Article

Actualité : Hof van Justitie van de Europese Unie, 05/03/2015, R.D.C.-T.B.H., 2015/5, p. 483

Hof van Justitie van de Europese Unie 5 maart 2015

Eni SpA en Versalis SpA / Commissie

Zaak: C-93/13 P en C-123/13 P
MEDEDINGING
Europees mededingingsrecht - Procedure - Hogere voorziening - Toerekenbaarheid van het inbreuk opleverende gedrag - Geldboete - Recidive


CONCURRENCE
Droit européen de la concurrence - Pourvoi - Imputabilité du comportement infractionnel - Amendes - Recidive


In 2007 werden Eni en Versalis door de Europese Commissie veroordeeld voor hun deelname aan een kartel op de markt voor chloropreenrubber. Bij de berekening van de boetes hield de Commissie rekening met de verzwarende omstandigheid van recidive, omdat de dochterondernemingen van Eni en Versalis reeds eerder waren veroordeeld voor kartelinbreuken in 1986 en 1994.

Eni was van oordeel dat zij niet als een recidivist kon worden aangemerkt, aangezien zij niet de adressaat was van de beschikking in de eerste zaak. Het Hof van Justitie oordeelde echter dat dit geen vereiste was, zolang de Commissie in haar mededeling van de punten van bezwaar alle elementen opneemt die de moederonderneming nodig heeft om zich te kunnen verdedigen. Uit de mededeling moet blijken dat de voorwaarden voor recidive vervuld zijn en dat de moederonderneming ten tijde van de eerste inbreuk één onderneming vormde met de vennootschap die veroordeeld werd. De rechter moet kunnen nagaan in welke hoedanigheid en in welke mate de moederonderneming bij de eerste inbreuk betrokken was.

Ook wanneer er reeds een aanzienlijke periode is verstreken tussen beide inbreuken, kan de moederonderneming vervolgd worden als recidivist omwille van een eerdere inbreuk gepleegd door haar dochteronderneming waarvoor zij zelf niet werd vervolgd. De rechter dient in dat geval na te gaan of het door het verloop van tijd moeilijker is geworden voor de moederonderneming om bewijzen te leveren, en of er zich wijzigingen hebben voorgedaan in de structuur van de onderneming of in het mededingingsrecht.

Het Hof van Justitie besloot dat de beschikking van de Commissie in de eerste zaak onvoldoende informatie bevatte om Eni in staat te stellen zich hiertegen te verdedigen. Eni kon dan ook niet worden aangemerkt als een recidivist in de voorliggende zaak. Aangezien het Gerecht reeds op andere gronden tot het besluit was gekomen dat voor Eni de verzwarende omstandigheid van recidive niet kon worden aangenomen, diende het arrest niet te worden vernietigd.

Verder bevestigde het Hof van Justitie de veroordeling van Versalis. De Commissie kon de inbreuk aan Versalis toerekenen, ook al waren de activiteiten waarop de inbreuk betrekking had, op het moment van de inbreuk in handen van een andere vennootschap binnen dezelfde groep. Het Hof oordeelde dat het feit dat deze vennootschap nog bestond, niet belette dat Versalis aan wie de activiteiten waren overgedragen, werd bestraft, aangezien zij tot dezelfde groep behoren. Een boete opgelegd aan een vennootschap die geen economische activiteit meer verricht, kan immers niet het gewenste afschrikkend effect hebben.