Article

– Wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie, BS 31 januari 2013, R.D.C.-T.B.H., 2013/5, p. 470-471

Wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie, BS 31 januari 2013

Op 10 februari 1013 is de wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie in werking getreden (BS 31 januari 2013). Deze wet roept een nieuwe schorsingsgrond van de verjaring in het leven, en geeft daarmee uitvoering aan een aanbeveling van de Parlementaire Onderzoekscommissie naar de Grote Fiscale Fraudedossiers. Die commissie had in een aantal zaken vastgesteld dat het langdurig onderzoek had geleid tot de verjaring van de strafzaak. De wet van 14 januari 2013 wijzigt nu artikel 24 V.T.Sv., dat voortaan bepaalt dat de verjaring van de strafvordering geschorst is wanneer in het kader van de regeling van de rechtspleging door de onderzoeksrechter of door de Kamer van Inbeschuldigingstelling bijkomend onderzoek wordt bevolen. Hetzelfde geldt wanneer de raadkamer, ingevolge een overeenkomstig artikel 61quinquies juncto 127, § 3 Sv. ingediend verzoek, de rechtspleging niet kan regelen. De schorsing loopt volgens artikel 24 V.T.Sv. vanaf de dag van de eerste zitting voor de raadkamer in het kader van de regeling van de rechtspleging, en eindigt op de dag vóór de eerste zitting van het onderzoeksgerecht waarop de regeling van de rechtspleging wordt hernomen. De schorsing geldt ongeacht of het gevraagde bijkomend onderzoek wordt toegestaan of niet, maar mag niet langer dan één jaar duren.

Te noteren valt dat deze regeling enkel geldt in het kader van de regeling van de rechtspleging, zodat wanneer nog tijdens het onderzoek aan de onderzoeksrechter bijkomend onderzoek wordt gevraagd op grond van artikel 61quinquies Sv., de verjaring van de strafvordering dus niet geschorst wordt.

Het gewijzigde artikel 24 V.T.Sv. voorziet daarnaast in een gelijkaardige regeling voor het geval het vonnisgerecht de behandeling van de zaak uitstelt met het oog op het verrichten van bijkomend onderzoek. In dat geval loopt de schorsing van de verjaring vanaf de dag waarop het vonnisgerecht beslist de zaak uit te stellen tot op de dag vóór de eerste zitting waarop de behandeling van de zaak wordt hervat. Ook in dit geval mag de schorsing maximaal één jaar duren.

VOORAFGAANDE TITEL SV.
Verval van strafvordering - Verjaring - Schorsing
TITRE PRELIMINAIRE C.I.CR.
Extinction de l'action publique - Prescription - Suspension