Article

Hof van Cassatie, 07/06/2012, R.D.C.-T.B.H., 2013/8, p. 784-785

Hof van Cassatie 7 juni 2012

FAILLISSEMENT
Beheer van het faillissement - Kosten en ereloon van de curator
De kosten en erelonen van de curator voor het beheer van het faillissement zijn geen kosten die verband houden met de rechtspleging die aanleiding heeft gegeven tot het faillissement of met de rechtspleging die leidt tot de latere intrekking ervan. Die kosten en erelonen van de curator zijn derhalve geen gedingkosten in de zin van de artikelen 1017 en 1018 Gerechtelijk Wetboek.
De uitvoering van een op vordering van een schuldeiser uitgesproken faillissementsvonnis gebeurt niet in opdracht van die schuldeiser, maar van de curator die voor alle schuldeisers in de boedel optreedt. De kosten en het ereloon van de curator die verband houden met de uitvoering van een later ingetrokken faillissementsvonnis kunnen enkel door de ex-gefailleerde worden verhaald op de schuldeiser indien de handelwijze van de laatstgenoemde lichtvaardig was.
FAILLITE
Administration de la faillite - Frais et honoraires du curateur
Les frais et honoraires du curateur pour la gestion de la faillite ne constituent pas des frais qui ont trait à la procédure qui a donné lieu à la faillite ou à la procédure qui a donné lieu à sa rétractation ultérieure. Ces frais et honoraires du curateur ne constituent, dès lors, pas des dépens au sens des articles 1017 et 1018 du Code judiciaire.
L'exécution d'un jugement déclaratif de faillite prononcé à la demande d'un créancier n'a pas lieu sur ordre de ce créancier mais du curateur qui agit pour tous les créanciers dans la masse. L'ex-failli ne peut réclamer au créancier les frais et honoraires du curateur qui ont trait à l'exécution d'un jugement déclaratif de faillite ultérieurement rétracté que si ce créancier a agi de manière irréfléchie.

Rijksdienst voor Sociale Zekerheid / A. Cleyman, advocaat, voormalige curator faillissement Thames Estate NV en L. D'Hooghe, advocaat, curator faillissement Thames Estate NV

Zet.: E. Dirix (afdelingsvoorzitter), B. Deconinck, A. Smetryns, K. Mestdagh en G. Jocqué (raadsheren)
OM: A. Van Ingelgem (advocaat-generaal met opdracht)
Pl.: Mrs. A. De Bruyn en J. Verbist
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen de tussenarresten van het hof van beroep te Gent van 3 oktober 2005 en 15 februari 2010 en het eindarrest van 8 november 2010.

Advocaat-generaal met opdracht A. Van Ingelgem heeft op 17 april 2012 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Afdelingsvoorzitter E. Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal met opdracht A. Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste onderdeel

1. De relevante passage van het beschikkend gedeelte van het tussenarrest van 3 oktober 2005 luidt als volgt:

“Trekt het faillissement van Thames Estate NV in,

Legt de gedingkosten lastens [de eiser], begroot:

- in hoofde van [Thames Estate NV] op:

- 259,77 EUR dagvaarding/rolstelling verzetsprocedure

- 178,48 EUR rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg

- 186 EUR rolrecht hoger beroep

- 237,98 EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep

- in hoofde van [de eerste verweerder] op: P.M.”

2. De appelrechters die in het tussenarrest van 15 februari 2010 oordelen dat de gedingkosten, waarover het tussenarrest van 3 oktober 2005 oordeelt, ook de erelonen en kosten van de curator q.q. omvatten, geven van die akte een uitleg die met de bewoordingen ervan niet verenigbaar is en miskennen zodoende de bewijskracht ervan.

Het onderdeel is gegrond.

Zesde onderdeel

3. Krachtens artikel 1017, eerste lid Gerechtelijk Wetboek verwijst ieder eindvonnis, tenzij bijzondere wetten anders bepalen, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel bekrachtigt.

Artikel 1018 Gerechtelijk Wetboek geeft een niet-limitatieve opsomming van de gedingkosten. Als gedingkosten kunnen slechts worden aangemerkt de kosten die verband houden met het voeren van een procedure.

4. De kosten en erelonen van de curator voor het beheer van het faillissement zijn geen kosten die verband houden met de rechtspleging die aanleiding heeft gegeven tot het faillissement of met de rechtspleging die leidt tot de latere intrekking ervan.

Die kosten en erelonen van de curator zijn derhalve geen gedingkosten in de zin van de artikelen 1017 en 1018 Gerechtelijk Wetboek.

5. De uitvoering van een op vordering van een schuldeiser uitgesproken faillissementsvonnis gebeurt niet in opdracht van die schuldeiser, maar van de curator die voor alle schuldeisers in de boedel optreedt.

De kosten en het ereloon van de curator die verband houden met de uitvoering van een later ingetrokken faillissementsvonnis kunnen enkel door de ex-gefailleerde worden verhaald op de schuldeiser indien de handelwijze van de laatstgenoemde lichtvaardig was.

6. De appelrechters die in het tussenarrest van 15 februari 2010 oordelen dat de kosten en erelonen van de curator die verband houden met de uitvoering van het faillissementsvonnis gedingkosten zijn en deze kosten ten laste leggen van de eiser zonder te onderzoeken of zijn handelwijze lichtvaardig was, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het onderdeel is gegrond.

Derde, vierde, vijfde en zevende onderdeel

7. Anders dan de onderdelen aanvoeren, beslist het tussen­arrest van 3 oktober 2005 niet dat de kosten en de erelonen van de eerste verweerder die verband houden met de uitvoering van een faillissementsvonnis dat later werd ingetrokken ten laste van de eiser worden gelegd.

De onderdelen berusten op een verkeerde lezing van het tussenarrest van 3 oktober 2005 en missen mitsdien feitelijke grondslag.

Omvang van cassatie

8. De vernietiging van het tussenarrest van 15 februari 2010 strekt zich uit tot het eindarrest van 8 november 2010, dat een gevolg ervan is.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt de bestreden arresten van 15 februari 2010 en 8 november 2010.

Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van de vernietigde arresten.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.

(...)