Article

Hof van beroep Gent, 30/06/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/5, p. 463-465

Hof van beroep Gent 30 juni 2014

VENNOOTSCHAPPEN
Naamloze vennootschappen - Geschillenregeling - Uitsluiting - Gedwongen overdracht
Wanneer één van de aandeelhouders in een procedure tot gedwongen overdracht van aandelen (art. 636 W.Venn.) bewarende maatregelen vraagt tegen de vennootschap op grond van artikel 19, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek, moet die vordering worden afgewezen. De vennootschap is immers geen partij in het geding in de volle zin en in volle mate.
SOCIÉTÉS
Sociétés anonymes - Conflits - Exclusion - Cession forcée
Dans le cadre d'une procédure en exclusion judiciaire d'un associé (art. 636 C. soc.), la demande d'un des associés visant à obtenir, sur la base de l'article 19, alinéa 2, du Code judiciaire, une mesure provisoire contre la société, doit être rejetée dans la mesure où la société n'est pas à proprement parler « partie » à la procédure.

Ma.M., R.T. en Mi.M. / B.M., J.M., L.M., O.M. en Immobiliaire Wimbledon NV

Zet.: P. Vanherpe (kamervoorzitter), F. Deschoolmeester en G. De La Ruelle (raadsheren)
Pl.: Mrs. E. Danneels en D. Fevery, B. Lambrecht, M. Verplancke
Zaak: 2014/AR/962

De partijen zijn gehoord in openbare terechtzitting en het hof heeft kennis genomen van hun stukken en besluiten.

Gezien het hoger beroep met verzoekschrift neergelegd op 4 april 2014 door Ma.M., R.T. en Mi.M. tegen het vonnis d.d. 28 februari 2014 gewezen door de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Gent, zetelende zoals in kort geding.

Betekening van het bestreden vonnis ligt niet voor.

Met het alhier bestreden vonnis heeft de voorzitter, zetelend zoals in kort geding, de hoofdvordering van B.M., J.M., L.M. en O.M. ten laste van de appellanten, ontvankelijk en in overgrote mate gegrond verklaard.

De voorzitter

- veroordeelt de appellanten tot de overdracht van hun aandelen in de vennootschap NV Immobiliaire Wimbledon mits betaling van de waarde ervan te bepalen na deskundigenonderzoek;

- zegt voor recht dat de rechten verbonden aan de aandelen die de appellanten moeten overdragen, geschorst zijn in afwachting van de waardebepaling ervan;

- stelt deskundige bedrijfsrevisor Peter Weyers aan tot advisering met betrekking tot de waardebepaling (met vonnis van 21 maart 2014 wordt Peter Weyers vervangen door bedrijfsrevisor Frans Van Vlaenderen);

- houdt de beslissing omtrent de gerechtskosten aan en verzendt de zaak naar de rol.

De voorzitter wijst tevens de tegenvordering van de appellanten af als ongegrond.

Met verzoek neergelegd op 9 mei 2014 vorderen de appellanten dat het hof, met toepassing van artikel 19, tweede lid Ger.W., juncto artikel 735 Ger.W.

- de schorsing van de rechten van de appellanten als aandeelhouders beperkt tot het stemrecht op de algemene vergaderingen “(m.a.w. met behoud voor [appellanten] van het recht op dividend en het individueel controle- en investigatierecht)”;

- de aanstelling van een onafhankelijke bestuurder, teneinde de vennootschap te vertegenwoordigen zowel in rechte, als daarbuiten, in het hangende geschil tussen de NV Immobiliaire Wimbledon en de NV Carrosserie Matthys rond de beëindiging van de huur betrekkelijk het handelspand te Gent (SDW), Kortrijksesteenweg 1094;

- aan de raad van bestuur van de vennootschap, “thans bestaande uit de heren O., B. en J.M.” verbod op te leggen om pendente lite welkdanige van de onroerende vastliggende activa van de NV Immobiliaire Wimbledon te vervreemden, te verpanden of met hypotheek te bezwaren.

B.M., J.M., L.M. en O.M. vragen de afwijzing van de aanspraken van de appellanten gestoeld op artikel 19, tweede lid Ger.W. en voorts de vaststelling van de zaak ten gronde voor pleidooi.

De NV Immobiliaire Wimbledon is aanwezig op de pleit­datum van 16 juni 2014 en voegt zij bij het standpunt van B.M., J.M., L.M. en O.M. Zij vraagt in eerste orde de afwijzing van het verzoek ex artikel 19, tweede lid Ger.W. als niet ontvankelijk.

De appellanten vragen de wering van de besluiten voor de vennootschap uit de debatten, omdat de vennootschap verstek heeft laten gaan op de inleidende zitting en ten opzichte van haar verstek is gevorderd.

Zoals hierna wordt overwogen, is de positie van de vennootschap in een procedure van geschillenregeling, niet die van een partij “in de volle zin en de volle mate”.

Hoe dan ook is de vennootschap thans wél verschenen op een ogenblik dat de discussie ten gronde nog moet worden aangevat. Het hof zal in die context hoegenaamd het recht niet ontzeggen aan de vennootschap om te verschijnen en haar standpunt mondeling én schriftelijk uiteen te zetten.

Beoordeling

De beoordeling door het hof beperkt zich thans tot de vorderingen die de appellanten formuleren op grond van artikel 19, tweede lid Ger.W.

A.

De voorzitter, zetelende zoals in kort geding, heeft voor recht gezegd dat “de rechten verbonden aan de aandelen die (appellanten) moeten overdragen, geschorst zijn in afwachting van de waardebepaling ervan”.

Deze uitspraak is gestoeld op de bevoegdheid die de wet (art. 638, tweede lid W.Venn.) uitdrukkelijk toekent aan de voorzitter aldus luidend:

Behalve met betrekking tot het recht op dividenden, kan de rechter bevelen dat de rechten verbonden aan de over te dragen aandelen worden geschorst. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Waar de wet expliciet bepaalt dat er geen rechtsmiddel tegen de beslissing omtrent de schorsing van de aandeelhoudersrechten open staat, is er geen rechtsmacht voor de appelrechter dienomtrent.

Waar de wet expliciet bepaalt dat er geen rechtsmiddel is voor de appelrechter kan de appelrechter er ook niet aan raken, ook niet door zich hierbij te baseren op artikel 19, tweede lid Ger.W. Er is geen rechtsmacht daartoe.

De appellanten wijzen erop dat de voorzitter in algemene bewoordingen de aandeelhoudersrechten heeft geschorst, zonder de vermelding van de wettelijke onmogelijkheid om het recht op het dividend te schorsen.

Dat de voorzitter uitzondering van de wet niet heeft hernomen in haar beslissing, brengt niet met zich mee dat er wél enig rechtsmiddel mogelijk zou zijn.

Daarenboven en ten overvloede: de voorzitter heeft hoegenaamd niet bevolen dat het dividendrecht wél zou zijn geschorst; de schorsing van de aandeelhoudersrechten dient dan ook gewoon gelezen te worden zoals de wet, met name artikel 638, tweede lid W.Venn., het ook duidelijk omschrijft, nl. zonder schorsing van de dividendgerechtigheid.

Dit onderdeel van de vordering van de appellanten wordt afgewezen.

B.

Waar de appellanten vorderen dat er een onafhankelijke bestuurder zou worden aangesteld over de vennootschap, verliezen zij in eerste orde uit het oog dat de vennootschap geen echte partij is in het geding.

De vennootschap moet weliswaar in het geding van de geschillenregeling betrokken worden én in het geding betrokken blijven, doch deze betrokkenheid verschaft haar niet de hoedanigheid van partij in het geding die zou kunnen vorderen en bijgevolg ook niet als een partij in het geding tegen wie vorderingen zouden kunnen worden geformuleerd (cf. K. Geens en M. Wyckaert e.a., “Overzicht van Rechtspraak. Vennootschappen (1999-2010)”, TPR 2013, p. 73 et seq., meer bepaald p. 524-525, randnr. 477, mede onder verwijzing naar een arrest van dit hof d.d. 2 april 2007, DAOR 2007,15 et seq.).

De vordering tot aanstelling van een onafhankelijk bestuurder wordt uiteraard geformuleerd ten laste van de NV Immobiliaire Wimbledon. Die vennootschap is evenwel geen partij in het geding “in de volle zin en volle mate”.

Artikel 19, tweede lid Ger.W. heeft het ook over de voorlopige regeling van de toestand van de “partijen”. De vennootschap is in de onderhavige procedure van geschillenregeling geen “partij” in de zin van artikel 19, tweede lid Ger.W.

Dit onderdeel van de vordering van de appellanten wordt afgewezen.

C.

Waar de appellanten aan de raad van bestuur van de vennootschap het verbod wensen opgelegd te zien tot het vervreemden en/of het bezwaren van onroerende goederen, dient dezelfde redenering te worden aangehouden als hierboven onder B.

De vordering is een vordering ten laste van de vennootschap, vertegenwoordigd door haar raad van bestuur.

De vennootschap moet weliswaar in het geding van de geschillenregeling betrokken worden én in het geding betrokken blijven, doch deze betrokkenheid verschaft haar niet de hoedanigheid van partij in het geding die zou kunnen vorderen en bijgevolg ook niet als een partij in het geding tegen wie vorderingen zouden kunnen worden geformuleerd.

De vennootschap is geen partij in het onderhavige geding “in de volle zin en volle mate”.

Artikel 19, tweede lid Ger.W, heeft het ook over de voorlopige regeling van de toestand van de “partijen”. De vennootschap is in de onderhavige procedure van geschillenregeling geen “partij” in de zin van artikel 19, tweede lid Ger.W.

Dit onderdeel van de vordering van de appellanten wordt afgewezen.

Op deze gronden,

Het hof,

Rechtdoende op tegenspraak;

Bevestigt dat toepassing is gemaakt van artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken;

Louter rechtdoende onder toepassing van artikel 19, tweede lid Ger.W.:

Wijst de vordering van de appellanten desbetreffend af.

Stelt de zaak voor behandeling op de terechtzitting van dit hof, 7de kamer, op maandag 12 januari 2015 om 16.10 u. (30 minuten pleittijd);

Legt de volgende termijnen vast binnen welke de besluiten wederzijds dienen te worden neergelegd en te worden medegedeeld aan de respectieve wederpartijen:

- voor de geïntimeerden uiterlijk op 6 oktober 2014;

- voor de vennootschap uiterlijk op 13 oktober 2014;

- voor de appellanten uiterlijk op 17 november 2014;

- voor de geïntimeerden uiterlijk op 8 december 2014;

- voor de vennootschap uiterlijk op 15 december 2014.

Houdt de beslissing omtrent de gerechtskosten aan.

(…)