Gerecht van de Europese Unie 20 mei 2015
Timab Industries en Cie financière et de participations Roullier (CFPR)
Zaak: T-456/10 |
Deze zaak betreft het kartel inzake fosfaten voor diervoeder, waarvoor de Commissie zes producenten had beboet. Vijf van deze producenten werden beboet nadat zij de schikkingsprocedure hadden doorlopen. De zesde producent, Rollier Group (de verzoeker in deze zaak) had de schikkingsgesprekken echter afgebroken en kreeg een geldboete opgelegd overeenkomstig de “normale” administratieve procedure.
Verzoeker oordeelde dat de haar opgelegde boete (van ongeveer 60 miljoen euro) moest worden vernietigd. Tijdens de schikkingsgesprekken had de Commissie namelijk een lagere bandbreedte voor de boete naar voren geschoven, met een maximumbedrag van tussen 41 en 44 miljoen euro.
Het beroep wordt door het Gerecht verworpen. Het Gerecht stelt vast dat de Commissie zowel t.a.v. verzoeker als t.a.v. de schikkende ondernemingen dezelfde berekeningsmethode heeft toegepast, overeenkomstig de boeterichtsnoeren van de Commissie. Het verschil in het boetebedrag opgelegd aan verzoeker is te verklaren doordat de Commissie in het kader van de normale administratieve procedure een andere gemiddelde waarde van verkopen en andere verminderingsgronden heeft in aanmerking genomen. Het Gerecht benadrukt dat de Commissie tijdens de normale administratieve procedure niet gebonden is door de tijdens schikkingsgesprekken meegedeelde bandbreedte. Tijdens de normale procedure is de Commissie enkel gebonden door de punten van bezwaar en dient ze bovendien rekening te houden met nieuwe elementen. Verder stelt het Gerecht vast dat de Commissie de zaak correct had onderzocht en geen fouten had gemaakt bij de vaststelling van het boetebedrag.