Hof van Cassatie 5 oktober 2012
Zaak: C.12.0073.N |
Aan de basis van dit arrest ligt een geschil omtrent de tegenwerpelijkheid van een conventionele schuldvergelijking aan de overnemer van een geëndosseerde factuur. De schuldenaar sloot met de cederende schuldeiser een overeenkomst die ook een beding van conventionele schuldvergelijking bevatte. De uitgeschreven factuur werd onmiddellijk gecedeerd in het kader van een factoringovereenkomst. De overnemende schuldeiser wenste de factuur op diens vervaldatum in te vorderen, waarop de schuldenaar betaling weigerde op grond van de conventionele schuldvergelijking.
Luidens artikel 1691, 2de lid van het Burgerlijk Wetboek kan de te goeder trouw zijnde schuldenaar de gevolgen van elke rechtshandeling die ten opzichte van de overdrager is gesteld, inroepen ten opzichte van de overnemer, voordat de overdracht aan hem ter kennis werd gebracht of door hem werd erkend.
De schuldenaar kan zich echter, op grond van artikel 1295 BW, na de kennisgeving of de erkenning van de overdracht niet meer op schuldvergelijking, die daarna tot stand komt, beroepen.
Volgens artikel 14 van de wet financiële zekerheden kan de schuldvergelijking met de overgedragen schuldvordering krachtens de overeenkomst strekkende tot conventionele compensatie door de schuldenaar aan de overnemer worden tegengeworpen op voorwaarde dat deze overeenkomst reeds bestond ten tijde van de overdracht en dit ongeacht het tijdstip van de verrekening van de schuldvorderingen.
Voormelde bepaling doet volgens het Hof evenwel geen afbreuk aan het vereiste van de goede trouw van de schuldenaar zoals bedoeld in artikel 1691, 2de lid BW. De schuldenaar die op de hoogte is van de cessie van schuldvordering, zelfs al werd deze hem hiervan nog geen kennis gegeven, is niet te goeder trouw.
De appelrechters die vaststellen dat de schuldenaar reeds bij het sluiten van de overeenkomst houdende o.m. een clausule van schuldvergelijking met de overdrager kennis had van het feit dat de factuur onmiddellijk zou worden overgedragen en bijgevolg oordelen dat de schuldenaar niet te goeder trouw, overeenkomstig artikel 1691, 2de lid BW, heeft gehandeld zodat hij geen beroep kan doen op schuldvergelijking krachtens deze overeenkomst met een later ontstane schuldvordering op de overdrager, verantwoorden hun beslissing naar recht.