Article

Hof van Justitie, 18/07/2013, R.D.C.-T.B.H., 2013/9, p. 936

Hof van Justitie 18 juli 2013

Citroën Belux NV / Federatie voor Verzekerings- en Financiële Tussenpersonen (FvF)

Zaak: C-265/12

Dit arrest betreft de geldigheid van een reclamecampagne waarbij door Citroën Belux NV zes maanden gratis omniumverzekering werd aangeboden bij de aankoop van een Citroën-voertuig. De Federatie voor Verzekerings- en Financiële Tussenpersonen (FvF) was van mening dat deze reclamecampagne een verboden gezamenlijk aanbod bevatte en derhalve een oneerlijke handelspraktijk uitmaakte onder de WMPC.

Bij de beoordeling van de geldigheid van het principieel verbod in artikel 72 WMPC van een gezamenlijk aanbod aan consumenten wanneer minstens één bestanddeel een financiële dienst is, en dit gezamenlijk aanbod verricht wordt door een onderneming of door verscheidene ondernemingen die handelen met een gemeenschappelijke bedoeling, achtte het hof van beroep zich geconfronteerd met drie verschillende mogelijke interpretaties van artikel 3, lid 9 van richtlijn 2005/29 van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken (Pb.L. 11 juni 2005, afl. 149), waarvan de Belgische regeling een omzetting is. Het Hof stelde daarom de volgende prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie: 1) “Moet artikel 3.9 van [richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken (Pb.L. 149/22 11 juni 2005)] zo worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling, zoals artikel 72 [van de wet van 6 april 2010], die - onder voorbehoud van de limitatief in de wet opgesomde gevallen - op algemene wijze elk gezamenlijk aanbod aan de consument verbiedt zodra minstens één bestanddeel een financiële dienst uitmaakt?”; en 2) “Moet artikel 56 VWEU, betreffende de vrijheid van dienstverlening, zo worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling, zoals artikel 72 [van de wet van 6 april 2010], die - onder voorbehoud van de limitatief in de wet opgesomde gevallen - op algemene wijze elk gezamenlijk aanbod aan de consument verbiedt zodra minstens één bestanddeel een financiële dienst uitmaakt?”

Met betrekking tot de eerste vraag heeft het Europees Hof van Justitie beslist dat artikel 3.9 van richtlijn 2005/29 zich niet verzet tegen een bepaling van een lidstaat die gezamenlijke aanbiedingen aan de consument waarvan minstens één bestanddeel een financiële dienst is, op algemene wijze verbiedt. Met betrekking tot de tweede vraag besloot het Hof van Justitie dat artikel 72, § 1 WMPC kan bijdragen tot de bescherming van de consument en dat de vrijheid van dienstverrichting kan worden beperkt indien de beperking een met het VWEU verenigbaar legitiem doel nastreeft en haar rechtvaardiging vindt in dwingende redenen van algemeen belang, zoals de consumentenbescherming. Om deze redenen oordeelde het Europees Hof van Justitie dat het verbod op gezamenlijk aanbod met een financiële dienst als bestanddeel in artikel 72 WMPC verenigbaar is met de aangehaalde bepalingen.

MARKTPRAKTIJKEN
Overeenkomsten met de consument - Gezamenlijk aanbod
PRATIQUES DU MARCHE
Contrats avec le consommateur - Offre conjointe