Hof van Cassatie 8 mei 2015
Zaak: C.14.0248.N |
Volgens artikel 60 W.Venn. zijn, tenzij anders is overeengekomen, zij die in naam van een vennootschap in oprichting en vooraleer deze rechtspersoonlijkheid heeft verkregen, in enigerlei hoedanigheid een verbintenis hebben aangegaan, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk, behalve wanneer de vennootschap binnen 2 jaar na het ontstaan van de verbintenis het in artikel 68 W.Venn. bedoelde uittreksel heeft neergelegd en zij bovendien die verbintenis binnen 2 maanden na voormelde neerlegging heeft overgenomen. In dit laatste geval wordt de verbintenis geacht van het begin af door de vennootschap te zijn aangegaan.
In casu ging een promotor een aantal verbintenissen aan in naam van de vennootschap in oprichting en stelde in verband met deze verbintenissen enkele rechtshandelingen, inclusief de aankoop van een onroerend goed. De overname van deze verbintenissen door de vennootschap bevrijdt de promotor van deze verbintenissen. Bijgevolg wordt de promotor geacht nooit eigenaar te zijn geweest van de in naam van de vennootschap in oprichting verworven onroerende goederen.
Deze bevrijding heeft volgens het Hof van Cassatie tot gevolg dat zakelijke rechten door de promotor toegestaan op het onroerend goed, alsook beslagen gelegd op het goed door de schuldeisers van de promotor, zullen vervallen indien uitdrukkelijk melding wordt gemaakt op de aankoopakte overgeschreven op het hypotheekkantoor dat de aankoop gedaan werd in naam van de vennootschap in oprichting.