Article

Brussel (5de k.), 01/03/2013, R.D.C.-T.B.H., 2013/5, p. 464-465

Brussel (5de k.)1 maart 2013

(Zaak: 2009/AR/1267)

VERVOER OVER ZEE
Cognossement - Artikel 91 zeewet - Hoedanigheid van vervoerder - Scheepseigenaar - IPR-voorrangsregel en bepaling van bijzonder dwingend recht - Belgisch recht (o.m. art. 46 zeewet) steeds van toepassing bij verscheping van of naar Belgische haven
VERVOER OVER ZEE
Aansprakelijkheid van de zeevervoerder - Progressief voortschrijdende schade - Plaats waar de schade zich voordoet
VERVOER OVER ZEE
Cognossement - Voorbehoud op het cognossement - Schade ter eindbestemming - Overeenstemming
TRANSPORT MARITIME
Connaissement - Article 91 loi maritime - Qualité du transporteur - Propriétaire du navire - Règle de prévalence du DIP en disposition particulière de droit impératif - Droit belge (e.a. art. 91 loi maritime) reste applicable en cas de transport au départ ou vers un port belge
TRANSPORT MARITIME
Responsabilité du transporteur - Dommage se développant de manière progressive - Endroit où le dommage s'est produit
TRANSPORT MARITIME
Connaissement - Réserve sur la lettre de connaissement - Dommage à la destination finale - Accord

Artikel 91 zeewet definieert de “vervoerder” als de scheepseigenaar of de bevrachter die partij is bij een vervoerovereenkomst met een afzender. Hiermee wordt niet bedoeld dat ofwel de scheepseigenaar, ofwel de bevrachter, maar niet beiden samen, te beschouwen is als vervoerder in de zin van artikel 91 zeewet. Het zeerecht en de Haagse Regels erkennen de pluraliteit van vervoerders: zowel de bevrachter, die zelf de vervoerovereenkomst sluit, als de scheepseigenaar, die door de wet aan de vervoerovereenkomst wordt gebonden, zijn vervoerders in de zin van artikel 91 zeewet.

Artikel 91 zeewet is een IPR-voorrangsregel in de zin van artikel 20 WIPR en een bepaling van bijzonder dwingend recht in de zin van artikelen 3, 3. en 9 van de Rome I-Verordening, en sluit derhalve de toepassing van de gewone IPR-verwijzingsregels uit. Op een vervoer van of naar een Belgische haven is steeds het Belgisch recht van toepassing, en geldt derhalve de regel dat de scheepseigenaar ook als vervoerder in de zin van artikel 91 zeewet te beschouwen is. Een cognossement wordt immers steeds geacht door de kapitein te zijn uitgegeven (tenzij er twee sets cognossementen zijn en de kapitein een eigen kapiteinscognossement heeft uitgegeven), en de scheepseigenaar staat krachtens artikel 46 zeewet in voor de verbintenissen die door de kapitein worden aangegaan.

Goederenschade die zich progressief ontwikkelt gedurende de zeereis (zoals roestvorming, overrijp en rot worden van fruit, enz.) wordt juridisch geacht zich voor te doen op het ogenblik van de aflevering van de goederen aan de bestemmeling.

De zeevervoerder heeft een resultaatsverbintenis om de goederen af te leveren in dezelfde staat als deze beschreven in het cognossement. Wanneer het cognossement geclauseerd werd met de bemerking dat de lading staal atmosferische roest vertoonde en bedekt was met sneeuw en ijs, maar de lading afgeleverd werd met zware roestschade en gecontamineerd met zout, heeft de zeevervoerder de goederen niet afgeleverd in de staat zoals beschreven in het cognossement. Het cognossement werd niet geclauseerd voor de aanwezigheid van zout. Indien dit vóór belading reeds aanwezig was, had de zeevervoerder dit moeten opmerken en voorbehoud maken. Indien het zout pas na belading op het staal terecht gekomen is, valt dit onder de aansprakelijkheid van de zeevervoerder.