Article

– Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013, Pb.L. 6 november 2013, afl. 294, R.D.C.-T.B.H., 2014/1, p. 117-118

Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013, Pb.L. 6 november 2013, afl. 294

De toegang tot een advocaat en de aanwezigheid en rol van de advocaat bij het verhoor zijn in België al jarenlang het voorwerp van discussie en (beperkt) wetgevend ingrijpen. Daarin heeft de EU thans een nieuwe stap gezet met de goedkeuring van een nieuwe richtlijn. Deze richtlijn bevat minimumvoorschriften betreffende het recht van verdachten en beklaagden in strafprocedures en van personen tegen wie een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel loopt, om toegang tot een advocaat te hebben en om een derde op de hoogte te laten brengen van de vrijheidsbeneming. De richtlijn voorziet tevens in het recht om met derden en met consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming. De richtlijn bepaalt daartoe vanaf welk ogenblik iemand als verdachte of beklaagde dient te worden beschouwd.

In uitvoering van deze richtlijn zorgen de lidstaten er onder meer voor dat de verdachten of beklaagden hun advocaat onder vier ogen kunnen ontmoeten en met hem kunnen communiceren voor het verhoor. De richtlijn bepaalt eveneens dat de verdachten of beklaagden het recht hebben dat hun advocaat bij het verhoor aanwezig is en daaraan daadwerkelijk kan deelnemen. Deze bijstand tijdens het verhoor geldt bij elk verhoor, dus ook buiten het thans in de Belgische wetgeving voorziene geval van het eerste verhoor na de aanhouding, en garandeert uitdrukkelijk een actieve rol en tussenkomst van de advocaat. Tegelijk wordt voorzien dat advocaten aanwezig kunnen zijn bij (meervoudige) confrontaties en de reconstructie, voor zover de aanwezigheid van de verdachte of beklaagde is vereist of hem dat is toegestaan.

De richtlijn voorziet slechts in beperkte uitzonderingen op deze rechten (o.a. indien er sprake is van een dringende noodzaak om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen, of wanneer de strafprocedure substantiële schade zou worden toegebracht). Deze uitzonderingen moeten bovendien een evenredig karakter hebben en mogen niet verder gaan dan noodzakelijk, moeten een strikt beperkte geldigheidsduur hebben, mogen niet uitsluitend gebaseerd zijn op de soort of de ernst van het vermeende strafbare feit, en mogen geen afbreuk doen aan het globale eerlijke verloop van de procedure.

De lidstaten dienen er eveneens voor te zorgen dat verdachten of beklaagden wie hun vrijheid is ontnomen het recht hebben om, indien gewenst, ten minste één door hen aangeduide persoon, bijvoorbeeld een familielid of een werkgever, zonder onnodig uitstel op de hoogte te laten brengen van hun vrijheidsbeneming. Ook op dit recht zijn slechts dezelfde beperkte uitzonderingen voorzien als deze op het recht tot de toegang tot een advocaat.

Ook wordt voortaan voorzien in het recht om gedurende de vrijheidsbeneming met ten minste één derde te communiceren, tenzij in geval van dwingende of proportionele operationele vereisten. Tevens wordt het recht op communicatie met de consulaire autoriteiten verankerd, en wordt voorzien in het garanderen van de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en verdachte en beklaagde.

De lidstaten dienen uiterlijk tegen 27 november 2016 het nodige te doen om de in de richtlijn vermelde bepalingen in nationaal recht om te zetten.

OPSPORING
Onderzoek - Verhoor - Toegang tot een advocaat - Aanwezigheid van advocaat bij het verhoor - Recht om een derde te informeren van de vrijheidsbeneming - Vertrouwelijkheid
INFORMATION
Instruction - Audition - Accès à un avocat - Présence de l'avocat à l'interrogatoire - Droit d'informer un tiers de la privation de liberté - Confidentialité