Article

Beslagrechter Antwerpen, 26/06/2001, R.D.C.-T.B.H., 2014/9, p. 908-909

Beslagrechter Antwerpen 26 juni 2001

Lorsque l'utilisateur de quelques navires commande des bunkers à un fournisseur de bunkers et paie aussi ces bunkers à ce fournisseur, la créance s'éteint et le sous-traitant qui a effectué la livraison effective à l'ordre du fournisseur de bunkers ne peut plus faire procéder à la saisie. En outre, la relation entre le fournisseur effectif de bunkers et le fournisseur « contractuel » est une relation achat-vente, et pas une créance maritime telle qu'exigée pour une saisie sur navire de mer (implicitement).
BESLAG
Bewarend beslag op zeeschip - Bunkerleveringen - Medecontractant van de scheepsgebruiker werd betaald - Vordering uitgedoofd - Feitelijke bunkerleverancier beschikt niet meer over (zee)vordering
Wanneer de gebruiker van enkele schepen bunkers bestelt bij een bunkerleverancier en deze bunkers ook betaalt aan deze leverancier, dooft de vordering uit en kan de onderaannemer die in opdracht van de bunkerleverancier de eigenlijke leveringen uitvoerde, geen beslag meer leggen. Bovendien is de verhouding tussen de feitelijke bunkerleverancier en de “contractuele” leverancier een koop-verkoopverhouding, en geen zeevordering zoals vereist voor een beslag op zeeschip (impliciet).
SAISIE
Saisie conservatoire sur navires de mer - Livraisons d'hydrocarbures de soute (bunkers) - Le cocontractant de l'utilisateur du navire a été payé - Créance éteinte - Le fournisseur effectif des bunkers ne dispose plus d'une créance (maritime)

A/S Trumf Bunker / Lukoil Arctic Tanker Co., Murmansk Shipping en D.M.

Zet.: G. Van Raemdonck (beslagrechter)
Pl.: Mrs. K. Van den Bosch en L. Keyzer

Gezien de stukken van het dossier van de rechtspleging zoals zij voorkomen op de inventaris ervan, onder meer:

- de inleidende dagvaarding d.d. 17 augustus 2000;

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in rechtszaken;

Gehoord partijen in hun middelen en besluiten;

Gezien de door partijen neergelegde stukken en conclusies;

Gezien de dagvaarding van 17 augustus 2000 houdende verzet tegen onze beschikking gewezen bij verstek op derdenverzet op 30 juli 2000 waarbij de machtiging tot het leggen van bewarend beslag op een zeeschip op eenzijdig verzoekschrift van 29 juli 2000 werd ingetrokken;

Overwegende dat eiseres de vernietiging beoogt van onze beschikking van 30 juli 2000 houdende intrekking van de machtiging tot het leggen van bewarend beslag op zeeschip van 29 juli 2000 alsook te horen zeggen voor recht dat gedaagde een bankgarantie dient te stellen ten belope van de vordering van eiseres;

Aangezien de feitelijke omstandigheden van huidige betwisting zich als volgt voordoen:

Dat eiseres de zustervennootschap blijkt te zijn van een vennootschap naar vreemd recht Top Oil AB met zetel in Zweden (stuk 10 eiseres op verzet);

Dat door de gebruiker van het ms. Murmansk en van het ms. St. Petersburg, namelijk de vennootschap naar vreemd recht Algonova Shipping C° Ltd. brandstoffen werden besteld bij de vennootschap naar vreemd recht North End Oil, waarvan orderbevestigingen voorliggen bij telefax van 26 en 30 november 1999 (stukken 2 en 4 van gedaagden op verzet);

Dat de brandstoffen blijken geleverd te zijn geworden door huidige eiseres op verzet (stuk 3 gedaagden op verzet), althans door haar moeder/zusterfirma Top Oil AB (onge­nummerd stuk gedateerd 15 mei 2000 bundel eiseres);

Dat de geleverde bunkers per valuta 30 december 1999 betaald werden door Algonova Shipping C° aan North End Oil (stuk 10 verweerders) die daarvoor ook aan Algonova Shipping had gefactureerd (stukken 5 en 7 verweerders);

Dat huidige eiseres op verzet haar levering factureerde aan North End Oil Ltd. op 28 november en 2 december 1999 (stukken 2 en 5 bundel eiseres);

Dat zij geen betaling zou hebben bekomen en derhalve machtiging vroeg en verkreeg bij onze beschikking op eenzijdig verzoekschrift van 29 juli 2000 om bewarend beslag op zeeschip te leggen op ms. Murmansk, zich bevindend in de haven van Antwerpen;

Overwegende dat een eerste betwisting tussen partijen bestaat omtrent de vraag of huidige eiseres over een zeevordering beschikte;

Overwegende dat eiseres op de orderbevestigingen van North End Oil Ltd. van 28 en 30 november 1999 werd vermeld als leverancier, waardoor zij prima facie wel degelijk over een zeevordering beschikte ten aanzien van de bevrachter, de eigenaar, de gebruiker van het zeeschip ms. Murmansk, net zoals overigens ook de verkoper-medecontractant van de gebruiker van het ms. over dergelijke zeevordering beschikte;

Overwegende evenwel dat op derdenverzet tegen de machtiging om bewarend beslag te leggen is aangetoond door huidig gedaagden dat de gebruiker van het ms., namelijk Algonova Shipping C° Ltd. de factuur van haar medecontractant voor aankoop en levering van de brandstof had voldaan en dit blijkt uit stuk 10 van het bundel van gedaagden;

Overwegende dat verbintenissen onder meer teniet gaan door betaling (art. 1234 BW);

Overwegende dat de omstandigheid dat de factuur van huidige eiseres gericht aan haar leverancier, bij wie de gebruiker van het schip een bestelling plaatste door deze leverancier niet werd voldaan, om welke reden dan ook, niet aangerekend kan worden aan de eigenaars van het zeeschip, en immers in principe één overeenkomst voor één levering geen verplichting om tweemaal te betalen voor hetzelfde of twee overeenkomsten voor twee leveringen geen verplichting tot viermaal te betalen kunnen genereren;

Overwegende dat dit slechts zou kunnen mocht er fraude of betaling aan een niet betrokken derde of collusie bewezen worden, wat geenszins wordt aangetoond;

Overwegende dat de door eiseres aangehaalde rechtspraak betrekking heeft op andere geschillen in andere omstandigheden, meer bepaald bij niet-betaling van bunkers, noch aan de medecontractant, noch aan de directe leverancier, doch in casu de levering, zoals deze was besteld ook correct betaald werd aan de medecontractant en ofschoon weliswaar gedaagden ook zouden bevrijd zijn geweest mochten zij betaald hebben aan de rechtstreekse leverancier aan boord, de ratio zijnde dat vaak enkel de directe leverancier duidelijk is en documenten waarin precieze vermelding wie voor rekening van wie wat waar heeft besteld of gekocht ontbreken bij bunkeringen, ook door de betaling aan de leverancier-medecontractant en onafgezien of deze laatste op zijn beurt zijn leverancier had betaald, de gebruiker, de eigenaar, de kapitein, kortom het schip bevrijd was, behoudens uiteraard bewijs van fraude of collusie wat in deze geenszins wordt aangetoond;

Overwegende dat bovendien de omstandigheid dat door eiseres zelf gefactureerd werd aan North End Oil des te meer aantoont dat tussen deze beide vennootschappen een koop-verkoop betreffende brandstoffen werd aangegaan en de vordering tot betaling uitgaande van eiseres niet een tweede maal op gedaagden kan worden verhaald, tegen wie immers door correcte betaling door de gebruiker van het ms. aan haar medecontractant er geen verbintenis meer kan worden ingeroepen, gelet precies op de betaling en derhalve het tenietgaan van de verbintenis;

Overwegende dat aldus bij gebrek aan vaststaande, zekere en opeisbare schuldvordering welke immers tenietging door betaling er geen aanleiding bestaat om terug te komen op de intrekking van de machtiging tot het leggen van bewarend beslag op zeeschip;

Om deze redenen:

Wij, beslagrechter;

Tegensprekelijk rechtdoende;

Verklaren de vordering ontvankelijk doch ongegrond;

Wijzen eiseres af en verwijzen haar in de kosten van het geding, aan haar zijde begroot op dagvaarding en rolstelling 11.418 BEF en rechtsplegingsvergoeding 8.800 BEF en aan de zijde van gedaagden samen begroot op rechtsplegingsvergoeding 8.800 BEF.


Note / Noot

Zie noot Frank Stevens in dit nummer onder Antwerpen 31 maart 2014, p. 903.