Article

Actualité : Hof van Justitie van de Europese Unie, 13/05/2014, R.D.C.-T.B.H., 2014/7, p. 724-725

Hof van Justitie van de Europese Unie 13 mei 2014

Zaak: C-131/12
PERSOONLIJKE LEVENSSFEER
Verwerking persoonsgegevens - Internetzoekmachines - Recht van vergetelheid


VIE PRIVÉE
Traitement de données à caractère personnel - Machines de recherche sur internet - Droit à l'oubli


Een Spaanse burger dient bij de Spaanse privacycommissie een klacht in tegen de uitgever van een Spaans dagblad alsook tegen Google Spain en Google Inc. Dit omwille van het feit dat indien men de naam van de burger opzoekt via Google Search, er koppelingen verschijnen naar twee pagina's van het dagblad van de Spaanse uitgever. Deze pagina's dateren van 1998 en hebben betrekking op een aankondiging van de Spaanse burger betreffende een verkoop per opbod van gebouwen in het kader van een beslag ter terugvordering van sociale­zekerheidsschulden. Ten aanzien van Google Spain en Google Inc. wenst de burger dat zijn persoonsgegevens verwijderd of gemaskeerd worden zodat ze niet meer in de zoekresultaten of de koppelingen verschijnen.

De verwijzende rechter wenst te weten in welke mate op grond van de richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens hieraan gevolg gegeven kan worden.

Het antwoord van het Hof van Justitie is opgedeeld in vier onderdelen.

In het derde onderdeel buigt het Hof zich over de vraag of de naleving van de artikelen 12, sub b (recht van rectificatie, uitwissing en afscherming) en artikel 14, eerste alinea (recht van verzet) richtlijn 95/46 vereisen dat de exploitant van een zoekmachine verplicht is om de koppelingen naar resultaten, die verschijnen nadat men op naam van een persoon een zoekopdracht heeft uitgevoerd, te verwijderen wanneer deze laatste dit verzoekt. Specifiek voor onderhavig geval is dat het informatie betreft die terug te vinden is op webpagina's die niet toebehoren aan de exploitant van de zoekmachine en dat de publicatie op webpagina's op zich niet onrechtmatig is.

Het Hof stelt dat een afweging gemaakt moet worden tussen, enerzijds, het recht op rectificatie en het recht van verzet van de betrokkene en, anderzijds, de gerechtvaardigde belangen van Google. Bovendien dient ook het recht van derden om geïnformeerd te worden in rekening te worden gebracht. Het Hof stelt dat een verwerking van persoonsgegevens als aan de orde in het hoofdgeding, door de exploitant van een zoekmachine, de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens ernstig kan aantasten wanneer met behulp van dergelijke zoekmachine op de naam van een natuurlijke persoon wordt gezocht.

Het louter economische belang dat de exploitant van een dergelijke zoekmachine heeft, kan de potentiële ernst van deze inmenging niet rechtvaardigen. Aangezien echter de verwijdering van de koppelingen uit de resultatenlijst, naargelang van de betrokken informatie, gevolgen kan hebben voor het gerechtvaardigde belang van de internetgebruikers die potentieel toegang daartoe willen krijgen, moet in situaties als aan de orde in het hoofdgeding worden gezocht naar een juist evenwicht. De door de artikelen 7 en 8 van het Handvest beschermde rechten van de betrokkene hebben in principe voorrang op dit belang van internetgebruikers. Elementen die onder meer beoordeeld dienen te worden, zijn de aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene alsook het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken. Dit wordt met name bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt.

Het Hof oordeelt daarom dat een exploitant van een zoekmachine bevolen kan worden om van de na een zoek­opdracht op de naam van een persoon weergegeven resultatenlijst de koppelingen te verwijderen naar door derden gepubliceerde websites die informatie over deze persoon bevatten, zonder dat een dergelijk bevel veronderstelt dat deze naam en deze informatie, hetzij vrijwillig door de redacteur of op last van een van de autoriteiten, voordien of gelijktijdig worden verwijderd van de website waarop zij zijn gepubliceerd.

Het Hof voegt hier bovendien aan toe dat de bescherming van de betrokkene niet doeltreffend en volledig zou zijn, mocht hij zich rechtstreeks tot de webredacteurs zelf moeten richten. Deze redacteurs zouden zich trouwens op een uitzondering op grond van artikel 9 richtlijn 95/46 kunnen beroepen.

In onderhavig geval oordeelde het Hof dat de gevoeligheid van de informatie in deze aankondigingen in de resultatenlijst voor het privéleven van de betrokkene en de omstandigheid dat deze informatie zestien jaar daarvoor is gepubliceerd, de betrokkene het recht geeft te verzoeken dat deze informatie niet langer via een dergelijke resultatenlijst met zijn naam wordt verbonden. Aangezien er in casu geen bijzondere redenen lijken te zijn ter rechtvaardiging van een overwegend belang voor het publiek om, in het kader van een dergelijke zoekopdracht, toegang te krijgen tot deze informatie - waarbij het echter aan de verwijzende rechter staat om dit na te gaan - kan de betrokkene, krachtens de artikelen 12, sub b, en 14, eerste alinea, sub a van richtlijn 95/46 de verwijdering van deze koppelingen van de resultatenlijst verlangen.