Hof van Cassatie (fr.) 25 september 2012
Zaak: H 10-82-.938, ms. 'Erika' |
In zijn arrest van 30 maart 2010 had het hof van beroep te Parijs (Pool 4 - Kamer 11 E) op strafrechtelijk gebied geoordeeld dat de inspecteur van de classificatiemaatschappij RINA een onaanvaardbare fout had begaan door, onder druk van de eigenaar, onmiddellijk na zijn inspectie het klassecertificaat te tekenen waardoor het schip kon vertrekken, hoewel hij tijdens zijn (oppervlakkige) inspectie van de voorpiek en de ballasttanks roestvorming vastgesteld had op plaatsen die in principe minder dan een jaar voordien hersteld hadden moeten zijn. Op burgerrechtelijk vlak oordeelde het hof van beroep dat RINA, als classificatiemaatschappij, niet beschermd wordt door de zgn. 'kanalisatie van aansprakelijkheid' (channeling of liability) voorzien in het CLC-verdrag. Deze 'kanalisatie' houdt in dat vorderingen wegens olieverontreiniging enkel ingesteld mogen worden tegen de scheepseigenaar, en niet tegen een reeks andere personen zoals bemanningsleden, loodsen, bevrachters, hulpverleners e.d. (art. 3.4 CLC). Deze categorie van beschermde personen omvat ook “…enige andere persoon die, zonder lid van de bemanning te zijn, diensten voor het schip verricht” (art. 3.4.b). Classificatiemaatschappijen zouden beschouwd kunnen worden als personen, geen deel van de bemanning, die diensten verrichten voor het schip. Het hof van beroep was echter een andere mening toegedaan.
Het Franse Hof van Cassatie corrigeert deze laatste opvatting en oordeelt dat een classificatiemaatschappij wel degelijk beschermd wordt door de 'kanalisatie' van het CLC-verdrag, maar dat dit RINA in casu niet helpt omdat de fouten die door het hof van beroep weerhouden werden roekeloosheid uitmaken, die RINA het recht ontnemen de beperking in te roepen (art. 5.2 CLC).