Hof van Cassatie 16 januari 2015
VERZEKERINGEN
Landverzekering - Aansprakelijkheidsverzekering - Verzekeringsovereenkomst - Dekking in de tijd - Artikel 78 WLVO - Posterioriteit - Begrip risico
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 78 WLVO volgt dat voor de verzekeringsovereenkomst waarin de dekking afhankelijk kan gemaakt worden van het instellen van de vordering tijdens de duur ervan, de verplichte dekking gedurende de termijn van 36 maanden na het einde van de verzekeringsovereenkomst geldt, tenzij een andere verzekeraar het schadegeval dekt.
|
ASSURANCES
Assurances terrestres - Assurances responsabilité civile - Contrat d'assurance - Couverture dans le temps - Article 78 LCAT - Postériorité - Concept du risque
Il ressort de la genèse de l'article 78 LCAT que pour le contrat d'assurance dont la couverture peut dépendre de l'introduction de la demande au cours de sa durée, que la couverture obligatoire pendant un délai de 36 mois après la fin du contrat d'assurance s'applique, à moins qu'un autre assureur couvre le dommage.
|
Euromaf / L.S.
Zet.: B. Deconinck (afdelingsvoorzitter als voorzitter), A. Smetryns, G. Jocqué, B. Wylleman en K. Moens (raadsheren) |
OM: Ch. Vandewal (advocaat-generaal) |
Pl.: Mrs. J. Verbist en H. Geinger |
Zaak: C.14.0294.N |
I. | Rechtspleging voor het Hof |
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 16 januari 2014.
(...)
II. | Cassatiemiddel |
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. | Beslissing van het Hof |
Beoordeling |
1. Artikel 78 wet landverzekeringsovereenkomst, zoals hier van toepassing, bepaalt:
Ҥ 1. De verzekeringswaarborg slaat op de schade voorgevallen tijdens de duur van de overeenkomst en strekt zich uit tot vorderingen die na het einde van deze overeenkomst worden ingediend.
§ 2. Voor de takken die deel uitmaken van de algemene burgerrechtelijke aansprakelijkheid, andere dan de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen, die door de Koning worden bepaald, kunnen de partijen overeenkomen dat de verzekeringswaarborg alleen slaat op de vorderingen die schriftelijk worden ingesteld tegen de verzekerde of de verzekeraar tijdens de duur van de overeenkomst voor schade voorgevallen tijdens diezelfde duur.
In dat geval worden ook in aanmerking genomen, op voorwaarde dat ze schriftelijk worden ingesteld tegen de verzekerde of de verzekeraar binnen zesendertig maanden te rekenen van het einde van de overeenkomst, de vorderingen tot vergoeding die betrekking hebben op:
- schade die zich tijdens de duur van deze overeenkomst heeft voorgedaan indien bij het einde van deze overeenkomst het risico niet door een andere verzekeraar is gedekt;
- (...).”
2. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling, inzonderheid de wijziging bij de wet van 16 maart 1994, blijkt dat de dekking van het uitlooprisico gedurende de termijn van 36 maanden na het einde van de verzekeringsovereenkomst tot doel heeft de verzekerde en de benadeelde te beschermen in afwachting van het afsluiten van een nieuwe verzekeringsovereenkomst bij een andere verzekeraar.
Hieruit volgt dat voor de verzekeringsovereenkomst waarin de dekking afhankelijk kan gemaakt worden van het instellen van de vordering tijdens de duur ervan, de verplichte dekking gedurende de termijn van 36 maanden na het einde van de verzekeringsovereenkomst geldt, tenzij een andere verzekeraar het schadegeval dekt.
Het middel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt in zoverre naar recht.
3. In zoverre het middel schending aanvoert van artikel 6bis koninklijk besluit betreffende de verplichte verzekering voorzien door de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect en de artikelen 1319, 1320 en 1322 Burgerlijk Wetboek en artikel 1134 Burgerlijk Wetboek, is het afgeleid uit de vergeefs aangevoerde schending van artikel 78 wet landverzekeringsovereenkomst en is het niet ontvankelijk.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
(…)