Article

Actualité : Hof van Justitie van de Europese Unie, 12/11/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/1, p. 130-131

Hof van Justitie van de Europese Unie 12 november 2014

Guardian Industries Corporation en Guardian Europe SARL / Commissie

Zaak: C-580/12 P
MEDEDINGING
Europees mededingingsrecht - Procedure - Hogere voorziening - Vaststelling van prijzen - Berekening van de hoogte van de geldboete - Inaanmerkingneming van interne verkopen van de ondernemingen - Redelijke termijn


CONCURRENCE
Droit européen de la concurrence - Procédure - Pourvoi - Fixation des prix - Calcul du montant de l'amende - Prise en compte des ventes internes des entreprises - Délai raisonnable


Op 12 november 2014 heeft het Hof van Justitie het arrest van het Gerecht van de Europese Unie in de zaak Guardian gedeeltelijk vernietigd en de geldboete die aan Guardian werd opgelegd, met 1/3 verlaagd tot 103,6 miljoen EUR. Deze zaak vindt haar oorsprong in 2007, toen de Europese Commissie Guardian en haar concurrenten Asahi, Pilkington en Saint-Gobain veroordeelde voor het maken van prijsafspraken in de vlakglassector. Hoewel Guardian de kleinste producent was, kreeg zij de hoogste boete. Het beroep dat door Guardian was ingesteld tegen deze beschikking, werd op 27 september 2012 door het Gerecht afgewezen.

Voor het Hof van Justitie wierp Guardian op dat de Commissie en het Gerecht het beginsel van de gelijke behandeling hadden geschonden door bij de berekening van de geldboeten geen rekening te houden met de interne verkopen van de andere ondernemingen. Hierdoor kregen de verticaal geïntegreerde ondernemingen een naar verhouding lagere boete dan Guardian. Het Hof oordeelde dat geen onderscheid mag worden gemaakt tussen interne verkopen en verkopen aan onafhankelijke derden en dat voor de beoordeling van de omzet verticale geïntegreerde ondernemingen en andere producenten op gelijke wijze moeten worden behandeld. De berekeningsmethode van de Commissie had de verticaal geïntegreerde ondernemingen dan ook bevoordeeld door hun relatieve gewicht in de inbreuk te verminderen. Door deze discriminatie stond de boete van Guardian niet in verhouding tot haar aandeel in de inbreuk. Het Hof heeft in het kader van zijn volle rechtsmacht de boete verlaagd.

Guardian wierp eveneens op dat de duur van de procedure voor het Gerecht, zijnde 4 jaar en 7 maanden, een redelijke termijn had overschreden. Het Hof van Justitie stelde vast dat het Gerecht zijn verplichting om de zaak binnen een redelijke termijn te berechten, had geschonden. Het herhaalt echter dat deze schending niet door het Hof kan worden geremedieerd, maar via een beroep tot schadevergoeding bij het Gerecht aanhangig moet worden gemaakt.