Met deze wetten wordt een nieuwe regeling inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen ingevoerd teneinde een doeltreffender kredietstelsel te bevorderen dat de ontwikkeling van een performante economie beter kan ondersteunen. Daarnaast beoogt deze wet de wetgeving met betrekking tot de zakelijke zekerheden op roerende goederen duidelijker te maken en de bestaande diversiteit aan regelgevingen af te schaffen door een uniforme regeling uit te werken in het Burgerlijk Wetboek.
De wet van 11 juli 2013 betreft in hoofdzaak de volgende punten:
- de huidige bepalingen zoals opgenomen in de artikelen 2073 tot 2084 BW inzake het pand worden vervangen door de artikelen 1 tot 76 van titel XVII van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de titel wordt vervangen door “Zakelijke zekerheden op roerende goederen”. De regeling met betrekking tot het genotspand (art. 2085 tot 2081 BW) wordt opgeheven. De bestaande bijzondere regelingen zoals o.m. inzake handelspand, het pand op een handelszaak en het landbouwvoorrecht worden eveneens afgeschaft. Aldus zal de beperking inzake begunstigde van een pand op een handelszaak niet meer gelden. De Wet Financiële Zekerheden en de regeling met betrekking tot de inpandgeving van een factuur blijven wel bestaan naast de nieuwe regeling;
- het pand is in principe een consensueel contract i.p.v. een zakelijk contract; een uitzondering hierop geldt voor het geval de pandgever een consument is in de zin van artikel 2, 3° WMPC in welk geval een geschrift vereist is als constitutieve voorwaarde;
- het gebruik van een vertegenwoordiger (“security agent”) bij de vestiging van het pand en de uitoefening van de pandrechten wordt geregeld (naar het model zoals geregeld in de Wet Financiële Zekerheden);
- het pand kan aan derden tegenwerpbaar worden gemaakt via een nieuwe tegenwerpbaarheidsformaliteit: de inschrijving ervan in een nog in te richten elektronisch pandregister; daarnaast kan het pand ook nog tegenwerpbaar aan derden worden gemaakt via de buitenbezitstelling van de in pand gegeven zaak;
- de werking en inrichting van het pandregister wordt geregeld via een aantal basisregels die verder door de Koning zijn uit te werken;
- voor het pand zonder buitenbezitstelling worden specifieke bepalingen ingevoerd inzake gebruik, verwerking, onroerendmaking en vermenging van de in pand gegeven goederen;
- de zakelijke subrogatie wordt uitdrukkelijk geregeld: het pandrecht strekt zich uit tot alle schuldvorderingen die in de plaats komen van de bezwaarde goederen, waaronder de schuldvorderingen uit de overdracht ervan en deze tot vergoeding wegens tenietgaan, beschadiging of waardeverlies van het bezwaarde goed;
- indien de pandgever een consument is, gelden een aantal bijzondere regels; zo mag bijvoorbeeld de waarde van het verpande goed of de verpande goederen het dubbel van de omvang van het pandrecht niet overschrijden;
- het mechanisme van de “parate executie” bij tenuitvoerlegging, zoals reeds gekend bij de Wet Financiële Zekerheden, wordt op algemene wijze geïntroduceerd;
- een aantal bijzondere regels worden opgenomen inzake de inpandgeving van schuldvorderingen en de inpandgeving tot zekerheid; de eigendomsoverdracht tot zekerheid van schuldvorderingen wordt gelijkgesteld met een pand op schuldvorderingen; en
- een aantal bepalingen inzake het retentierecht en het eigendomsvoorbehoud worden ingevoerd.
De wet van 24 juni 2013 betreft het procedurele aspect van de nieuwe regeling en bevat twee bepalingen waarmee de beslagrechter van de woonplaats van de pandgever bevoegd wordt gemaakt voor de vorderingen betreffende de roerende zakelijke zekerheden en het pandregister.
ZEKERHEDEN
Zakelijke zekerheid - Burgerlijk pand - Retentierecht - Eigendomsvoorbehoud - Handelspand - Inpandgeving handelszaak - Warrant
|
SURETES
Sûreté réelle - Gage civil - Droit de rétention - Réserve de propriété - Gage commercial - Gage fonds de commerce - Warrant
|