Hof van Justitie van de Europese Unie 23 januari 2014
Zaak: C-355/12 |
Nintendo vervaardigt spelconsoles, zowel draagbare (“DS”-spelcomputers) als vaste (“Wii”-spelcomputers). Om te voorkomen dat illegale kopieën van videogames hierop zouden worden gebruikt, voorziet Nintendo enerzijds een herkenningssysteem dat op de spelconsoles zelf geïnstalleerd is en, anderzijds, bevat de fysieke drager, waarop de auteursrechtelijk beschermde videogames zijn opgeslagen, een versleutelde code. Zonder code kan een game niet draaien op een apparaat van Nintendo.
De interactie tussen het hardware- en softwareniveau zorgt er de facto voor dat op Nintendo-spelcomputers uitsluitend producten van Nintendo gebruikt kunnen worden. Multimediaproducten van andere fabrikanten kan men met andere woorden hierop niet afspelen.
PC Box verhandelt de originele spelcomputers van Nintendo samen met extra software bestaande uit bepaalde applicaties van onafhankelijke producenten, “homebrews” genaamd. Deze zijn speciaal gecreëerd om op dergelijke spelcomputers te worden gebruikt en kunnen pas worden gebruikt na de installatie van apparaten van PC Box waarmee de geïnstalleerde inrichting die de technische beschermingsvoorziening vormt, wordt uitgeschakeld.
Nintendo verzet zich hiertegen omdat op deze manier het beschermingssysteem op de hardware wordt omzeild en dit bijgevolg het gebruik van illegale videogames in de hand werkt.
Volgens PC Box beoogt Nintendo in werkelijkheid het gebruik te voorkomen van onafhankelijke software die geen illegale kopie van videogames is, maar mogelijk maakt dat op de spelcomputers MP3-bestanden, films en video's kunnen worden gelezen, zodat die spelcomputers ten volle kunnen worden benut.
Het arrest draait in de eerste plaats om de invulling van het begrip “doeltreffende technische voorziening” (art. 6, lid 3 richtlijn 2001/29): mag onder dit begrip begrepen worden dat niet alleen de drager met het beschermde werk (d.i. de videogame zelf) van een herkenningscode wordt voorzien, maar dat tezelfdertijd ook de spelcomputers van dergelijke voorzieningen worden uitgerust zodat de auteur zich tegen niet toegestane handelingen kan beschermen?
In de tweede plaats wordt verzocht op basis van welke criteria de omvang van de rechtsbescherming tegen de omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen in de zin van artikel 6 richtlijn 2001/29 moet worden beoordeeld.
Een eerste punt dat het Hof opmerkt is dat videogames beoordeeld moeten worden in het licht van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij en niet richtlijn 2009/24 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's. Deze laatste is een lex specialis en heeft louter betrekking op bescherming van computerprogramma's. Videogames zijn echter meer dan een computerprogramma. Zij zijn complexer en hebben een eigen scheppende waarde die niet tot deze codering kan worden beperkt.
Voorts benadrukt het Hof dat de rechtsbescherming van artikel 6 richtlijn 2001/29 enkel geldt om de houder te beschermen tegen de handelingen waarvoor zijn toestemming is vereist.
Met betrekking tot dit laatste stelt het Hof in de eerste plaats dat het derde lid van artikel 6 richtlijn 2001/29 op zich geen uitsluitsel geeft of het begrip “technische voorzieningen” zich ook zou uitstrekken tot voorzieningen die deels zijn opgenomen in de fysieke dragers en deels in de spelcomputer zelf en dat tussen beide interactie vereist is.
Het Hof neemt dan ook aan dat dit mogelijk is indien zij dienen om handelingen die inbreuk maken op de door deze richtlijn beschermde rechten van de houder, te voorkomen of te beperken.
Wat betreft de omvang van de rechtsbescherming tegen de omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen, stelt het Hof vooreerst dat de voorzieningen geschikt moeten zijn om haar doel (nl. het voorkomen of onmogelijk maken van handelingen waarvoor de toestemming van de auteur vereist is) te bereiken.
Hiervoor moeten onder meer in rekening worden genomen: de kosten van de verschillende soorten technische voorzieningen, de technische en praktische aspecten bij de toepassing ervan en de vergelijking van de doeltreffendheid van deze verschillende soorten technische voorzieningen wat de bescherming van de rechten van de houder betreft, met dien verstande dat die doeltreffendheid niet absoluut hoeft te zijn.
Het door de rechtenhouders aangegeven doel van de spelcomputer is hierbij niet relevant. Wel verplicht artikel 6, lid 2 richtlijn 2001/29 de lidstaten ertoe te voorzien in een doelmatige rechtsbescherming tegen inrichtingen, producten of onderdelen die bestemd zijn om de bescherming van doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen, die slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming, of die in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn met het doel de omzeiling mogelijk of gemakkelijker te maken.
Het bewijs van het gebruik dat derden daadwerkelijk ervan maken wordt hierbij een belangrijk element.
Het is daarom aan de nationale rechters te onderzoeken hoe vaak de apparaten van PC Box feitelijk worden gebruikt om niet-toegestane kopieën van games van of onder licentie van Nintendo op spelcomputers van Nintendo te kunnen gebruiken, en hoe vaak deze apparaten worden gebruikt voor doeleinden die geen inbreuk maken op het auteursrecht op de games van of onder licentie van Nintendo.