Article

Hof van beroep Antwerpen (2de k.), 20/03/2013, R.D.C.-T.B.H., 2015/10, p. 996-998

Hof van beroep Antwerpen (2de k.)20 maart 2013

VERZEKERINGEN
Landverzekering - Aansprakelijkheidsverzekering - Verzekeringsovereenkomst - Verjaring - Terugbetaling advocatenkosten - Belangenconflict tussen verzekeraar en verzekerde - Aanvang verjaringstermijn
Overeenkomstig artikel 34, § 1, tweede lid en artikel 82, derde lid WLVO neemt de verjaring van de vordering tot betaling van de advocatenkosten tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar een aanvang vanaf de dag van de rechterlijke uitspraak waarbij de gehoudenheid van de verzekeraar om dekking te verlenen wordt vastgesteld.
Nu de verzekerde afdoende bewees dat het door hem bestuurde voertuig verzekerd was en de verzekeraar niet slaagde in het tegenbewijs, toont de verzekeraar niet aan dat het door hem ingeroepen belangenconflict te wijten is aan de verzekerde.
ASSURANCES
Assurances terrestres - Assurance responsabilité civile - Contrat d'assurance - Prescription - Remboursement frais de l'avocat - Conflit d'intérêts entre assureur et assuré - Début délai de prescription
Conformément à l'article 34, § 1er, alinéa 2 et à l'article 82, alinéa 3, de la LCAT, la prescription de l'action en paiement des frais d'avocats à l'encontre de l'assureur en responsabilité civile prend cours au jour de la décision judiciaire par laquelle l'obligation de l'assureur de fournir sa garantie est établie.
Etant donné que l'assuré prouve à suffisance que le véhicule conduit par lui était assuré et que l'assureur n'a pas réussi à rapporter la preuve contraire, l'assureur ne démontre pas que le conflit d'intérêts qu'il invoque est imputable à l'assuré.

T.E. / Generali Belgium NV

Zet.: F. Peeters (voorzitter), K. Van Haelst en I. Couwenberg (raadsheren)
Pl.: Mrs. V. Vanaeken loco G. Aerden en L. Willems
Zaak: 2011/AR/2507
1. De feiten

1.1. T.E. was op 27 december 2002 betrokken bij een verkeersongeval.

Een voertuig, eigendom van KBC Autolease en bestuurd door C.C., werd aangereden door het voertuig bestuurd door T.E.

Dit verkeersongeval gaf aanleiding tot gerechtelijke procedures voor de politierechtbank en voor de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt waarbij de schadelijder (KBC Autolease) aansprakelijkheidsvorderingen instelde tegen T.E. en tegen de NV Generali Belgium en de NV Mercator Verzekeringen, in hun beweerde hoedanigheid van WAM-verzekeraar van het voertuig, bestuurd door T.E.

In dit proces heeft de NV Generali Belgium betwist dat T.E. haar verzekerde was.

Gezien het belangenconflict tussen T.E. en de NV Generali Belgium heeft eerstgenoemde ingestaan voor zijn eigen verdediging, waartoe hij een advocaat heeft aangesteld.

T.E. stelde een eis in vrijwaring in tegen de NV Generali Belgium.

De rechtbank van eerste aanleg te Hasselt heeft in een eindvonnis van 2 december 2009 geoordeeld dat de NV Generali Belgium wel degelijk de WAM-verzekeraar van T.E. was en derhalve aan de derde benadeelde schadevergoeding moest uitkeren.

De NV Generali Belgium werd bovendien veroordeeld tot de betaling van een rechtsplegingsvergoeding aan T.E.

1.2. T.E. is van mening dat NV Generali Belgium ten onrechte de verzekeringsprestatie weigerde en dat hij dientengevolge zelf moest instaan voor zijn verdediging in rechte.

Volgens T.E. is hij gerechtigd op de vergoeding van de kosten die door de onrechtmatige houding van de NV Generali Belgium werden veroorzaakt, te weten de kosten van zijn rechtsbijstand ten belope van 3.575,14 EUR.

(…)

4. Beoordeling

(…)

De exceptie van de verjaring

4.3. In het bestreden vonnis werd de vordering van T.E. verjaard verklaard. Aldus oordeelde de eerste rechter over de verjaringsexceptie van de NV Generali Belgium, die steunde op artikel 34 wet op de landverzekeringsovereenkomst. De aanvang van de driejarige termijn werd vastgesteld op 23 maart 2005, omdat T.E. minstens op die dag wist of moest weten dat de NV Generali Belgium weigerde voor hem tussen te komen.

Volgens T.E. is er van verjaring geen sprake.

Hij houdt voor dat de verjaringstermijn pas een aanvang nam op de dag waarop krachtens de rechterlijke uitspraak van 2 december 2009 vaststond dat de NV Generali Belgium gehouden was de verzekeringswaarborg te verstrekken.

4.4. De verjaringstermijn voor elke rechtsvordering die voortkomt uit een verzekeringsovereenkomst bedraagt 3 jaar (art. 34, § l, eerste lid wet op de landverzekeringsovereenkomst). Die termijn begint te lopen vanaf de dag van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan (art. 34, § l, tweede lid wet op de landverzekeringsovereenkomst) of m.a.w. het ogenblik waarop de verbintenis moet worden uitgevoerd of eisbaar wordt.

T.E. steunt zijn rechtsvordering op artikel 82, derde lid wet op de landverzekeringsovereenkomst dat de verbintenis van de aansprakelijkheidsverzekeraar omvat om boven de dekkingsgrenzen de kosten van de burgerlijke rechtsvordering, alsook de honoraria en de kosten van de advocaten en deskundigen ten laste te nemen. De rechtsvordering die T.E. te dezen heeft ingesteld komt dan ook voort uit een verzekeringsovereenkomst, te weten uit artikel 82, derde lid wet op de landverzekeringsovereenkomst en artikel 20 van de algemene polisvoorwaarden van de WAM-verzekering van het voertuig waarmee hij het ongeval van 27 december 2002 en de daarbij aan derden berokkende schade veroorzaakte.

Krachtens artikel 82, derde lid wet op de landverzekeringsovereenkomst en artikel 20 van de algemene polisvoorwaarden van de WAM-verzekering in kwestie is de verzekeraar de voormelde advocaatkosten alleen maar verschuldigd in zover ze door hem zelf of met zijn toestemming zijn gemaakt, dan wel, in het geval van een belangenconflict dat niet aan de verzekerde te wijten is, voor zover die kosten niet onredelijk zijn gemaakt.

De advocaatkosten in kwestie werden niet gemaakt door de verzekeraar noch met zijn toestemming. In onderhavige zaak bestond er tussen T.E. en verzekeraar NV Generali Belgium immers een belangenconflict in die zin dat de verzekeraar betwistte dat er een geldige verzekering bestond. Zij weigerde haar tussenkomst.

In het geval van een belangenconflict worden de niet-onredelijke advocaatkosten slechts eisbaar ten laste van de aansprakelijkheidsverzekeraar van zodra blijkt dat dat belangenconflict niet aan de verzekerde te wijten is. Het voorval dat de rechtsvordering m.b.t. die advocaatkosten doet ontstaan is dan ook de vaststelling dat het belangenconflict niet aan de verzekerde verwijtbaar was.

De verjaring van de vordering tot betaling van de advocaatkosten tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar neemt een aanvang vanaf de dag van de gerechtelijke uitspraak waarbij de gehoudenheid van de verzekeraar om dekking te verlenen werd vastgesteld.

Te dezen blijkt uit het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg, zitting houdend in hoger beroep op 2 december 2009, dat de NV Generali Belgium ten onrechte haar gehoudenheid als WAM-verzekeraar van het voertuig, bestuurd door T.E., had geweigerd.

De verjaringstermijn van 3 jaar van de rechtsvordering, voortkomend uit de verzekeringsovereenkomst in kwestie en artikel 82, derde lid wet op de landverzekeringsovereenkomst, vatte dan ook aan op 2 december 2009 en was niet verstreken toen T.E. op 8 april 2010 de dagvaarding in de onderhavige zaak uitbracht.

Het hoger beroep van T.E. is in zoverre gegrond.

Over de grond van de eis van T.E.

4.5. Volgens de NV Generali Belgium was het belangenconflict verwijtbaar aan T.E.

Het door de NV Generali Belgium ingeroepen belangenconflict kwam voort uit haar stellingname dat het voertuig S., dat T.E. bestuurde en waarmee hij op 27 december 2002 een verkeersongeval veroorzaakte, niet door haar in burgerlijke aansprakelijkheid verzekerd werd, niettegenstaande het internationaal verzekeringsbewijs (“groene kaart”) voorlag dat door haar makelaar namens haar was uitgereikt voor dat voertuig.

De stellingname van de NV Generali Belgium werd door het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 2 december 2009 reeds afgewezen. Er werd geoordeeld dat T.E. afdoende bewees door de overlegging van het internationaal verzekeringsbewijs dat het door hem bestuurde voertuig verzekerd was door de NV Generali Belgium, en deze laatste niet slaagde in het tegenbewijs.

Aldus wordt door de NV Generali Belgium niet aangetoond dat het door haar opgeroepen belangenconflict te wijten was aan T.E.

4.6. De NV Generali Belgium heeft niet voorgehouden dat de in rekening gebrachte erelonen en onkosten van de advocaat die T.E. bijstond, onredelijk zouden zijn.

Wel heeft de NV Generali Belgium laten gelden dat een som van 900 EUR in mindering moet worden gebracht, zijnde de rechtsplegingsvergoeding die haar ten laste werd gelegd door het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 2 december 2009.

Uit de staat van erelonen en onkosten van de raadsman van T.E. m.b.t. de rechtsbijstand in het geschil, waarin het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 2 december 2009 werd gewezen, blijkt niet dat enig onderscheid werd gemaakt tussen de verdediging ten aanzien van de NV Generali Belgium en de verdediging tegenover de overige partijen. Het blijkt aldus een globale staat van erelonen en onkosten te zijn die alle prestaties omvatte m.b.t. de verdediging van T.E. zowel tegen de NV KBC Autolease als tegen de NV Generali Belgium.

De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de erelonen en onkosten van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. In zoverre het de verdedigingskosten van T.E. betreft m.b.t. tot zijn eis tot vrijwaring tegen de NV Generali Belgium werd hem reeds een deel toegekend ten belope van de rechtsplegingsvergoeding van 900 EUR.

Voor dit forfaitair deel (900 EUR) van de staat van erelonen en onkosten van zijn advocaat beschikt T.E. dus reeds over een titel zodat hem thans nog slechts een titel voor het saldo kan worden verleend.

5. Beslissing

Het hof beslist bij arrest op tegenspraak.

De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken.

Het hof verklaart het hoger beroep van T.E. toelaatbaar en deels gegrond.

Het hof verklaart het incidenteel beroep van de NV Generali Belgium toelaatbaar doch ongegrond.

Het hof hervormt het bestreden vonnis in zoverre het verzet van de NV Generali Belgium tegen het te haren laste gewezen verstekvonnis van 18 mei 2010 geheel gegrond werd verklaard.

Het hof verklaart dit verzet slechts zeer gedeeltelijk gegrond.

Het hof spreekt opnieuw recht over de oorspronkelijke eis van T.E.

Het hof zegt voor recht dat de NV Generali Belgium gehouden is T.E. wegens erelonen en onkosten van zijn advocaat te vergoeden ten belope van de som van 3.575,14 EUR, vermeerderd met de verwijlinteresten en de gerechtelijke interesten.

Rekening houdend met de veroordeling van de NV Generali Belgium bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 2 december 2009 om aan T.E. een rechtsplegingsvergoeding te betalen van 900 EUR, veroordeelt het hof de NV Generali Belgium thans nog tot de betaling aan T.E. van de som van 2.675,14 EUR, vermeerderd met de verwijlinteresten naar rato van de wettelijke rentevoet op de som van 3.575,14 EUR vanaf de ingebrekestelling van 27 januari 2010 tot op de dag van onderhavige uitspraak en vanaf dan met de gerechtelijke interesten naar rato van de wettelijke rentevoet tot op de dag van de betaling.

Het hof veroordeelt de NV Generali Belgium tot de proceskosten in beide aanleggen. Deze kosten bedragen aan de zijde van T.E. de kosten van dagvaarding en rolstelling van 227,54 EUR, de rechtsplegingsvergoeding in eerste aanleg van 650 EUR en de rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep van 715 EUR.

(…)


Note / Noot

Artikelen 34 en 82 WLVO zijn ongewijzigd overgenomen in artikelen 88 en 146 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.


Note / Noot

Les articles 34 et 82 LCAT sont repris tels quels par les articles 88 et 146 de la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances.