Article

Verkrijgen uitvoerbare titel na homologatie reorganisatieplan is mogelijk, R.D.C.-T.B.H., 2015/6, p. 585-586

CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord - Homologatie van het plan - Uitvoerbare titel - Belang om in rechte op te treden
Uit de artikelen 57 en 58 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen volgt dat een schuldvordering die in een gehomologeerd reorganisatieplan is opgenomen, slechts uitdooft na de volledige uitvoering van het plan.
De feitenrechter kan zonder schending van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek beslissen dat het belang dat de schuldeiser heeft bij zijn vordering tot betaling van reeds vervallen socialezekerheidsbijdragen op het ogenblik van dagvaarding, niet verdwijnt door de homologatie van het reorganisatieplan waarin zijn schuldvordering is opgenomen, op grond onder meer dat het belang dat aanwezig was op het ogenblik van dagvaarding, gedurende de ganse looptijd van het reorganisatieplan aanwezig blijft voor het geval de debiteur het reorganisatieplan niet stipt zou nakomen of niet tot het einde zou uitvoeren, tijdens de periode van reorganisatie eveneens het risico blijft bestaan van vereffening of faillissement, tegen de homologatie van het plan derdenverzet mogelijk is en de schuldeiser belang heeft om over een uitvoerbare titel te beschikken zodat hij, indien de intrekking van het reorganisatieplan zich zou voordoen, onmiddellijk zou kunnen uitvoeren en geen tijd meer hoeft te verliezen met het aanvragen van een titel.
CONTINUITÉ DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire par accord collectif - Homologation du plan - Titre exécutoire - Intérêt à agir en justice
Il ressort des articles 57 et 58 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises qu'une créance reprise dans un plan de réorganisation homologué ne s'éteint qu'à l'exécution complète du plan.
Le juge du fond peut, sans violer les articles 17 et 18 du Code judiciaire, décider que l'intérêt de l'action du créancier tendant au paiement des cotisations de sécurité sociale échues, ne disparaît pas du fait de l'homologation du plan de réorganisation reprenant sa créance, entre autres en raison du fait que l'intérêt qui existait au moment de l'introduction de l'action a persisté pendant toute la durée du plan de réorganisation pour le cas où la demanderesse n'exécuterait pas ponctuellement le plan, que le plan de réorganisation, qui n'est pas encore arrivé à expiration, pourrait ne pas être complètement exécuté, que le risque d'une liquidation ou d'une faillite subsiste également au cours de la période de réorganisation, que l'homologation du plan de réorganisation peut faire l'objet d'une tierce opposition et que le créancier a réellement intérêt à disposer d'un titre exécutoire de manière à pouvoir procéder immédiatement à l'exécution, sans perdre de temps à solliciter un titre, si le plan de réorganisation est révoqué.
Verkrijgen uitvoerbare titel na homologatie reorganisatieplan is mogelijk
Stan Brijs [1]

De in dit arrest beslechte vraag werd behandeld in dit tijdschrift in de bijdrage van Stan Brijs en Rubben Lindemans (“Over het verkrijgen van een uitvoerbare titel in het kader van de WCO”, TBH 2013, 723-740, in het bijzonder 725-729 en 739-740). De auteurs komen, zoals het Hof van Cassatie in het geannoteerd arrest van 13 oktober 2014, tot het besluit dat de RSZ een voldoende belang heeft in de zin van de artikelen 17-18 Ger.W. om een uitvoerbare titel te verkrijgen na de goedkeuring en homologatie van een reorganisatieplan. Wel stellen zij zich vragen bij het praktische nut van deze praktijk van de RSZ en leggen uit waarom in de meeste gevallen de RSZ zijn uitvoerbare titel niet daadwerkelijk zal kunnen aanwenden.

Het arrest van het Hof van Cassatie van 13 oktober 2014 is in lijn met de grote meerderheid van de rechtspraak (bv. Arbh. Gent (afd. Brugge) 13 december 2012, TGR-TWVR 2014, 307 (met uitvoerige motivering); Arbrb. Brussel 4 april 2011, TBH 2013, 804; Arbrb. Nijvel 1 maart 2011, Soc.Kron. 2013, afl. 1, 43 (uitvoerbare titel toegekend na homologatie van goedgekeurd collectief plan); Arbrb. Gent 18 april 2011, AR 11/689, www.juridat.be (uitvoerbare titel toegekend alvorens plan werd goedgekeurd en gehomologeerd); Arbrb. Gent 6 december 2010, AR 10/237, Soc.Kron. 2012, afl. 3, 135 (uitvoerbare titel toegekend na homologatie van een plan waarbij de RSZ niet betrokken is geweest); Arbrb. Antwerpen 9 augustus 2010, onuitg., aangehaald door M. Vanmeenen, “Drie jaar Wet Continuïteit Ondernemingen - Over kleine en grote knelpunten en misverstanden” in Centrum voor Beroepsvervolmaking in de Rechten (ed.), CBR Jaarboek 2011-12, Antwerpen, Intersentia, 437, vn. 233 (uitvoerbare titel toegekend na homologatie van goedgekeurd collectief plan); zie ook J. Peeters, “Het gedwongen huwelijk van de werknemers (of de RSZ) met de WCO. Een eerste overzicht van rechtspraak (2009-2011)”, Soc.Kron. 2012, afl. 3, 106 en de aldaar in vn. 7 aangehaalde rechtspraak. Voor een geval waar de vordering van de RSZ onontvankelijk wordt verklaard, zie Arbrb. Hoei 2 september 2011, JLMB 2011, 1694).

Het arrest benadert de problematiek vanuit de invalshoek van ontvankelijkheid (art. 17-18 Ger.W.). Daar speelt met name de vraag of een dergelijke veroordeling/titel wel enig voordeel oplevert voor de RSZ. Op die vraag is het antwoord bevestigend. Dit probleem raakt echter ook aan de gegrondheid van de vordering: bestaat na de goedkeuring en de homologatie van het collectief akkoord de oorspronkelijke schuldvordering voor het totaal bedrag nog wel? Het antwoord is vervat in artikel 57 WCO: slechts de volledige uitvoering van het gehomologeerd reorganisatieplan bevrijdt de schuldenaar geheel en definitief, voor alle schuldvorderingen die erin voorkomen, tenzij het plan uitdrukkelijk anders bepaalt. Zolang het plan niet volledig is uitgevoerd, bestaat de oorspronkelijke schuldvordering dus nog, zij het voorwaardelijk namelijk onder de voorwaarde dat het plan niet volledig wordt uitgevoerd. De intrekking werkt retroactief (art. 58 WCO). Het spreekt voor zich - doch zou in het licht van het voorgaande best uitdrukkelijk worden opgenomen in het vonnis gewezen in dergelijke omstandigheden - dat de veroordeling geen afbreuk doet aan de gevolgen voor de betrokken schuldvordering van de opschorting, respectievelijk van het gehomologeerde reorganisatieplan. Verder dient bij de bepaling van het bedrag van de veroordeling rekening te worden gehouden met betalingen die in voorkomend geval reeds gebeurden onder het reorganisatieplan. Ook betalingen verricht onder het plan na de veroordeling zullen in geval van intrekking in mindering dienen te worden gebracht op het uitstaand saldo (art. 58 WCO).

[1] Advocaat te Brussel.