Article

Actualité : Grondwettelijk Hof, 21/03/2013, R.D.C.-T.B.H., 2013/5, p. 468-469

Grondwettelijk Hof 21 maart 2013

Zaak: 40/2013
FAILLISSEMENT
Verreffening - Verschoonbaarheid


FAILLITE
Liquidation - Excusabilité


Artikel 82, 2de lid Faill.W. bepaalt dat de echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van zijn echtgenoot van die verplichting wordt bevrijd ingevolge de verschoonbaarheid van de echtgenoot-gefailleerde. Een gelijkaardige regeling is voorzien ten voordele van de voormalige echtgenoot voor de schuld die zijn voormalige echtgenoot was aangegaan tijdens de duur van het huwelijk.

Het Grondwettelijk Hof, op prejudiciële vraag van het Hof van Cassatie, diende te oordelen over de bestaanbaarheid van voornoemde bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin uitgelegd dat het een gelijke behandeling inhoudt tussen de echtgenoot van een gefailleerde die gezamenlijk of hoofdelijk met de gefailleerde een schuld is aangegaan, ten behoeve van het eigen vermogen van de echtgenoot en de echtgenoot van een gefailleerde die zich louter voor de persoonlijke verbintenissen van de gefailleerde heeft garant gesteld, zonder daaruit een voordeel voor zijn eigen vermogen te halen. Een gelijke behandeling zou inhouden dat een schuldeiser in beide onderstellingen zijn recht verliest op het verhalen van die schuld op de echtgenoot.

Het Grondwettelijk Hof beantwoordt de prejudiciële vraag ontkennend. Gelet op het feit dat de betrokken echtgenoten getrouwd waren onder het wettelijk stelsel, heeft de omstandigheid dat de gezamenlijke schuld van de gefailleerde en diens echtgenoot is aangegaan voor de verwerving door laatstgenoemde van een eigen goed, geen invloed omdat de verhaalsmogelijkheid van de schuldeisers ook betrekking heeft op het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten. Hierdoor zou de doelstelling van het verschoonbaarheidsregime doorkruist worden (fresh start). De omstandigheid dat de verschoonbaar verklaarde gefailleerde ex artikel 1216 BW regres zou kunnen uitoefenen tegen zijn echtgenoot doet hieraan geen afbreuk. De omstandigheid, tot slot, dat de schuldeiser zich wel zou kunnen verhalen op het eigen vermogen van de echtgenoot, ten behoeve van wiens eigen vermogen de schuld is aangegaan, in geval van een stelsel van scheiding van goederen, doch dit niet kan in geval van een stelsel van gemeenschap van goederen of het wettelijke stelsel, maakt artikel 82, 2de lid Faill.W. niet ongrondwettelijk, omdat een dergelijk verschil in behandeling voortvloeit uit deze keuze van de echtgenoten voor een bepaald huwelijksvermogensstelsel.