Article

Actualité : Hof van Cassatie, 17/10/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/1, p. 123

Hof van Cassatie 17 oktober 2014

Zaak: C.13.0555.N
VENNOOTSCHAPPEN
CVBA - Bestuur - Aansprakelijkheid - Verjaring


SOCIÉTÉS
SCRL - Gestion - Responsabilité - Prescription


Een CVBA die was opgericht vóór 1 november 1991 diende het minimale vaste gedeelte van haar maatschappelijk kapitaal te verhogen uiterlijk op 1 november 1991 om het in overeenstemming te brengen met de vroegere vennootschapswet. Dit was niet gebeurd en de bestuurders werden hiervoor aangesproken op basis van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van overtreding van de vennootschapswet. Het hof van beroep te Gent oordeelde dat de vordering van de eiser was verjaard op basis van artikel 194, vierde lid vennootschapswet (thans art. 198, § 1, vierde lid W.Venn.; bijzondere verjaringstermijn van 5 jaar).

Het Hof van Cassatie vernietigt de beslissing. Vooreerst verduidelijkt het Hof dat artikel 198, § 1, vierde lid W.Venn. van toepassing is op rechtsvorderingen tegen zaakvoerders, bestuurders, commissarissen en vereffenaars. Niet op rechtsvorderingen tegen oprichters. Bovendien stelt het Hof dat het laten voortbestaan van een CVBA zonder te beantwoorden aan de minimale kapitaalvereisten een voortdurende overtreding van de vroegere vennootschapswet uitmaakt, die voortduurt zolang het vast gedeelte van het maatschappelijk kapitaal niet is verhoogd. Het startpunt van de verjaringstermijn kan dan ook niet rechtsgeldig op 1 november 1993 worden geplaatst.