Deze wet vormt de omzetting naar Belgisch recht van de tweede Europese richtlijn over elektronisch geld, richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld tot wijziging van de richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 2000/46/EG. Als gevolg van deze omzetting worden de bepalingen inzake het statuut van en het toezicht op de instellingen voor elektronisch geld uit de bankwet gelicht en geïncorporeerd in de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen (waarvan de naam wordt aangepast). Het statuut van instellingen voor elektronisch geld wordt in navolging van de richtlijn verder afgestemd op deze van betalingsinstellingen en versoepeld (i.h.b. wat betreft het minimum kapitaal, de activiteiten en het beroep op agenten of distributeurs). De nieuwe bepalingen inzake het statuut zijn niet van toepassing op 1° monetaire waarden die opgeslagen zijn op instrumenten die kunnen worden gebruikt om, louter in de door de uitgevende instelling gebruikte bedrijfsgebouwen of uit hoofde van een handelsovereenkomst met de uitgevende instelling, hetzij binnen een beperkt netwerk van dienstverleners hetzij voor een beperkte reeks goederen en diensten, goederen en diensten te verkrijgen; en 2° monetaire waarden die gebruikt worden om betalingstransacties te verrichten via een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, wanneer de gekochte goederen of diensten geleverd worden aan, en gebruikt moeten worden via een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, mits de telecommunicatie-, digitale of IT-exploitant niet uitsluitend als tussenpersoon optreedt tussen de houder van elektronisch geld en de leverancier van de goederen en diensten. Rechtspersonen waarvan de totale bedrijfsactiviteiten een gemiddeld uitstaand elektronisch geld genereren dat niet hoger is dan 5.000.000 EUR kunnen bij de NBB een vrijstelling verkrijgen.
De uitgifte van elektronisch geld blijft een activiteit die is voorbehouden aan een beperkt aantal ondernemingen te weten, naast de instellingen voor elektronisch geld (zowel de Belgische als de buitenlandse die volgens de bepalingen van de wet statuut betalingsinstellingen actief kunnen zijn in België):
- de Belgische kredietinstellingen;
- de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de EER, die in hun land van herkomst elektronisch geld mogen uitgeven en die in België werkzaam zijn op grond van de artikelen 65 of 66 van de bankwet, en bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een staat die geen lid is van de EER, die in België zijn gevestigd overeenkomstig artikel 79 van de bankwet;
- rechtspersonen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 105 wet statuut betalingsinstellingen;
- bpost;
- de NBB en de ECB, wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire of andere publieke autoriteit;
- de Belgische federale, gewestelijke en lokale overheden en de overheden van de gemeenschappen in België, wanneer zij handelen in hun hoedanigheid van publieke autoriteit.
De bepalingen van richtlijn 2009/110 inzake de uitgifte en de terugbetaalbaarheid van elektronisch geld, zijn opgenomen in de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten. Nieuw is daarbij het uitdrukkelijke verbod rente of voordelen toe te kennen die samenhangen met de periode gedurende dewelke een houder van elektronisch geld dit elektronisch geld aanhoudt,
De uitgevers van elektronisch geld (m.i.v. de vrijgestelde instellingen voor elektronisch geld) en diegenen die in België gevestigd zijn en buitenlandse instellingen voor elektronisch geld vertegenwoordigen worden onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Onder bepaalde drempels zijn de verplichtingen inzake de identificatie en identiteitsverificatie niet van toepassing voor de uitgifte van elektronisch geld.
Voormelde wet wijzigt daarnaast ook een aantal andere wetten zoals o.m. de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet en de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de NBB (invoeging definities van (instellingen voor) elektronisch geld en invoeging relevante verwijzingen naar instellingen voor elektronisch geld).
BETALINGSDIENSTEN
Instelling voor elektronisch geld - Uitgifte elektronisch geld
|
SERVICES DE PAIEMENT
Etablissement de monnaie électronique - Emission de monnaie électronique
|