Article

Beslagrechter Gent, 30/01/2013, R.D.C.-T.B.H., 2014/9, p. 910-913

Beslagrechter Gent 30 januari 2013

BESLAG
Bewarend beslag op schip - Derdenverzet - Toetsingsmarge beslagrechter
Bij een bewarend scheepsbeslag dient de beslagrechter na te gaan of de aangevoerde schuldvordering voldoende aannemelijk voorkomt. De scheepseigenaar en de zeevervoerder kunnen op derdenverzet aanvoeren dat het cognossement waarop het beslag gesteund is een vals stuk is. Wanneer de beslagrechter in het kader van zijn marginale toetsingsrecht besluit dat het cognossement op het eerste gezicht inderdaad vals is, of minstens voor ernstige betwisting vatbaar is, kan dit cognossement geen grondslag bieden voor een zeevordering en dient het beslag gelicht te worden.
SAISIE
Saisie conservatoire sur navires de mer - Tierce-opposition - Marge d'appréciation du juge des saisies
Dans le cas d'une saisie conservatoire de navire, le juge des saisies doit vérifier si la créance alléguée apparaît suffisamment plausible. Le propriétaire du navire et le transporteur maritime peuvent sur tierce-opposition alléguer que le connaissement sur lequel est fondée la saisie est un faux. Lorsque le juge des saisies, dans le cadre de son pouvoir de contrôle marginal, décide qu'à première vue le connaissement est en effet un faux, ou au moins est succeptible de provoquer une contestation sérieuse, ce connaissement ne peut fonder une créance maritime et la saisie doit être levée.

Star Cosmo LLC / Lamina Y Placa de Monterrey SA de CV en Daewoo Logistics Corporation
(vrijwillig tussenkomende partij)

Zet.: B. De Temmerman (beslagrechter)
Pl.: Mrs. S. Van Moorleghem en Y. De Cocker, A. Poelmans
I. Procedure

De zaak werd ingeleid bij dagvaarding die regelmatig op 28 januari 2013 werd betekend.

Op de openbare terechtzitting van 29 januari 2013 werden de partijen gehoord, waarna het debat werd gesloten en de zaak in beraad werd genomen.

De beslagrechter nam kennis van het dossier van de rechtspleging en van de stukken van de eiseres en de verweerster.

II. Vorderingen

1. De eiseres stelt derdenverzet in tegen de beschikking van de beslagrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 25 januari 2013 (ARV nr. 13/117/B) waarbij aan de verweerster de toelating werd gegeven ten laste van de eiseres en de vrijwillig tussenkomende partij bewarend beslag te leggen op het zeeschip Star Cosmo tot zekerheid van een bedrag van 3.282.141 USD.

Zij vordert in hoofdorde de intrekking van de beschikking en de opheffing van het beslag en in ondergeschikte orde het bevel aan de verweerster te voorzien in een tegenborgstelling.

Zij vordert voorts dat voor recht wordt gezegd dat het beslag tergend en roekeloos werd gelegd en de veroordeling van de verweerster tot betaling van een schadevergoeding provisioneel begroot op 50.000 EUR.

Zij vordert voorts de veroordeling van de verweerster tot de kosten van het geding, met inbegrip van een rechtsplegingsvergoeding begroot op 1.320 EUR.

2. Met haar verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst stelt eveneens de vrijwillig tussenkomende partij derdenverzet in tegen dezelfde beschikking.

Zij stelt dezelfde vorderingen als de eiseres met inbegrip van de vordering wegens tergend en roekeloos beslag.

3. De verweerster neemt conclusie tot afwijzing van het derdenverzet als toelaatbaar maar ongegrond, met veroordeling van de eiseres tot de kosten van het geding, aan haar kant begroot op 1.320 EUR.

In ondergeschikte orde vordert zij de afwijzing van de gevorderde tegenborgstelling, minstens de beperking van het bedrag van deze borgstelling tot 84.156,06 EUR.

Zij vordert ten slotte de afwijzing van de vordering wegens tergend en roekeloos beslag.

III. Bespreking

4. Het derdenverzet van de eiseres en het derdenverzet van de vrijwillig tussenkomende partij zijn tijdig en regelmatig ingesteld. De derdenverzetten, waarvan de toelaatbaarheid overigens niet wordt betwist, zijn toelaatbaar.

5. De verweerster vroeg en verkreeg de toelating tot het leggen van bewarend beslag op het zeeschip Star Cosmo tot zekerheid van een zeevordering zoals bedoeld in artikel 1468, onder e) en f) Ger.W., namelijk een vordering uit oorzaak van “overeenkomsten tot vervoer van goederen met een schip, waarvan blijkt uit een charterpartij, een cognossement of anderszins” (art. 1468, e)) en van “verlies van of schade door een schip vervoerde goederen en bagage” (art. 168, f)).

Zij laat deze vorderingen steunen op een zuiver (“clean”) cognossement nr. DWLGSTCALT21001 van 20 oktober 2012 met betrekking tot een partij staalrollen die op 20 oktober 2012 werd geladen in Changshu, China en met bestemming Altamira, Mexico, met Wuxi Zhongcai New Material Co. Ltd. als afzender en “aan order van Lamina Y Placa de Monterrey SA de CV” als bestemmeling.

Zij voert aan dat de afgifte van de goederen haar wordt geweigerd onder het voorwendsel dat dit cognossement vals zou zijn en dat de weigering door de eiseres en de vrijwillig tussenkomende partij de goederen af te leveren tegen afgifte van het zuivere cognossement, een feitelijkheid uitmaakt waardoor zij niet kan beschikken over de koopwaar en aanzienlijke schade lijdt. Met deze aanvoering voert zij aan te beschikken over een zeevordering zoals bedoeld in artikel 1468, e) Ger.W.

Zij voert voorts aan dat bij de lossing van de goederen in Altamira is gebleken dat er aanzienlijke transportschade is. Zij voert aldus aan op grond van het zuivere cognossement te beschikken over een zeevordering zoals bedoeld in artikel 1468, f) Ger.W.

6. Indien de beslagrechter bij het onderzoek van een verzoek tot toelating van het leggen van bewarend beslag op een zeeschip genoegen kan nemen met de loutere aanvoering van een zeevordering, dient in geval van verzet door de beslagene te worden nagegaan of de aangevoerde schuldvordering voldoende aannemelijk voorkomt. De toetsingsmarge van de beslagrechter verschilt in die fase niet fundamenteel van die bij de beoordeling van andere bewarende beslagen. Het beslag zal dus niet kunnen worden gehandhaafd wanneer over de zeevordering ernstige betwisting rijst (E. Dirix en K. Broeckx, Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, nr. 490, p. 336).

7. De verweerster is van oordeel dat het zuivere cognossement (dat zij voorlegt onder nr. 1 van haar dossier) het echte cognossement is op grond waarvan zij op afgifte van de goederen is gerechtigd en op grond waarvan zij eveneens gerechtigd is op vergoeding van de schade die tijdens het vervoer van de goederen zou zijn ontstaan.

Het geclausuleerde cognossement (dat zij voorlegt onder nr. 2 van haar dossier) beschouwt zij als vals.

De eiseres en de vrijwillig tussenkomende partij voeren daarentegen aan dat het zuivere cognossement op grond waarvan de toelating tot bewarend beslag werd gevraagd (en dat zij voorlegt onder stuk 2 van haar dossier), vals is en dat het geclausuleerde cognossement daarentegen het echte cognossement is.

Uit de voorgelegde stukken en het interactief debat tijdens de openbare terechtzitting van 29 januari 2013 kunnen de volgende vaststellingen worden gedaan in verband met de voorgelegde cognossementen.

De eiseres voert aan dat de agent die voor de kapitein het zuivere cognossement ondertekende, “Shanghai Xinhui Shipping Agency Co. Ltd.”, een onbekende vennootschap is. De verweerster, voor wie het mogelijk moet zijn de identiteit van deze vennootschap te achterhalen, weerlegt dit niet uitdrukkelijk. Zij acht het niettemin weinig waarschijnlijk dat “Shanghai Xinhui Shipping Agency Co. Ltd.” een onbekende vennootschap is omdat het scheepscertificaat door dezelfde vennootschap werd ondertekend. Zowel het zuivere cognossement als het scheepscertificaat werden door haar via het documentair krediet verkregen. Dat het scheepscertificaat door dezelfde agent werd ondertekend (zoals de kredietbrief overigens vereiste), waarborgt evenwel niet de echtheid van beide documenten aangezien beide documenten het voorwerp van vervalsing kunnen uitmaken.

Twee exemplaren van het zuivere cognossement werden geëndosseerd, eenmaal door “Lamina Y Placa Monterrey SA de CV” (stuk 1 dossier verweerster) en eenmaal door “Lamina Y Placa Commercial SA de CV” (stuk 2 dossier eiseres). De verweerster verschaft hierover geen toelichting, behalve dan dat het gaat over twee firma's van dezelfde groep.

Op basis van de documenten die aan boord van het schip werden aangetroffen, blijkt dat de zes opmerkingen op het geclausuleerde cognossement op dezelfde wijze werden opgetekend op de maatbrief (mate's receipt) opgesteld door Bonavigon International Shipping Service Co. Ltd. (stuk 3 dossier eiseres). Het is overigens deze vennootschap die als agent voor de kapitein het geclausuleerde cognossement heeft ondertekend (stuk 1 dossier eiseres; deze vennootschapsnaam komt, weliswaar moeilijk leesbaar, voor in het vak van de ondertekening maar ook duidelijk leesbaar, en vergezeld van dezelfde handtekening, in de stempel op het cognossement “On Board Bonavigon”).

Het inspectieverslag (“Survey report”) van “Uteam Marine Surveyors & Consultants Co. Ltd” (stuk 5 dossier eiseres) vermeldt eveneens Bonavigon International Shipping Service Co. Ltd. als agent van de bevrachter en vermeldt dat de kapitein deze agent machtigde tot ondertekening van de cognossementen. Dit verslag vermeldt eveneens de zes opmerkingen die op het geclausuleerde cognossement voorkomen. Het maakt ook melding van de schorsing van de laadverrichtingen in afwachting van instructies van de bevrachter na de vaststelling dat een deel van de lading was beschadigd. Dit verslag citeert de garantiebrief (“Letter of Indemnity”) van afzender Wuxi Zhongcai New Material Co. Ltd. aan bevrachter Daewoo Logistics Corporation, de vrijwillig tussenkomende partij, eveneens van 20 oktober 2012, waarbij de afzender alle verantwoordelijkheid voor de schade aan de lading op zich neemt.

Anders dan de verweerster aanvoert, levert deze “letter of indemnity” geen doorslaggevend vermoeden op dat als gevolg van deze garantiebrief een zuiver cognossement werd opgesteld, in het bijzonder met het oog op het documentair krediet dat werd verstrekt tegen voorlegging van een zuiver cognossement. In de eerste plaats is het weinig waarschijnlijk dat wanneer (de agent voor) de scheepseigenaar ermee instemde een zuiver cognossement af te leveren tegen afgifte van een garantiebrief, hij nadien een vervalst geclausuleerd cognossement in omloop zou brengen. Voorts slaat de “letter of indemnity” ook op de rechtsverhouding tussen afzender en bevrachter zodat de “letter of idemnity” niet noodzakelijk (alleen) met het oog op een zuiver cognossement wordt opgesteld.

De gegevens vermeld op de kredietbrief, die de voorlegging van de volledige set van drie originele cognossementen vereist, maken wel aannemelijk dat de verweerster, zoals zij aanvoert, inderdaad via de bank in het bezit is gekomen van een of meerdere originele exemplaren van het zuivere cognossement. Uit de stukken uitgaande van derde partijen die zij voorlegt, blijkt eveneens dat zij niet zelf een geclausuleerd cognossement heeft aangeboden.

Wel lijkt de verweerster klaarblijkelijk het geclausuleerde cognossement te hebben aanvaard. Het door de eiseres voorgelegde geclausuleerde cognossement werd immers eveneens blanco geëndosseerd (stuk 1 dossier eiseres) en de stukken die de partijen voorleggen, geven enig zicht op de omstandigheden waarin dit endossement is gebeurd (zie stukken 11 en 12 dossier verweerster).

Uit de voorgelegde stukken blijkt dat het geclausuleerde cognossement in het bezit is gekomen van de scheepsagent te Mexico, Newman International, in bizarre omstandigheden (zie stuk 11, mail uitgaande van de vrijwillig tussenkomende partij dossier verweerster) en in het bezit van de scheepsagent is gebleven.

De verweerster is dan ook klaarblijkelijk geen houder van dat geclausuleerde cognossement.

Deze toestand leidt klaarblijkelijk tot een blokkering van de lading. De bevrachter wil de goederen niet afleveren tegen een vals cognossement terwijl het door haar als echt beschouwde cognossement niet in handen was (en is) van de bestemmeling, namelijk de verweerster. Over de voorwaarden waaronder overeenkomstig het geclausuleerde cognossement zou kunnen worden overgegaan tot afgifte van de goederen aan de verweerster, die evenwel niet in het bezit is van het als echt beschouwde (geclausuleerde) cognossement, is thans klaarblijkelijk (nog) geen overeenstemming bereikt (zie ook stuk 5 dossier verweerster).

Binnen de grenzen van zijn marginale toetsingsrecht komt de beslagrechter bijgevolg tot de conclusie dat het zuivere cognossement waarop de verweerster zich beroept, op het eerste gezicht vals is en minstens in die mate van ernstige betwisting vatbaar is dat zij geen grondslag kan bieden voor de zeevorderingen die de verweerster aanvoert.

De eiseres en de vrijwillig tussenkomende partij kunnen die valsheid tegenover de verweerster aanvoeren.

De zeevervoerder heeft het recht de valsheid van een vals cognossement aan te tonen, ook wanneer de (derde) houder te goeder trouw en onwetend over de vervalsing is (F. Stevens, Vervoer onder cognossement, Gent, Larcier, 2001, nr. 129, p. 73).

De verweerster lijkt op het eerste gezicht in elk geval geen aanspraak te kunnen maken op vergoeding van de averijschade die zou blijken uit het zuivere cognossement. Bovendien, en in de eerste plaats, lijkt de verweerster door de endossering van het geclausuleerde cognossement te hebben erkend dat dit geclausuleerde cognossement het echte cognossement is. Zij kon dan ook het beoogde bewarend beslag niet laten steunen op een zuiver cognossement waaraan zij geen rechten kan ontlenen.

Op die gronden is het derdenverzet gegrond.

De beschikking van de beslagrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 25 januari 2013 (ARV nr. 13/117/B) wordt ingetrokken en het bewarend beslag moet worden gelicht.

8. De eiseres en de vrijwillig tussenkomende partij stellen een tegenvordering in tot vergoeding van schade wegens tergend en roekeloos beslag.

Het komt de partijen toe, in het licht van de bovenvermelde overwegingen, de gronden van hun eis en verweer met betrekking tot deze vordering te verduidelijken.

De beslagrechter heropent bijgevolg het debat om de partijen toe te laten hierover verder standpunt in te nemen.

De kosten worden bijgevolg aangehouden.

Op die gronden,

De beslagrechter, op tegenspraak,

Met inachtneming van de artikelen 2 en volgende van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

Zegt voor recht dat de beschikking van de beslagrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 25 januari 2013 (ARV nr. 13/117/B) waarbij aan de verweerster de toelating werd gegeven ten laste van de eiseres en de vrijwillig tussenkomende partij bewarend beslag te leggen op het zeeschip Star Cosmo tot zekerheid van een bedrag van 3.282.141 USD, wordt ingetrokken.

Zegt voor recht dat deze beschikking tot intrekking geldt als opheffing van het bewarend beslag dat op 25 januari 2013 werd gelegd.

Veroordeelt de verweerster om opheffing van het bewarend beslag te verlenen.

Zegt voor recht dat bij gebreke van vrijwillige opheffing, het vonnis zal gelden als opheffing van het beslag.

En alvorens verder te oordelen, heropent ambtshalve het debat teneinde de partijen toe te laten te handelen zoals bepaald in randnr. 8.

Zegt met toepassing van artikel 775 Gerechtelijk Wetboek dat:

- de eiseres en de vrijwillig tussenkomende partij hun conclusie zullen meedelen aan de verweerster en zullen neerleggen ter griffie tegen uiterlijk 14 februari 2013;

- de verweerster haar conclusie zal meedelen aan de overige partijen en zal neerleggen ter griffie tegen uiterlijk 28 februari 2013;

- de partijen hierover zullen worden gehoord op de openbare terechtzitting van dinsdag 12 maart 2013 om 9 uur in de zittingszaal nr. 2.6 in het gerechtsgebouw te Gent, Opgeëistenlaan 401/A.

Zegt dat overeenkomstig artikel 775, tweede lid Ger.W. de partijen bij gerechtsbrief worden verwittigd en hun advocaten bij gewone brief.

Houdt de beslissing over de kosten aan.

(…)


Note / Noot

Zie noot Frank Stevens in dit nummer onder Antwerpen 31 maart 2014, p. 903.