnummers A/14/53275 en A/14/54719.

De voorzitter verklaart de vordering van eisende partij en verwerende partij in gedwongen tussenkomst ontvankelijk maar niet gegrond.

De voorzitter verklaart de vordering van eerste verwerende partij ontvankelijk en gegrond in de volgende mate:

De voorzitter beveelt dat eisende partij (mevrouw H.V.) al haar aandelen in de BVBA I-Casa aan eerste verwerende partij (de heer J.V.D.) moet overdragen binnen de 10 dagen na de betekening van het vonnis.

De voorzitter beveelt dat verwerende partij in gedwongen tussenkomst (de heer P.N.) al zijn aandelenopties in de BVBA I-Casa aan eerste verwerende partij (de heer J.V.D.) moet overdragen binnen de 10 dagen na de betekening van het vonnis.

Alvorens verder recht te doen stelt de voorzitter de heer G.D.C. (…) aan met als opdracht:

- partijen samen te roepen en zich alle dienstige gegevens en documenten te laten ter beschikking te stellen;

- een niet bindend advies te geven over de waarde van de aandelen en de aandelenopties van de BVBA I-Casa op het ogenblik van de overdracht van de aandelen en de aandelenopties en dit aan de hand van een gewogen gemiddelde van de drie gebruikelijke waarderingsmethodes (de substantiële waarde, de rendementswaarde en de cashflowwaarde), in functie van de aard van de onderneming en te motiveren waarom hij aan de ene waarderingsmethode gebeurlijk meer gewicht toekent dan aan de andere;

- te pogen partijen te verzoenen, en in geval van verzoening een schriftelijk protocol op te stellen van het akkoord tussen partijen, het door partijen te laten ondertekenen en een kopie daarvan neer te leggen op de griffie van deze rechtbank;

- in geval van niet-verzoening een schriftelijk en gemotiveerd voorverslag aan partijen en hun raadslieden toe te sturen met verzoek hun opmerkingen te ontvangen binnen een redelijke termijn die hij zal bepalen;

- vervolgens deze opmerkingen te beantwoorden, en in een definitief en onder eed bevestigd verslag zijn advies te geven over de hierboven in de opdracht omschreven punten;

- van zijn vaststellingen een geschreven verslag te maken (met toestemming om de bijlagen op een elektronische drager aan het verslag te voegen), het besluit van dit verslag op te stellen in doorlopende tekst en niet onder de enkele verwijzing naar de overeenkomstige passussen van zijn voorverslag of stukken van het dossier en neer te leggen bij de griffie van de rechtbank van koophandel, met kopie aan alle partijen;

- de voorzitter alle nuttige inlichtingen te verschaffen die kunnen bijdragen tot de beslechting van het geschil.

De voorzitter zegt dat deze beslissing door de griffie binnen de 5 dagen bij gerechtsbrief ter kennis zal worden gebracht aan de deskundige en per gewone brief aan de partijen en hun raadslieden en, in voorkomend geval, bij gerechtsbrief aan de partijen die verstek hebben laten gaan;

Zegt dat de deskundige over een termijn van 8 dagen na de kennisgeving van deze beslissing overeenkomstig artikel 972, § 1, tweede lid Ger.W. zal beschikken om desgewenst de opdracht met behoorlijk omklede redenen te weigeren bij een ter post aangetekende brief aan de partijen die verstek hebben laten gaan en bij gewone brief, per fax of elektronische post aan de verschenen partijen en hun raadslieden evenals aan de rechter;

Zegt dat de deskundige na de kennisgeving door de griffie van onderhavige beslissing overeenkomstig artikel 972, § 1, tweede lid Ger.W. of, in voorkomend geval, na kennisgeving van de consignatie van het voorschot overeenkomstig artikel 987 Ger.W., over 15 dagen beschikt teneinde de plaats, de dag en het uur van de aanvang van zijn werkzaamheden mee te delen bij een ter post aangetekende brief aan de partijen en bij gewone brief aan de raadslieden, tenzij hij van de partijen en de raadslieden toestemming heeft gekregen om gebruik te maken van een andere oproepingswijze;

Zegt dat de deskundige na de kennisgeving door de griffie van onderhavige beslissing overeenkomstig artikel 972, § 1, tweede lid Ger.W. of, in voorkomend geval, na kennisgeving van de consignatie van het voorschot overeenkomstig artikel 987 Ger.W., over 15 dagen beschikt teneinde de plaats, de dag en het uur van de aanvang van zijn werkzaamheden mee te delen bij gewone brief aan de rechter;

Zegt dat de deskundige in de loop van zijn opdracht zelf zal bepalen of het noodzakelijk is om al dan niet een beroep te doen op technische raadgevers;

Zegt dat de deskundige aan de partijen zelf een raming zal laten geworden van de algemene kostprijs van het deskundigenonderzoek of tenminste van de manier waarop zijn/haar kosten en ereloon en de kosten en het ereloon van de eventuele technische raadgevers zullen berekend worden;

Bepaalt het bedrag van het voorschot dat door de BVBA I-Casa moet worden geconsigneerd ter griffie binnen de 15 dagen na de kennisgeving door de griffie van onderhavige beslissing overeenkomstig artikel 972, § 1, tweede lid Ger.W. op 3.000 EUR (inclusief btw);

Bepaalt het redelijk deel van het voorschot dat kan worden vrijgegeven aan de deskundige op 2.000 EUR;

Zegt dat het eindverslag moet worden neergelegd ten laatste op 8 februari 2016.

Roept bij niet neerlegging van het verslag de partijen en de deskundige voor een controlevergadering ter zitting van 26 februari 2016 om 9u in raadkamer. Dit vonnis geldt als enige kennisgeving;

Zegt dat het verloop van het deskundigenonderzoek zal worden opgevolgd, door de voorzitter van de kamer bevoegdheden voorzitters (art. 972, § 2, zesde lid Ger.W.: “De rechter die het deskundigenonderzoek heeft bevolen of met de controle ervan is belast, zit de installatievergadering voor”. Het deskundigenonderzoek wordt opgevolgd door de rechter die het heeft bevolen of de daartoe aangewezen rechter (art. 973, § 1 Ger.W.));

Verzoekt de deskundige de briefwisseling te adresseren aan de voorzitter van de kamer van de bevoegdheden voorzitter met als referentie “AR 14/53275”;

Wijst de deskundige op artikel 509quater Sw. dat luidt: “Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd euro tot vijftienhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft de deskundige die, wetende dat een rechtstreekse betaling niet toegelaten is, deze toch aanvaardt van een partij in het geding”;

Verwijst de zaak voor het overige naar de bijzondere rol;

Houdt de beslissing over de kosten aan.