VERZEKERINGEN
Landverzekering - Zaakverzekering - Brandverzekering - Medeverzekering - Artikel 28 wet landverzekeringsovereenkomst - Mandaat van de leidende verzekeraar - Subrogatie - Geen afstand van verhaal
De dwingende bepaling van artikel 28 Wet Landverzekeringsovereenkomst moet geïnterpreteerd worden in die zin dat de daarin bepaalde taak van de leidende verzekeraar zich niet uitstrekt tot een beslissing van afstand van verhaal en de beslissing om al dan niet een vordering ten aanzien van de aansprakelijke huurder en zijn verzekeraars in te stellen is geen wijze van regeling van het schadegeval. Derhalve kon de leidende verzekeraar niet mede namens de andere medeverzekeraars beslissen om al dan niet de subrogatievordering uit te oefenen.
|
ASSURANCES
Assurance terrestre - Assurance de choses - Assurance incendie - Coassurance - Article 28 loi sur le contrat d'assurance terrestre - Mandat de l'apériteur - Subrogation - Pas d'abandon de recours
La disposition contraignante de l'article 28 de la loi sur le contrat d'assurance terrestre doit être interprétée en ce sens que la mission de l'apériteur qui y est définie ne s'étend pas à une décision de l'abandon de recours et à la décision d'intenter ou non une action contre le locataire responsable et ses assureurs ne constitue pas un mode de règlement de sinistre. Par conséquent, l'apériteur ne pouvait pas décider au nom des autres assureurs d'exercer ou non l'action subrogatoire.
|
1.Dit arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 15 september 2010 is vooreerst interessant omdat het een “inkijk” geeft in de problemen (praktische, contractuele en procedurele) die kunnen rijzen bij fusie en overname van verzekeringsondernemingen en -portefeuilles en de naamsveranderingen die daarmee vaak gepaard gaan. Blijkbaar geraken zelfs verzekeringsondernemingen daarbij wel eens de weg kwijt (zie bv. arrest nrs. 13, 19 en 20).
2.Ten tweede geeft de betrokken zaak een illustratie van de techniek van medeverzekering [2]. In casu had de eigenaar van een handelspand een brandverzekering onderschreven in medeverzekering met zes medeverzekeraars. Ook de huurder van het handelspand had een huurderaansprakelijkheidsverzekering in medeverzekering afgesloten met zes medeverzekeraars, waarvan vijf onder hen tevens medeverzekeraars waren van de brandpolis van de eigenaar. Nadat de eigenaar van het handelspand op grond van zijn eigen brandpolis vergoed was geworden, stelt één van de medeverzekeraars (degene die enkel betrokken was in de brandverzekering van de eigenaar) als gesubrogeerde in de rechten van de eigenaar, een vordering in tegen de huurder en zijn medeverzekeraars tot terugbetaling van zijn aandeel in de vergoeding aan de eigenaar. Deze vordering is gesteund op het subrogatierecht van artikel 41 wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (hierna wet landverzekeringsovereenkomst) en jegens de medeverzekeraars van de huurderaansprakelijkheid op de rechtstreekse vordering krachtens de artikelen 86 en 87 wet landverzekeringsovereenkomst.
Medeverzekering, of coassurantie, is een techniek die bij het sluiten van verzekeringsovereenkomsten wordt toegepast en waarbij twee of meerdere verzekeraars de volledige dekking van eenzelfde risico volgens bepaalde verhoudingen onder elkaar verdelen. Ieder van de medeverzekeraars verbindt zich rechtstreeks voor zijn aandeel tegenover de verzekerde [3]. De techniek van medeverzekering beoogt aldus een horizontale risicospreiding. Een verzekeraar zal opteren voor medeverzekering wanneer hij oordeelt dat een bepaald risico zijn onderschrijvingscapaciteit overtreft [4]. Door de spreiding van de schadelast met meerdere verzekeraars beoogt hij zijn financiële soliditeit veilig te stellen.
De medeverzekering onderscheidt zich van herverzekering en retrocessie (herverzekering van herverzekering) die vormen zijn van verticale risicospreiding in hoofde van de (directe) verzekeraar. Medeverzekering is tevens verschillend van de techniek van verzekering in rangen of in “layers”, zijnde een vorm van verticale opdeling van het risico in hoofde van de verzekeringnemer. Tot afdekking van het risico zal de verzekeringnemer meerdere afzonderlijke verzekeringsovereenkomsten sluiten waarbij elke verzekeraar een bepaalde schijf van het risico ten laste neemt voor het geval de lagere schijven zouden uitgeput zijn. De verzekeraar van een bepaalde rang biedt geen “subsidiaire” dekking ten aanzien van een lagere rang en waarborgt een op zichzelf staand deel van het risico [5]. De technieken van verzekering in rangen en medeverzekering worden alternerend of samen gebruikt afhankelijk van de vereniging van de capaciteiten van verschillende verzekeraars om één of meerdere grote, vaak internationale, risico's te dekken. Gezien bij verzekering in rangen het steeds juridisch onderscheiden verzekeringsovereenkomsten betreft, is er geen hoofdelijkheid tussen de verzekeraars en komen zij enkel ieder voor hun eigen deel en naar gelang hun rangorde tussen in de dekking van het risico [6]. Medeverzekering moet eveneens onderscheiden worden van samenloop of pluraliteit van verzekeringen. Medeverzekering impliceert een bewuste verdeling van de dekking onder de verzekeraars in onderlinge verstandhouding, terwijl bij samenloop van verzekeringen er geen overleg is tussen de verschillende verzekeraars [7].
3.Kern van de voorgelegde betwisting is of één van de medeverzekeraars van de brandpolis van de eigenaar zijn subrogatierecht tegen de aansprakelijke huurder en zijn verzekeraars kan uitoefenen, dan wel of deze (geacht werd) afstand van verhaal te hebben gedaan. In de brandpolis van de eigenaar was geen afstand van verhaal bedongen. Het hof oordeelt dat in de polis geen beding van afstand is opgenomen en er dus geen aanleiding is tot interpretatie omdat dit enkel geldt in geval van onduidelijkheid of twijfel over de polisvoorwaarden [8].
De huurder en zijn verzekeraars [9] roepen niettemin als verweer in dat de leidende verzekeraar onder de brandverzekering van de eigenaar afstand van verhaal tegen hen had gedaan en deze afstand tegenwerpelijk is aan de andere medeverzekeraars van deze brandverzekering, waaronder de gesubrogeerde medeverzekeraar. Gezien de beperkte gepubliceerde rechtspraak over de taak van de leidende verzekeraar in medeverzekering, is dit een derde reden waarom dit arrest interessant is.
Hoewel de techniek van medeverzekering reeds lang wordt toegepast, regelt het Belgisch verzekeringscontractenrecht deze techniek slechts erg summier. De wet landverzekeringsovereenkomst, van toepassing op de betrokken brandverzekeringen van eigenaar en huurder [10], geeft geen definitie, noch omschrijving van medeverzekering. Twee bepalingen regelen specifiek de medeverzekering. Artikel 27 wet landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat “medeverzekering geen hoofdelijkheid inhoudt, tenzij anders bedongen”. Door de hoofdelijkheid tussen de medeverzekeraars uit te sluiten, wordt de dekking van belangrijke risico's door elk van de medeverzekeraars beperkt tot het door elk van hen onderschreven gedeelte [11]. Deze principiële uitsluiting van hoofdelijkheid houdt een bevestiging in van de, ook vóór de invoering van deze wet bestaande, praktijk waarbij de polis in de regel de hoofdelijkheid tussen de medeverzekeraars contractueel uitsluit [12].
Artikel 28 houdt een beperkte regeling in tot aanstelling van een eerste verzekeraar (in de praktijk veelal leidende verzekeraar genaamd) en bepaalt op dwingende wijze de minimum inhoud van zijn taak. Beide bepalingen hebben betrekking op de contractuele verhoudingen tussen de betrokken partijen, verzekeringnemer (verzekerde), medeverzekeraars en eerste verzekeraar als lasthebber van de medeverzekeraars. Ook vóór de wet landverzekeringsovereenkomst bestond natuurlijk de praktijk waarbij een leidende verzekeraar werd aangeduid [13], doch de aan hem toevertrouwde taken konden sterk verschillen al naar gelang de afspraken, en deze afspraken waren niet altijd duidelijk voor de verzekerde [14]. Artikel 28 bepaalt thans uitdrukkelijk dat deze eerste verzekeraar wordt geacht lasthebber te zijn van de overige verzekeraars voor het ontvangen van de kennisgevingen bepaald in de overeenkomst en om het nodige te doen om de schadegevallen te regelen, met inbegrip van de vaststelling van het bedrag van de schadevergoeding. Partijen behouden het recht om de omvang van de lastgeving aan de eerste verzekeraar contractueel te bepalen, mits naleving van voornoemde dwingende bepalingen.
4.De betwisting in de betrokken zaak betreft bijgevolg de problematiek van de taak van de leidende verzekeraar bij de regeling van schadegevallen en aldus de inhoud en de omvang van zijn mandaat als lasthebber van de andere medeverzekeraars. In casu had de leidende verzekeraar van de brandverzekering van de eigenaar afstand van verhaal gedaan ten aanzien van de huurder en diens verzekeraars huurderaansprakelijkheid. Was hij daarbij opgetreden als lasthebber van de overige medeverzekeraars?
In het arrest steunt het hof van beroep vooreerst op voornoemde artikelen 27 en 28 en stelt vast dat in de polis dit mandaat van de leidende verzekeraar niet werd uitgebreid. Het hof oordeelt dat bij gebrek aan een contractuele regeling van de lastgeving, de dwingende bepaling van artikel 28 wet landverzekeringsovereenkomst moet geïnterpreteerd worden in die zin dat de daarin bepaalde taak van de leidende verzekeraar zich niet uitstrekt tot een beslissing van afstand van verhaal en “de beslissing om al dan niet een vordering ten aanzien van de huurder in te stellen geen wijze is van regeling van het schadegeval”. Derhalve besluit het hof dat de leidende verzekeraar niet mede namens de andere medeverzekeraars kon beslissen om al dan niet verhaal uit te oefenen.
Deze beslissing ligt in de lijn van de rechtsleer en de rechtspraak. De algemene opvatting is dat de wettelijk opgelegde taak van regeling van het schadegeval betrekking heeft op het nemen van maatregelen tot vaststelling van de schade, zoals deskundigenonderzoeken en de vaststelling van het bedrag van de schadevergoeding, doch niet de bevoegdheid omvat om bijvoorbeeld [15] in naam van de medeverzekeraars hun aandeel in de vergoeding van een schadegeval uit te betalen [16], een beslissing te nemen omtrent de dekking van het schadegeval [17], of om een dading af te sluiten [18].
Voorts erkent het hof van beroep van Antwerpen, minstens impliciet, dat het mandaat van de leidende verzekeraar in onderlinge afspraak met een medeverzekeraar kan uitgebreid worden. In casu is dit niet het geval. Ook deze beslissing sluit aan bij de meerderheidsopvatting [19]. Een leidende verzekeraar kan eveneens als schijnlasthebber één of meerdere medeverzekeraars verbinden [20]. In casu is naar het oordeel van het hof niet bewezen dat aan de daartoe vereiste wettelijke voorwaarden is voldaan.
5.Ten slotte weerlegt het hof van beroep het verweer gesteund op de regeling van de overdracht van een verzekeringsportefeuille van risico's gelegen in België [21], zoals bepaald in de artikelen 74-78 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen tot omzetting van de Derde Richtlijn Schadeverzekering van18 juni 1992 [22]. In de nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische financiële sector, gebaseerd op het zgn. “Twin Peaks” of twee-pijler-model [23], behoort de goedkeuring van de overdracht van rechten en plichten voortvloeiende uit verzekeringsovereenkomsten thans tot de taak van de Nationale Bank van België (Bank) in het kader van haar (micro en macro) prudentieel toezicht. De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) is bevoegd voor het toezicht op de financiële markten en beleggingsinstrumenten, de gedragsregels van de financiële spelers, het toezicht op de commercialisatie van de financiële producten en de bescherming van de consumenten van financiële diensten [24].
[1] | Hoofddocent KU Leuven. |
[2] | Zie voor een meer uitvoerige bespreking van medeverzekering onder het Belgisch recht, C. Van Schoubroeck en N. Glibert, “Medeverzekering” in I. Samoy en P. Wéry (eds.), Meerpartijenovereenkomsten - Contrats multipartites, Reeks Onderzoeksgroep voor verbintenissenrecht KU Leuven - Groupe de recherche en droit des obligations, Brugge, die Keure, 2013, 241-268. |
[3] | M. Fontaine, Verzekeringsrecht, Brussel, Larcier, 2011, p. 561, nr. 809. Zie over deze uitvoerig o.m. EU Commission, Ernst & Young Study on co(re)insurance pools and ad-hoc agreements on the subscription market, 2013, 612 p., http://ec.europa.eu/competition/sectors/financial_services/study_co-re-insurance_en.pdf; N. Van Tiggele-Van Der Velde, J.H. Wansink, R. Gerrits en P. Soeteman (eds.), Verzekering ter beurze. Coassurantie in theorie en praktijk, Deventer, Kluwer, 2011, 596 p. |
[4] | Y. Lambert-Faivre, Droit des assurances, Parijs, Dalloz, 2011, p. 45, nr. 62; J. Van De Ryck, “De medeverzekering” in X, Kluwer's Verzekeringshandboek, Mechelen, Kluwer, losbl., I.3.2., 1; C. Van Schoubroeck, G. Jocqué, A. De Graeve, M. De Graeve en H. Cousy, “Overzicht van rechtspraak. Wet op de landverzekeringsovereenkomst (1992-2003)”, TPR 2003, 1894; D. Van Velzen, “Inleiding: 'verzekering ter beurze'; wat, hoe en waarom?” in N. Van Tiggele-Van Der Velde, J.H. Wansink, R. Gerrits en P. Soeteman (eds.), Verzekering ter beurze. Coassurantie in theorie en praktijk, Deventer, Kluwer, 2011, 25-27. |
[5] | J.-L. Fagnart, Droit privé des assurances terrestres. Principes généraux, Waterloo, Kluwer, 2011, 80; M. Fontaine, Verzekeringsrecht, Brussel, Larcier, 2011, p. 420, nr. 568; M. Fontaine, “Pluralité d'assurances et assurances 'cumulatives': approches comparatives et problèmes récents” in X, Etudes offertes à Hubert Groutel. Responsabilité civile et assurances, Parijs, LexisNexis, 2006, 146, 153. |
[6] | C. Coune, “L'assurance par rangs, une situation à distinguer du concours d'assurance” (noot onder Cass. 21 februari 2011), RDC-TBH 2012, p. 288. |
[7] | J.-L. Fagnart, Droit privé des assurances terrestres. Principes généraux, Waterloo, Kluwer, 2011, 80; M. Fontaine, Verzekeringsrecht, Brussel, Larcier, 2011, p. 562, nr. 810; M. Fontaine, “Pluralité d'assurances et assurances 'cumulatives': approches comparatives et problèmes récents” in X, Etudes offertes à Hubert Groutel. Reponsabilité civile et assurances, Parijs, LexisNexis, 2006, 147-153; F. Ponet, P. Rubens en W. Verhees, De landverzekeringsovereenkomst, Mechelen, Kluwer, 1993, 131; R. Vandeputte, Inleiding tot het verzekeringsrecht, Antwerpen, Standaard, 1978, 293. |
[8] | Zie over interpretatie van overeenkomsten o.m. A. De Boeck, “Uitlegging” in X, Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer: commentaar Verbintenissenrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., 10 en verwijzingen aldaar. |
[9] | Uit het arrest blijkt dat slechts één medeverzekeraar onder de polis huurderaansprakelijkheid beroep aantekende tegen het vonnis gewezen in eerste aanleg (arrest nr. 24). |
[10] | Art. 26 van de verzekeringswet van 11 juni 1874, van toepassing op zee-, lucht-, binnenvaart- en transportverzekeringen (art. 2 wet landverzekeringsovereenkomst), geeft enkel een algemene omschrijving die ook de medeverzekering omvat: “Eenzelfde polis mag verscheidene verzekeringen bevatten, die verschillen ten aanzien van de verzekerde zaken, het premiepercentage of de verzekeraars.” |
[11] | C. Van Schoubroeck, G. Jocqué, A. De Graeve, M. De Graeve en H. Cousy, “Overzicht van rechtspraak. Wet op de landverzekeringsovereenkomst (1992-2003)”, TPR 2003, 1894. |
[12] | H. Cousy, noot onder Kh. Brussel 2 september 1992, RDC-TBH 1995, p. 702-703; H. Cousy en G. Schoorens, De nieuwe wet op de landverzekeringsovereenkomst. Parlementaire voorbereiding van de wet van 25 juni 1992 en van de wijzigende wet van 16 maart 1994, Antwerpen, Kluwer, 1994, 141; M. Fontaine, Droit des assurances, Brussel, Larcier, 2010, 509. Zie bv. art. 48, B, 1) Speciale risico's verzekering materiële schade en bedrijfsschade niet-bindende standaardvoorwaarden januari 2012, www.assuralia.be. Cf. art. 31 KB van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op verzekeringsondernemingen (BS 11 april 1991, err. 6 juli 1991) tot omzetting van art. 2, 1. van de Europese richtlijn 78/473/EEG van 30 mei 1978 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire medeverzekering of co-assurantie inzake directe schadeverzekeringen, Pb.L. 151, 7 juni. Bepalingen thans overgenomen in overw. 81 en art. 190-196 Solvabiliteit II richtlijn 2009/138/EG van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf, Pb.L. 335, 17 december 2009. |
[13] | M. Fontaine, Droit des assurances, Brussel, Larcier, 1975, 181; W. Van Eeckhout, Inleiding tot de verzekering, Brussel, Bruylant, 1937, 41; Kh Luik 27 oktober 1967, De Verz. 1972, 880; Brussel 24 januari 1968, RGAR 1968, nr. 8.027; Scheidsr.Uitspr. 26 mei 1983, RGAR 1987, nr. 11.192. |
[14] | Zie bv. Cass. 6 september 1984, Arr.Cass. 1984-85, 27; Scheidsr.Uitspr. 14 maart 1930, De Verz. 1930, 401. |
[15] | Zie voor een overzicht van de rechtspraak C. Van Schoubroeck en N. Glibert, “Medeverzekering” in I. Samoy en P. Wéry (eds.), Meerpartijenovereenkomsten - Contrats multipartites, Reeks Onderzoeksgroep voor verbintenissenrecht KU Leuven - Groupe de recherche en droit des obligations, Brugge, die Keure, 2013, 253-260. |
[16] | Brussel 24 januari 1968, RGAR 1968, nr. 8.027; M. Fontaine, Droit des assurances, Brussel, Larcier, 2010, 510; C. Verdure, “La notification de l'interruption de la prescription à l'apériteur d'une coassurance et ses conséquences” (noot onder Bergen 26 april 2010), For.ass. 2010, afl. 108, 179; C. Paris, “Les ambiguïtés du régime de la coassurance” in C. Van Schoubroeck, W. Devroe, K. Geens en J. Stuyck (eds.), Over grenzen. Liber Amicorum Herman Cousy, Antwerpen, Intersentia, 2011, 509. |
[17] | Bergen 26 april 2010, For.ass. 2010, afl. 108, 178, noot C. Verdure; F. Monette, A. De Ville en R. Andre, Traité des assurances terrestres, II, Brussel, Bruylant, 1955, 350; C. Verdure, “La notification de l'interruption de la prescription à l'apériteur d'une coassurance et ses conséquences” (noot onder Bergen 26 april 2010), For.ass. 2010, afl. 108, 180. |
[18] | Kh. Brussel 15 november 2007, JLMB 2008, afl. 22, 987 (weergave). |
[19] | Zie C. Van Schoubroeck en N. Glibert, “Medeverzekering” in I. Samoy en P. Wéry (eds.), Meerpartijenovereenkomsten - Contrats multipartites, Reeks Onderzoeksgroep voor verbintenissenrecht KU Leuven - Groupe de recherche en droit des obligations, Brugge, die Keure, 2013, 256-257. |
[20] | Zie betreffende schijnmandaat o.m. R. Dekkers, N. Carette, G. Baeteman, A.L. Verbeke en K. Vanhove, Handboek Burgerlijk Recht III, Antwerpen, Intersentia, 2007, 795; M. Eyskens, Makelaar en agent in bank-, beleggings- en verzekeringssector, Brugge, die Keure, 2010, 399-401; R. Kruithof, “La théorie de l'apparence dans une nouvelle phase”, RCJB 1991, 51-92; S. Stijns, Verbintenissenrecht, Brugge, die Keure, 2005, 124 e.v.; B. Tilleman, E. Dursin, E. Terryn, C. Heeb en P. Naeyaert, “Overzicht van rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten: tussenpersonen (1999-2009)”, TPR 2010, 718-745; A. Van Oevelen, “De juridische grondslag en de toepassingsvoorwaarden van de verbondenheid van de lastgever bij een schijnmandaat”, RW 1989-90, 1426-1430. |
[21] | Betreffende het begrip “land waar het risico is gelegen”, art. 2, § 6, 8° wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, ter omzetting van art. 2, d) Tweede Richtlijn (88/357/EG) Schadeverzekering en art. 1, 1., g) richtlijn (2002/83/EG) Levensverzekering. |
[22] | Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG, Pb.L. 228, 11 augustus 1992, 1-23. De art. 74-78 van de controlewet werden ingevoegd door het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen (BS 16 september 1994); zie o.m. K. Hintjens, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X, Kluwer's Verzekeringshandboek, Mechelen, Kluwer, september 2009, I.2.4-01-I.2.4-78. Over de oorspronkelijke regeling in de Eerste Richtlijn Schadeverzekering en in de wet van 9 juli 1975: H. Claassens, De veralgemeende controle op het verzekeringswezen in België, overdruk uit T.Verz. 1975, 208-215. |
[23] | Zie tevens verordening EU nr. 1094/2010 van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen EIOPA) tot wijziging van besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van besluit 2009/79/EG van de Commissie, Pb.L. 331, 15 december 2010; P. Lefevre, “Réforme du contrôle du secteur financier: conséquences pour le secteur des assurances”, T.Verz. 2011 (dossier 17), 49-81. |
[24] | Wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen (BS 28 september 2010); koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector (BS 9 maart 2011); mededeling CBFA 23 maart 2011, “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de financiële sector”, www.fsma.be. |