Hof van Justitie van de Europese Unie 22 november 2012
Zaak: C-89/11P |
In het kader van een onderzoek naar vermeende mededingingsbeperkende afspraken verrichtte de Europese Commissie in 2006 huiszoekingen bij E.ON. Aangezien de huiszoeking niet op één dag kon worden afgerond, had de Commissie bepaalde documenten naar een verzegeld kantoor overgebracht. Bij de hervatting van de huiszoeking werd vastgesteld dat de door de Commissie aangebrachte zegel was verbroken (een 'VOID'-teken was verschenen op de plekken waar de zegel zou zijn losgemaakt).
De Commissie legde E.ON een geldboete van 38 miljoen euro op voor het verbreken van de zegel.
In het kader van de hogere voorziening argumenteerde E.ON dat de houdbaarheidsduur van de zegel was overschreden en dat de reinigingsmiddelen die door haar kuisploeg waren gebruikt een invloed op de zegel zouden kunnen hebben gehad. Deze omstandigheden zouden er volgens E.ON er toe hebben kunnen leiden dat het 'VOID'-teken is verschenen zonder daadwerkelijke verbreking van de zegel.
Het Hof verwerpt de argumentatie van E.ON en stelt dat wanneer de Commissie zich baseert op bewijs dat in beginsel toereikend is om het bestaan van de inbreuk aan te tonen - het 'VOID'-teken -, de loutere verwijzing door E.ON naar het mogelijkerwijs voorvallen van omstandigheden die de bewijskracht van dit bewijs zouden kunnen aantasten er niet toe kan leiden dat de Commissie het tegenbewijs moet leveren dat deze omstandigheden de bewijskracht van het bewijs niet konden aantasten. Met andere woorden, E.ON diende zelf op voldoende wijze aan te tonen dat een dergelijke omstandigheid zich daadwerkelijk heeft voorgedaan en dat de bewijswaarde hierdoor ook daadwerkelijk werd aangetast, hetgeen E.ON, volgens het Hof, niet heeft aangetoond.
Het Hof besluit vervolgens dat de boete evenmin onevenredig was aangezien (i) de verbreking van verzegeling een bijzonder zware inbreuk is, (ii) de boete maar 0,14% van de jaaromzet van E.ON bedraagt (de Commissie mag voor een dergelijke inbreuk een geldboete van maximaal 10% opleggen) en (iii) het noodzakelijk is een voldoende afschrikwekkende werking te garanderen.