Hof van beroep Antwerpen (4de k.)15 juni 2015
Zaak: 2013/AR/233 en 2013/AR/234 |
In het kader van een vaste samenwerking tussen een binnenschipper en een bedrijf werden regelmatig vracht- en liggeldfacturen uitgesteld, die zonder protest betaald werden. Bij de beëindiging van de samenwerking werd door het bedrijf voorgehouden dat een deel van de overliggelden ten onrechte aangerekend waren, en werd een terugbetaling gevorderd. Voor dergelijke vordering geldt de verjaringstermijn van artikel 59 van de wet rivierbevrachting, die van toepassing is op alle verbintenissen die uit het contract voortspruiten, en niet de algemene verjaringstermijn van 10 jaar die zou gelden voor een vordering o.g.v. onverschuldigde betaling.