Article

Actualité : Grondwettelijk Hof, 05/02/2015, R.D.C.-T.B.H., 2015/5, p. 476-477

Grondwettelijk Hof 5 februari 2015

Zaak: 12/2015
FINANCIEEL RECHT
Effect - Titels aan toonder - Taks op de effecten aan toonder


DROIT FINANCIER
Titres - Titres au porteur - Taxe sur les titres au porteur


De wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen voerde een omzettingstaks in op effecten aan toonder. Deze taks bedroeg 1% ingeval de omzetting gerealiseerd zou worden in de loop van 2012 en 2% ingeval de omzetting gerealiseerd zou worden in de loop van 2013. Op die manier trachtte de wetgever te vermijden dat de omzetting van effecten aan toonder zou worden uitgesteld tot op het laatste ogenblik.

De verplichte omzetting van effecten aan toonder werd ingevoerd met de wet van 14 december 2005 (met ingang vanaf 1 januari 2008) waarbij een verbod werd opgelegd tot het uitgeven en afleveren van nieuwe effecten aan toonder, en waarbij bepaald werd dat andere bestaande effecten aan toonder uiterlijk op 31 december 2013 omgezet dienden te worden hetzij in effecten op naam, hetzij in gedematerialiseerde effecten.

In het arrest van 5 februari heeft het Grondwettelijk Hof de wettelijke bepalingen met betrekking tot de taks op de omzetting van effecten aan toonder vernietigd. De uitspraak volgt na antwoord van het Europees Hof van Justitie op een prejudiciële vraag van het Grondwettelijk Hof in het kader van een verzoek tot vernietiging van voormelde wetgevende bepalingen in een arrest van 9 oktober 2014, waarbij de omzettingstaks strijdig bevonden werd met artikel 5, 2., sub a) van richtlijn nr. 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal. Deze bepaling verbiedt elke indirecte belasting, in welke vorm ook, op onder meer de uitgifte van aandelen. Ook omzetting kan volgens het Hof van Justitie vallen onder de uitgifte van aandelen.

Het Grondwettelijk Hof besliste daarop dat de wettelijke bepalingen een niet te verantwoorden verschil in het leven riepen tussen ten eerste “personen die hebben ingeschreven op effecten op naam of op gedematerialiseerde effecten, die het voordeel genieten van het verbod tot het heffen van indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, (...) en anderzijds de personen die hebben ingeschreven op effecten aan toonder, die niet het voordeel van het voormelde verbod genieten”. Ten tweede werd ook een niet te verantwoorden verschil in het leven geroepen tussen zij die hun effecten aan toonder wel omgezet hebben vóór 1 januari 2012 en bijgevolg van het voordeel van het voormelde verbod konden genieten, en zij die hun effecten aan toonder pas op latere datum omgezet hebben en niet van dit voordeel konden genieten. Het Hof besloot dan ook over te gaan tot de vernietiging van de bestreden bepalingen.