Hof van Cassatie 13 maart 2014
Zaak: C.13.0468.n/8 |
CONTINUITÉ DE L'ENTREPRISE Réorganisation judiciaire - Dispositions générales - Procédure
In de praktijk kwam het niet zelden voor dat het verzoek tot verlenging van de opschorting op de vooravond van het verstrijken van de opschorting werd neergelegd, zodat de behandeling van dit verzoek dikwijls niet tijdig (lees: voor het verstrijken van de opschorting) kon geschieden. In onderhavig arrest oordeelde het Hof van Cassatie evenwel dat de vaststelling dat de schuldenaar niet diligent handelde, door zijn verzoekschrift tot verlenging van de opschorting vier dagen voor het verstrijken ervan neer te leggen, zodat dit pas na de opschorting behandeld kon worden, niet volstond om de verlenging van de opschorting te weigeren. Op heden is bepaald dat, om ontvankelijk te zijn, het verzoekschrift uiterlijk veertien dagen voor het einde van de toegekende termijn dient te worden neergelegd (art. 38, § 1 WCO).