Article

Beslag op een kredietopening, een epiloog of het afsluiten van een etappe?, R.D.C.-T.B.H., 2013/7, p. 666-671

SAISIE ET EXECUTION
Saisie-arrêt conservatoire - Saisie-arrêt bancaire - Déclaration de tiers saisi - Obligation de mentionner le solde débiteur irrégulier d'un compte bancaire (non)
Si le compte bancaire (unique) saisi présente un solde débiteur, la saisie est sans objet. Un solde débiteur irrégulier peut être assimilé à un crédit forcé. La banque devient, du fait de ce crédit (forcé) créancière et non débitrice du saisi. Il n'y a pas d'obligation pour la banque tiers saisi de faire figurer le solde débiteur dans la déclaration de tiers saisi.
BESLAG EN EXECUTIE
Bewarend beslag onder derden - Bankbeslag - Verklaring van derde beslagene - Geen verplichting het (onregelmatig) debetsaldo te vermelden
Indien de (enige) rekening debiteur is, is het beslag zonder voorwerp. Een onregelmatige debetstand kan worden gelijkgesteld met een afgedwongen krediet. De bank wordt door dit (afgedwongen) krediet de schuldeiser en niet de schuldenaar van de beslagene. De bank derde-beslagene moet het debetsaldo niet vermelden in de verklaring van derde beslagene.
Beslag op een kredietopening, een epiloog of het afsluiten van een etappe?

Het Hof van Cassatie velde per 26 november 2009 [1] een belangrijk arrest. In één van de drie alinea's van het antwoord op de middelen stelt het kort en droogjes dat de kredietopening een persoonlijk recht van de kredietgenieter is om op de nog beschikbare kredietruimte, naar zijn eigen inzicht, beroep te doen. De tweede zin concludeert dat een kredietopening geen voor beslagbare schuldvordering doet ontstaan. Deze kredietopening hoeft dan ook niet in de verklaring van derde beslagene na beslag opgenomen te worden. Daarbij sloot het Hof aan bij de Nederlandse rechtspraak van de Hoge Raad met het arrest van 20 oktober 2004 [2].

Het oorspronkelijke arrest van 16 juni 2008 van het hof van beroep te Brussel werd verbroken en de zaak werd verwezen naar het hof van beroep te Antwerpen.

Het hof van Antwerpen sprak op 15 februari 2012 zijn arrest na verwijzing uit. In dit arrest maakt het hof van beroep, terecht, een onderscheid tussen verschillende hypothesen. Deze worden hieronder nader bekeken.

Het cassatiearrest wierp ook zijn schaduw op de discussie rond de inhoud van de verklaring van derde beslagene. De rechtbank van eerste aanleg van Brussel velde op 15 december 2011 een vonnis over de vraag of een debetsaldo van een rekening moet worden vermeld.

1. Voorwerp van het bankbeslag

Wat is het voorwerp van een beslag onder derden? Het antwoord kan men lezen in de bepalingen in het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 1445 Ger.W.Iedere schuldeiser kan, op grond van authentieke of onderhandse stukken, bij gerechtsdeurwaarder, onder een derde, bewarend beslag leggen op de bedragen of zaken die deze aan zijn schuldenaar verschuldigd is.

Artikel 1539 Ger.W.De schuldeiser die een uitvoerbare titel bezit, kan bij deurwaardersexploot uitvoerend beslag onder derden leggen, op de bedragen en zaken die deze aan zijn schuldenaar verschuldigd zijn.

Bij een bankbeslag slaat het dus op alles wat de bankier aan de beslagene verschuldigd is.

1.1. Beslag op bankrekening

Het creditsaldo van de bankrekening van de beslagene, na afhandeling van de hangende verrichtingen, valt onder het beslag [3]. Valt echter niet onder het beslag, de bedragen die na de datum van het beslag als gevolg van nieuwe verrichtingen op de rekening van de beslagene worden geboekt. Op het ogenblik van het beslag was de bankier immers nog geen schuldenaar van de rekeninghouder. De schuld ontstaat eerst vanaf het tijdstip dat de gelden effectief op de rekening staan [4]. De derde die de betaling naar de rekening van de beslagene uitvoert, heeft immers geen verbintenis daartoe aangegaan ten opzichte van de bank [5].

Maar hoe staat het met de kredieten die door de bankier/derde beslagene aan de beslagene werden toegestaan?

1.2. Beslag op kredietopening

Een bankbeslag op alles wat de bank aan een cliënt verschuldigd is, is ook potentieel ruimer dan een beslag op rekening. De bank kan immers om andere redenen dan een crediteursaldo van een bankrekening de schuldenaar van de cliënt zijn, bijvoorbeeld als het gevolg van een krediet.

De kredietopening wordt omschreven als de overeenkomst waarbij een bank zich verbindt, als de voorwaarden daartoe vervuld zijn, geld of zijn kredietwaardigheid ter beschikking te stellen van een persoon, de kredietgenieter [6]. Een kredietopeningsovereenkomst afgesloten tussen een bank en haar cliënt kent vele potentiële realisatievormen en moet worden omschreven als een kaderovereenkomst [7].

Bij een kredietverbintenis moet een onderscheid gemaakt worden tussen handtekeningkredietovereenkomsten en thesauriekredietovereenkomsten [8].

1.2.1. Beslag en handtekeningkrediet

Handtekeningkredietovereenkomsten zijn deze waarbij de bank belooft dat zij, onder omstandigheden, geldverbintenissen van de kredietnemer in diens plaats zal voldoen. Voorbeelden daarvan zijn bankborgstelling, bankgarantie en door de bank geconfirmeerd documentair krediet.

Deze vorm van kredietopening kan dus duidelijk niet het voorwerp zijn van een derdenbeslag ten laste van de kredietgenieter. De voorwaardelijke schuldvordering hoort toe aan de begunstigde van de verbintenis van de bank die werd aangegaan ten gevolge van de afroep door de kredietnemer van het handtekeningkrediet. Bij een beroep door deze begunstigde is de bank immers eventueel aan de begunstigde en niet aan de kredietgenieter geldsommen verschuldigd.

Uit het voorgaande blijkt wel dat de verbintenis van de bank, de financiële prestatie van de bank die het product van de kredietopening is, potentieel wel valt onder een derdenbeslag ten laste van de begunstigde. Uiteraard betekent dit niet dat de beslaglegger/schuldeiser van de begunstigde zomaar een beroep zou kunnen doen op het krediet. De voorwaarden van het handtekeningkrediet blijven gelden. Enkel bij een geldig beroep door de begunstigde kan het bankbeslag een effectief voorwerp hebben.

1.2.2. Beslag onder derden en thesauriekrediet­overeenkomsten

Daarnaast zijn er de thesauriekredietovereenkomsten. Daarin stelt de bank geld ter beschikking aan de kredietnemer. Binnen deze kredietopeningen moet nog eens een onderscheid gemaakt worden tussen die waarbij de cliënt te allen tijde zonder meer het recht heeft om geld op te nemen in rekening (kaskrediet) of een bedrag gecrediteerd te krijgen op zijn rekening (straight loan) en andere waarbij de afroep verbonden is aan bepaalde voorwaarden.

Waar in het arrest van het Hof van Cassatie een algemene regel wordt geponeerd, wordt in het arrest na verwijzing netjes een onderscheid gemaakt tussen de verschillende toestanden.

a. Een volledig opgenomen en uitbetaald krediet

Bij een volledig opgenomen krediet is de prestatie van de bank uitgevoerd. In dit geval is echter alleen maar een schuld ten opzichte van de bank/derde beslagene. Van een schuld van de bank aan de kredietnemer is er, zoals in het arrest na verwijzing correct wordt vastgesteld, geen sprake meer.

b. Een nog niet (volledig) opgenomen krediet - geen afroep door de kredietnemer

Het is goed begrijpbaar dat de partij die een beslag op bankrekening legt niet bepaald gelukkig is als hij vaststelt dat het beslag voor hem niets oplevert maar dat de beslagene toch nog aan financiële middelen kan geraken bij de bank. Daaruit ontstaat de vraag of de beslaglegger een beslag kan leggen op de niet opgenomen kredietruimte.

Onmiddellijk daarbij sluit de volgende kwestie aan: kan de beslaglegger door een (uitvoerend) beslag het recht verwerven om in naam en voor rekening van de beslagene/kredietnemer het krediet af te roepen?

Om de onbeslagbaarheid van de kredietopening onder de vorm van een thesauriekredietovereenkomst te rechtvaardigen worden in het arrest van het hof van beroep van Antwerpen twee argumenten aangehaald; enerzijds het gebrek aan schuldvordering en anderzijds het intuitu personae-karakter van de kredietopening. Soms wordt als apart derde argument aangevoerd dat zolang de kredietnemer het krediet niet opneemt het slechts om een eventueel recht zou gaan.

Bij thesauriekredietovereenkomsten gaat om een verbintenis van de bank om iets te doen [9].

Een bepaalde opinie binnen de rechtsleer beschouwt de kredietopening als een bestaande voorwaardelijke schuldvordering, minstens een schuldvordering in de kiem. Daaruit, met als ondersteuning het cassatiearrest van 12 mei 1989 [10], wordt een stelling opgebouwd als zou de nog beschikbare kredietruimte vatbaar zijn voor beslag [11].

De meeste auteurs en een deel van rechtspraak menen echter dat het recht van de kredietgenieter voortspruitende uit de kredietopening enkel een louter eventueel recht is, afhankelijk van de wil een beroep te doen op de kredietopening. Zolang de beslagene/kredietnemer geen gebruik maakt van zijn wilsrecht en geen afroep van het krediet doet, is er hoe dan ook geen schuldvordering van deze laatste op de bank [12], enkel een eventuele schuldvordering [13]. Ook het besproken arrest van het hof van beroep onderschrijft die visie.

Een verder argument dat tegen de beslagbaarheid wordt aangehaald is dat het recht op de afroep van de kredietopening een intuitu personae-karakter heeft [14]. Met uitzondering van eerder zeldzame contractuele andersluidende afspraken tussen de bank en kredietgenieter, kan alleen de eerstgenoemde van de bank de uitvoering van de kredietopeningovereenkomst vragen.

Het intuitu personae-karakter van het recht om aan de bank de uitvoering van zijn afgifteverplichting te vragen maakt dat dit niet vatbaar voor beslag is [15].

Een derde kan immers, niet door een zijdelingse vordering noch via een andere weg, van de bank de uitvoering van diens kredietverbintenis eisen [16]. Ook de auteurs die in de kredietopening, waarop nog beroep kan worden gedaan, als een voor beslag vatbare schuldvordering zien, aanvaarden dit laatste [17].

Diegenen die de beslagbaarheid van de kredietopening bepleiten, menen dat dit beslag echter een nuttig middel is om het ontstaan van nieuwe schulden in hoofde van de beslagen schuldenaar te verhinderen, minstens te beperken [18]. Dat dit de bedoeling kan zijn van een beslag lijkt mij meer dan hoogst onzeker. Een beslag is een uitvoeringsmiddel en geen schuldbeheersingsmechanisme.

c. Een nog niet (volledig) opgenomen krediet - afroep door de kredietnemer voor het beslag, maar nog niet uitbetaald op het ogenblik van het beslag

Verder is er ook nog het geval waarbij de kredietgenieter al een afroep van het krediet bij de bank deed, doch dat de bank nog geen betaling of terbeschikkingstelling deed. Deze hypothese komt ook in het arrest van het hof van beroep van Antwerpen aan bod.

Eerst en vooral zal dit zeer uitzonderlijk zijn. Voor de thesauriekredieten in rekening staat het geld, of de mogelijkheid die op te trekken, in ieder geval onmiddellijk ter beschikking. In andere gevallen gebeurt het, door de informatisering, ook quasi onmiddellijk.

Zelfs als deze hypothese zich zou voordoen [19], dan moet men rekening houden met andere aspecten van de kredietverlening.

Het derdenbeslag verandert niets aan de aard van in beslagenomen schuldvordering. De beslaglegger kan niet meer rechten doen gelden dan de beslagene. Hij zal de schuldvordering moeten nemen zoals hij is, met al zijn voorwaarden [20].

Zo wordt het gebruik van de opname van het krediet in de kredietbrief verbonden aan een aantal voorwaarden wat het gebruik van de opgenomen gelden betreft (enkel betaling van facturen van een bepaald project, ...). Deze voorwaarden zijn ook aan de beslaglegger tegenwerpbaar [21].

d. Een nog niet (volledig) opgenomen krediet - Afroep door de kredietnemer nà het beslag

Ten slotte blijft er nog het geval dat de kredietnemer na het beslag beroep doet op de kredietopening. Valt het provenu van dit beroep onder het beslag?

De auteurs die een beslag op kredietopening mogelijk achten, beantwoorden deze vraag zonder meer positief [22]. Ook hier slaan ze geen acht op het onderscheid tussen de kredietopening waarbij de afroep verbonden is aan bepaalde voorwaarden en de kredietopeningen waarbij de cliënt te allen tijde zonder meer het recht heeft om geld op te nemen in rekening of op zijn rekening geboekt te krijgen. Maar zelfs dit onderscheid in acht genomen leidt dit niet noodzakelijk tot beslagbaarheid.

Voor anderen, die uitgaan van het standpunt dat er uit de kredietopening in hoofde van beslagene geen schuldvordering op de bankier ontstaat, is het antwoord zonder twijfel negatief. Daar er geen schuldvordering in beslag werd genomen, vallen de sommen die de beslagene optrekt uit de kredietopening niet onder het beslag.

Bij afroep door de kredietnemer ná het beslag vervalt het argument van de wilsuiting en van de intuitu personae-aard van het recht op afroep van de nog beschikbare kredietruimte. Zo de beslagen kredietgenieter zijn recht uitoefent, wordt alles reëel.

Dit betekent echter niet dat de gelden uit de opname wel beslagbaar zouden zijn. Daar het recht op de afroep van de kredietopening een eventueel recht is, ontstaat dit eerst op het ogenblik van de afroep, zonder retroactieve werking [23]. Als het recht niet bestond op het ogenblik van het beslag, vallen de opnames als een gevolg van het uitoefenen van dit recht er ook niet onder.

Als de bank geld ter beschikking stelt uit hoofde van de kredietovereenkomst, doet ze geen betaling, maar voert ze de leningsovereenkomst uit. Vanaf het ogenblik dat de bank, na afroep door de beslagene/kredietnemer, haar verbintenis uitvoert wordt deze laatste onmiddellijk de schuldenaar van de bank ten belope van de opgenomen bedragen [24].

De bedoeling van de kredietopening is een schuldvordering te doen ontstaan van de derde beslagene ten laste van de beslagene. Bij de kredietopening alleen de verbintenissen van de kredietverlener ten opzichte van de kredietnemer in aanmerking nemen en niet die van de kredietnemer ten opzichte van de kredietverlener is een verdraaien van de reële toestand [25].

Als men de beslagbaarheid van de kredietopname ná beslag aanvaardt, heeft dit als gevolg dat de ene schuld wordt betaald met een andere schuld. Kort gesloten is de conclusie dat de beslagene leningen moet afsluiten om de beslaglegger te betalen.

Men moet ook realistisch blijven. Als men beschouwt dat de bedragen van de afroep door de kredietnemer ná het beslag beslagbaar zouden zijn, krijgt men zo goed als zeker onmiddellijk een, niet onwettig, ontwijkend gedrag. De beslagene/kredietgenieter zal de kredietopening bij de bank/derde beslagene beëindigen of daar zeker geen beroep meer op doen. Hij zal er een nieuwe aangaan bij een andere bankier [26].

2. Inhoud van de verklaring van derde beslagene

De vraag naar de beslagbaarheid van een kredietopening brengt direct de vraag mee of, bij een beslag in handen van de bank/kredietverstrekker, een krediet of de aanwending van een krediet moet worden vermeld in de verklaring van derde beslagene.

De inhoud van de verklaring van derde beslagene wordt bepaald door artikel 1542 en 1452 Ger.W.

Binnen vijftien dagen na het derdenbeslag, is de derde-beslagene gehouden verklaring te doen van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag.

De verklaring moet nauwkeurig alle dienstige gegevens voor de vaststelling van de rechten van partijen vermelden en, naar gelang van de gevallen, inzonderheid:

    • de oorzaken en het bedrag van de schuld, de dag van haar opeisbaarheid en in voorkomend geval haar modaliteiten;
    • de bevestiging door de derde-beslagene dat hij niet of niet meer de schuldenaar is van de beslagene;
    • de opgave van de beslagnemingen onder derden waarvan aan de derde-beslagene reeds kennis is gegeven;
    • in voorkomend geval, de bedragen voorzien van een code die op de creditzijde van een zichtrekening ingeschreven werden en de datum van de inschrijving ervan indien deze gebeurde tijdens de dertig dagen die de datum van het beslag voorafgaan.

    Alleen het voorwerp van het beslag moet worden opgenomen in de verklaring van derde beslagene [27].

    Uit deze verplichting nauwkeurig alle dienstige gegevens voor de vaststelling van de rechten van partijen te vermelden, werd door een deel van de rechtsleer en de rechtspraak afgeleid dat de kredietopening en ook het negatief saldo van de bankrekening in de verklaring moet worden opgenomen [28]. Meteen werd de lijn doorgetrokken naar de affirmatie dat het doel van de verklaring van derde beslagene zou zijn de beslaglegger een gedetailleerde informatie te verschaffen van de vermogenstoestand van de beslagene zodat hij kan nagaan of het opportuun is aanvullende uitvoeringsmaatregelen te nemen op andere goederen [29].

    Deze visie kan na het arrest van het Hof van Cassatie niet meer gehandhaafd worden. In zijn arrest is het hof consequent wat de inhoud van de verklaring van derde beslagene betreft. Als de kredietopening geen voor beslag vatbare schuldvordering is, dan moet die ook niet opgenomen worden in de verklaring. Dit geldt uiteraard ook voor de modaliteiten van die kredietopening [30].

    Daar een negatief saldo van een rekening de uitdrukking is van een thesauriekrediet in rekening, hoeft dus dit saldo ook niet opgenomen te worden in de verklaring van derde beslagene. De vermelding van een debetsaldo of opnames gaat daardoor in tegen de discretieplicht van de bankier [31].

    Het vonnis van de beslagrechter te Brussel d.d. 15 december 2011 sluit zich aan bij het hoger vermelde cassatiearrest. Dit is zeker te begroeten.

    In het vonnis wordt echter, onder verwijzing naar een arrest van het hof van beroep van Brussel, een onderscheid gemaakt tussen de gevallen waarbij de beslagene dan wel meerdere rekeningen die onder beslag vallen heeft.

    De vraag is of dit pertinent is. Deze visie is blijkbaar ingegeven door een zekere achterdocht tegen de bank/derde beslagene over de toepassing van het berekenen van het saldo dat onder het beslag valt.

    Ook al slaat het derdenbeslag op slechts één rekening(nummer), dan kan dit enige basisrekeningnummer verschillende rubrieken hebben met potentieel sommige met credit- en andere met debetsaldi.

    Wat de toestand van meerdere rekeningen betreft, zal de bank daarenboven in de regel met haar cliënt/rekeninghouder een beding van eenheid van rekening hebben bedongen. De verschillende rekeningen(nummers) met credit- of debetsaldo, in om het even welke munt of rekeneenheid, geopend op naam van de cliënt vormen rubrieken van één enkelvoudige en ondeelbare rekening, voor zover wettelijke imperatieve bepalingen zich er niet tegen verzetten.

    In voormelde, al dan niet met bijbedoelingen, door de beslaglegger gespeelde achterdocht over de toepassing van de schuldvergelijking, kadert het argument dat bij een bankbeslag de bank absoluut alle elementen die leiden tot het rekeningsaldo in het kader van het beslag moet opnemen in de verklaring van derde beslagene. Die (gespeelde) achterdocht kadert echter veeleer in de al aangehaalde stelling dat de verklaring van derde beslagene een instrument moet zijn om de vermogenstoestand van de beslagene te achterhalen, onder andere met betrekking tot de betalingsstromen.

    Waar die eis van opgave in de verklaring van derde beslagene van alle tussensaldi in theorie lijkt gelijk te sporen met de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, leidt dit tot absurde gevolgen. Een bankrekeningrelatie kan al tientallen jaren oud zijn. Om te kunnen nagaan of de bank correct de schuldvergelijking heeft doorgevoerd om tot het saldo op het ogenblik van het beslag te komen, saldo dat het resultaat is van duizenden verrichtingen, moeten dan alle verrichtingen sinds het openen van rekening bijgevoegd worden.

    Gesteld dat men dan al aanvaardt dat niet de gehele ketting van credit- en debetverrichtingen vanaf de rekeningopening in de verklaring van derde beslagene moeten worden opgenomen, waar legt men de grens?

    Dat een complete of zelfs gedeeltelijke vermelding niet de bedoeling is, blijkt uit de discussies rond de invoering van, onder andere, de artikelen 1411bis tot 1411quater van het Gerechtelijk Wetboek. In het ontworpen systeem kwam er een mededeling door de beslagen bank, niet alleen van het saldo onder beslag. Bijkomend moet de bank/derde beslagene, in de verklaring van derde beslagene, in geval van creditsaldo van een zichtrekening, een overzicht geven van alle bedragen, waarvoor een bijzondere code werd meegedeeld, ingeschreven tot dertig dagen vóór het beslag op de creditzijde.

    De opgave van andere verrichtingen, die bepaalden vroegen, werd bij de bespreking van de wetswijziging niet opportuun geacht zoals blijkt uit de reactie van de minister van Justitie vastgelegd in het verslag van de bespreking van de wetsartikelen:

    De door de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders voorgestelde regeling zou tevens tot gevolg hebben dat de schuldenaar zijn rekeningafschriften aan de deurwaarder moet voorleggen, en zulks houdt een schending van de privacy in. Aldus zouden de schuldeisers of de deurwaarder informatie kunnen verkrijgen waartoe ze in normale omstandigheden geen toegang hebben (bv. de lijst van de schuldenaars van de schuldenaar en de betalingsdata) [32].

    Uiteraard zal de bank, in geval de inhoud van de verklaring van derde beslagene ernstig wordt betwist, op bevel van de rechter, alle door deze laatste nuttig geachte informatie moeten verschaffen om de correcte berekening van het saldo onder beslag te kunnen nagaan. Evenmin als voor de schuldvergelijking tijdens de werking van de rekening, heeft de beslagen bank een vrijbrief voor de berekening van het aan te geven saldo van banktegoeden in rekening.

    3. Conclusie

    Het cassatiearrest van 26 november 2009 bracht voor een deel duidelijkheid wat het beslag op een kredietopening betreft. Het arrest van het hof van beroep van Antwerpen na verwijzing bracht een terechte nuancering aan.

    Dat het cassatiearrest ook zijn gevolgen heeft voor de inhoud van de verklaring van derde beslagene is meer dan duidelijk, zoals uit het besproken vonnis van de beslagrechter blijkt.

    Paul Vrielynck

    Bedrijfsjurist

    [1] Cass. 26 november 2009, AR C.09.0063.N, Bank Fin.R. 2010, 100, noot D. Van Der Mosen en J. Buyle, Pas. 2009, I, p. 2802, Ius & Actores 2010, 97, concl. A. Van Ingelgem, P&B 2010, 164 met noot, T.Fin.R. 2009, 72, noot P. Vrielynck.
    [2] HR 29 oktober 2004, C03/166HR, JOR 2004, 338, JBPR 2004, 68, www.rechtspraak.nl/Gerechten/HogeRaad /.
    [3] E. Dirix en K. Broeckx, Beslag, APR, 2010, 457, nr. 725; A.-M. Stranart, O. Clevenbergh en G. Block, La saisie-arrêt bancaire , RPDB, Compl., T. VIII, p. 822, nrs. 51 en 837 e.v., nrs. 61 e.v.; R. Francis, “Beslag onder derden in handen van de bank en lopende verrichtingen op bankrekeningen”, RW 2007-08, 232; noot bij Cass. 15 juni 2006, RW 2007-08, Bank Fin.R. 2006, 385, Pas. 2006, I, p. 1425, RABG 2007, 447.
    [4] Luik 10 mei 2007, JLMB 2008, 70, RRD 20047, 68. Vergelijk met de vraag van de conventionele schuldvergelijking na faillissement: C. Boddaert, “Stof voor discussie: het begrip 'bestaande vordering' in art. 14 wet financiële zekerheden”, RW 2008-09, 971; O. Creplet, “Le sort des fonds reçus par l'établissement de crédit postérieurement à la faillite de son client et le droit des sûretés, spécialement la loi relative aux sûretés financières”, RDC-TBH 2010, 201, randnr. 3.
    [5] E. Dirix en K. Broeckx, Beslag, APR, 2010, 459-460, nr. 728.
    [6] Van Ryn en Heenen, Principes de droit commercial, T. IV, 1988, 406, nr. 526.
    [7] B. Du Laing, (Geld) lening en krediet(opening), reeks Recht en Onderneming, nr. 14, 606, nr. 657.
    [8] B. Du Laing, (Geld) lening en krediet(opening), reeks Recht en Onderneming, 381, nr. 392; D. Van Der Mosen en J. Buyle, “Beslag onder derden en kredietopeningen; het einde van een controverse?”, Bank Fin.R. 2010, 103, VIII, 3ème al.
    [9] J. Buyle en O. Poelmans, “Insaisissabilité de l'ouverture de crédit. Unicité des comptes. Effets d'une saisie en compte courant”, JT 1990, 291, nr. 2; A.-M. Stranart, l.c., La saisie-arrêt bancaire, RPDB, p. 848, nr. 125.
    [10] Cass. 12 mei 1989, RW 1989-90, 1347, noot E. Dirix, “Beslag op een toekomstige vordering”, RW 1989-90, 1348, Arr.Cass. 1988-89, 1063, Bull. 1989, 961, Pas. 1989, I, p. 961.
    [11] C. Herinckx en Th. Leonard, “La saisie-arrêt et les opérations bancaires”, Ann.dr.Louvain 1992, 72-75, nr. 1; G. de Leval, Traité de saisies, 640, 12 B 1; F. Georges, La saisie de la monnaie scripturale , 487, nr. 368; F. Georges, “Quatre questions de principe sur la saisie-arrêt, en particulier entre les mains des banques” in P. Wéry (ed.), Droit des obligations: développements récents et pistes nouvelles, CUP, Université de Liège, vol. 96, 129, nr. 37 B. Du Laing, o.c., 608-609, nrs. 659 en 660.
    [12] A.-M. Stranart, l.c., La saisie-arrêt bancaire, RPDB, p. 848, n° 125; Brussel 16 maart 1989, JLMB 1989, 802 en JT 1990, 288; D. Van Der Mosen en J. Buyle, “Beslag onder derden…”, Bank Fin.R. 2010, 103, IX, 6e al.
    [13] E. Dirix en K. Broeckx, Beslag, APR, 2010, 464, nr. 734; E. Dirix, “Beslag en collectieve schuldenregeling (1997-2001)”, TPR 2002, 1256, nr. 96; J. Buyle en O. Poelmans, “Insaisissabilité...”, JT 1990, 291, nr. 3 onderaan, 1ste kolom; H. De Page, Traité élémentaire du droit civil belge, T. I, 254, nr. 171; Van Ryn en Heenen, Principes de droit commercial, T. IV, 404, nr. 528.
    [14] D. Van Der Mosen en J. Buyle, “Beslag onder derden en…”, Bank Fin.R. 2010, 103, IX, 3de al. e.v.; Luik 15 oktober 1998, JT 1999, 137 en JLMB 1999, 732.
    [15] E. Dirix en K. Broeckx, Beslag, APR, 2010, 464, nr. 734; E. Dirix, “Beslag en collectieve schuldenregeling (1997-2001)”, TPR 2002, 1256, nr. 96; Van Ryn en Heenen, Principes…, 405, nr. 529.
    [16] J. Buyle en O. Poelmans, “Insaisissabilité…”, JT 1990, 291, nr. 3, onderaan 2de kolom; A.-M. Stranart, l.c., La saisie-arrêt bancaire, p. 849, nr. 126; C. Herinckx en Th. Leonard, La saisie-arrêt…, p. 76, nr. 2; D. Van Der Mosen en J. Buyle, “Beslag onder derden en…”, Bank Fin.R. 2010, 104, X, 6de al.
    [17] C. Herinckx en Th. Leonard, La saisie-arrêt…, p. 75-76, nr. 2; G. de Leval, Traité de saisies, 641, 12 B 2; F. Georges, La saisie de la monnaie scripturale, 489, nr. 372.
    [18] C. Herinckx en Th. Leonard, La saisie-arrêt…, p. 76, nr. 2, voorlaatste al.; F. Georges, La saisie de la monnaie scripturale, 489, nr. 370.
    [19] D. Van Der Mosen en J. Buyle, “Beslag onder derden en…”, Bank Fin.R. 2010, 105, X, laatste al.
    [20] E. Dirix en K. Broeckx, Beslag, APR, 2010, 450, nr. 711 en 483, nr. 483.
    [21] D. Van Der Mosen en J. Buyle, “Beslag onder derden en…”, Bank Fin.R. 2010, 105, XII, 5de al. e.v.
    [22] G. de Leval, Traité de saisies, 642, 12 B 2; G. de Leval, “Saisie-arrêt d'une ouverture de crédit”, JLMB 1989, 809; C. Herinckx en Th. Leonard, La saisie-arrêt…, p. 76, nr. 2, voorlaatste al.; B. Du Laing, o.c., 607, nr. 658; F. Georges, La saisie de la monnaie scripturale, 492, nr. 372; F. Georges, Quatre questions, o.c., 134, nr. 41.
    [23] J. Buyle en O. Poelmans, “Insaisissabilité…”, JT 1990, 291, nr. 3, 2de kolom; H. De Page, Traité…, T. I, 254, nr. 171.
    [24] A.-M. Stranart, l.c., La saisie-arrêt bancaire, RPDB, p. 849, nr. 125; zie ook Luik 15 oktober 1998, JT 1999, 137 en JLMB 1999, 732.
    [25] Brussel 16 maart 1989, JLMB 1989, 802 en JT 1990, 288.
    [26] G. de Leval, Traité de saisies, 643, 12 B 2, laatste al.
    [27] E. Dirix en K. Broeckx, Beslag, APR, 2010, 495, nr. 796 en 506, nr. 816.
    [28] F. Georges, La saisie de la monnaie scripturale, 480 e.v., nr. 361 e.v.
    [29] G. de Leval, Traité des saisies, 624-625, nr. 5, C; C. Houssa,La saisie-arrêt en matière bancaire” in Droit de l'exécution, Formation Permanente CUP, vol. XVIII, september 1997, 96-97, § 2, 1°.
    [30] Zie in rechtsleer: E. Dirix et K. Broeckx, Beslag, APR, 2010, 458-459, nr. 728; A.-M. Stranart, l.c., La saisie-arrêt bancaire, RPDB, p. 877, nr. 221; Nelissen-Grade, “Derdenbeslag op bankrekeningen” in Liber Amicorum Fréderic Dumon, deel II, p. 685, nr. 13; J.-P. Buyle en M. Delierneux, noot bij Beslagr. Brussel 20 november 1997, RDC-TBH 1998, 799.
    [31] J.-L. Ledoux, “Chronique de jurisprudence. Les saisies (1989-1996)”, JT 1989, 646, nr. 134.
    [32] Kamer, Doc. 51 0639/006, p. 19. De betrokken wetsartikelen werden later opgenomen via wetsontwerp Kamer Doc. nr. 51-2098/001 in de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen.