Article

Hof van Cassatie, 29/10/2015, R.D.C.-T.B.H., 2016/3, p. 220-221

Hof van Cassatie 29 oktober 2015

VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST
Gevolgen overeenkomsten t.a.v. derden - Pauliaanse vordering - Gerechtelijk recht - Begrippen - Onsplitsbaarheid
Krachtens artikel 31 Gerechtelijk Wetboek is het geschil enkel onsplitsbaar in de zin van dit artikel, wanneer de gezamenlijke tenuitvoerlegging van de onderscheiden beslissingen waartoe het aanleiding geeft, materieel onmogelijk zou zijn.
De pauliaanse vordering (art. 1167 BW) strekt tot vergoeding van de schade die de bedrieglijke verarming van de schuldenaar aan de schuldeiser berokkent. Betreft de bedrieglijke handeling de overdracht van een vermogensbestanddeel aan een derde, dan bestaat de vergoeding in beginsel hierin dat die overdracht aan de agerende schuldeiser niet tegenwerpelijk is.
De vordering ingesteld door de schuldeiser op grond van artikel 1167 Burgerlijk Wetboek tegen de derde-verkrijger, strekkende tot de niet-tegenwerpelijkheid aan de schuldeiser van de overdracht van een onroerend goed, verricht door de schuldenaar aan de derde, betreft geen onsplitsbaar geschil. Het is bijgevolg niet noodzakelijk om de schuldenaar of diens rechtsopvolgers in het geding te betrekken, opdat de pauliaanse vordering ontvankelijk zou zijn.
OBLIGATIONS CONVENTIONNELLES
Effets des conventions à l'égard des tiers - Action paulienne - Droit judiciaire - Indivisibilité
L'article 31 du Code judiciaire dispose que le litige n'est indivisible au sens de l'article 1053 du Code judiciaire, que lorsque l'exécution conjointe des décisions distinctes auxquelles il donnerait lieu, serait matériellement impossible.
L'action paulienne (art. 1167 C. civ.) tend à l'indemnisation du dommage causé au créancier par l'appauvrissement frauduleux du débiteur. Si l'acte frauduleux concerne la cession, par le débiteur, d'un élément patrimonial à un tiers, l'indemnisation consiste, en principe, dans l'inopposabilité de la cession au créancier agissant.
L'action intentée par le créancier en vertu de l'article 1167 du Code civil contre le tiers-bénéficiaire, visant à obtenir l'inopposabilité de la cession au créancier d'un bien immeuble, effectuée par le débiteur à un tiers, n'est pas un litige indivisible. Il n'est par conséquent pas nécessaire d'attraire le débiteur ou ses ayants droit à la cause, pour que l'action paulienne soit recevable.

Belgische Staat, De ontvanger der directe belastingen te Mechelen vennootschappen 4, De ontvanger der BTW Mechelen, Mr. M. Lambrechts q.q. curator en Mr. E. De Ridder q.q. curator / V.S., B.S. en A.S.

Zet. E. Dirix (afdelingsvoorzitter als voorzitter), K. Mestdagh, G. Jocqué, B. Wylleman en K. Moens (raadheren)
OM: A.Van Ingelgem (advocaat-generaal)
Pl.: Mr. W. van Eeckhoutte
Zaak: C.15.0060.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 2 juni 2014.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft op 14 juli 2015 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Afdelingsvoorzitter E. Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling

1. Krachtens artikel 31 Gerechtelijk Wetboek is het geschil enkel onsplitsbaar in de zin van dit artikel, wanneer de gezamenlijke tenuitvoerlegging van de onderscheiden beslissingen waartoe het aanleiding geeft, materieel onmogelijk zou zijn.

2. Op grond van artikel 1167 Burgerlijk Wetboek kan een schuldeiser in eigen naam opkomen tegen handelingen die zijn schuldenaar heeft verricht met bedrieglijke benadeling van zijn rechten.

Deze pauliaanse vordering strekt tot vergoeding van de schade die de bedrieglijke verarming van de schuldenaar aan de schuldeiser berokkent.

Betreft de bedrieglijke handeling de overdracht van een vermogensbestanddeel door de schuldenaar aan een derde, dan bestaat de vergoeding in beginsel hierin dat die overdracht aan de agerende schuldeiser niet tegenwerpelijk is, zodat hij tot tenuitvoerlegging op het overgedragen vermogensbestanddeel kan overgaan.

3. De vordering ingesteld door de schuldeiser op grond van artikel 1167 Burgerlijk Wetboek tegen de derde-verkrijger, strekkende tot de niet-tegenwerpelijkheid aan de schuldeiser van de overdracht van een onroerend goed, verricht door de schuldenaar aan de derde, betreft geen onsplitsbaar geschil.

Het is bijgevolg niet noodzakelijk om de schuldenaar of diens rechtsopvolgers in het geding te betrekken, opdat de pauliaanse vordering ontvankelijk zou zijn.

4. De appelrechters stellen vast dat de pauliaanse vordering werd ingesteld door de eisers tegen de verweerders als derde-verkrijgers van het onroerend goed dat hen door de schuldenaar werd geschonken en oordelen dat aangezien de schuldenaar niet in het geding werd betrokken, zulks “gelet op het onsplitsbaar karakter van het geding, de niet-ontvankelijkheid tot gevolg [heeft] van de door de eisers ingestelde pauliaanse vordering”.

5. Door op die gronden te oordelen dat de pauliaanse vordering niet ontvankelijk is, verantwoorden zij hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent.

(…)