Hof van Justitie 23 april 2015
LG Display Co. Ltd en LG Display Taiwan Co. Ltd.
Zaak: C-227/14 P |
Verschillende bij het lcd-schermen kartel betrokken ondernemingen - waaronder LG Display (“LGD”), een joint-venture van LG Electronics (50%) en Philips (50%) - werden in 2010 door de Europese Commissie beboet. LGD's beroep tegen het Commissiebesluit werd door het Gerecht grotendeels verworpen.
In hogere voorziening bij het Hof van Justitie stelt LGD in de eerste plaats dat het Gerecht ten onrechte had geoordeeld dat de Commissie bij de bepaling van de boete rekening mocht houden met de verkopen van LGD aan haar moederondernemingen. Het Hof stelt vast dat deze verkopen geen interne verkopen uitmaken, nu het Gerecht terecht had vastgesteld dat LGD en haar moeder niet één onderneming in de betekenis van artikel 101 VWEU vormen. De Commissie mocht bij de bepaling van het boetebedrag dan ook rekening houden met deze verkopen, die zijn gerealiseerd op een markt die, volgens het Hof, is beïnvloed door het bestaan van het kartel. In dit verband is niet relevant of de betrokken verkopen zelf zijn beïnvloed door het kartel (in casu was dit niet het geval, gelet op preferentiële tarieven voor dergelijke verkopen, vastgelegd in de joint venture overeenkomst tussen de moederondernemingen).
In de tweede plaats stelt LGD dat haar ten onrechte geen gedeeltelijke boete-immuniteit was toegekend voor het jaar 2005, ondanks de bewijsstukken die zij had aangedragen. Het Gerecht had vastgesteld dat (i) het Commissiebesluit hoofdzakelijk was gebaseerd op de bewijsstukken die LGD m.b.t. 2005 had aangedragen en (ii) de door LGD verstrekte inlichtingen daadwerkelijk een grotere bewijswaarde hadden dan de door een eerdere clementieverzoeker onthulde informatie. Het Hof van Justitie oordeelt evenwel dat terecht geen gedeeltelijke boete-immuniteit werd toegekend. Immers, de door LGD aangebrachte informatie betrof feiten die de Commissie reeds kende (op grond van de door een eerdere clementieverzoeker aangebrachte informatie).