Article

Hof van Cassatie, 31/05/2012, R.D.C.-T.B.H., 2012/9, p. 913-914

Hof van Cassatie 31 mei 2012

CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Algemene bepalingen procedure - Vrijwillige tussenkomst
De gerechtelijke reorganisatie vormt één enkele procedure, die aanvangt met het verzoekschrift van de schuldenaar tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie en die, in geval van gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag, eindigt met de beslissing van de rechtbank tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie.
Een belanghebbende die tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie is tussengekomen overeenkomstig de artikelen 812 tot 814 van het Gerechtelijk Wetboek, heeft voor de gehele duur van deze procedure en ongeacht een wijziging van het doel van die procedure, de hoedanigheid van partij en vermag in de regel tegen de beslissingen van de rechtbank de rechtsmiddelen aan te wenden volgens de in het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven regels en termijnen.
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Dispositions générales - Procédure - Intervention volontaire
La réorganisation judiciaire constitue une seule procédure qui prend cours avec la requête du débiteur sollicitant l'ouverture d'une procédure de réorganisation judiciaire et qui, en cas de réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice, prend fin par la décision du tribunal de clôturer la procédure de réorganisation judiciaire.
Tout intéressé qui est intervenu dans la procédure de réorganisation judiciaire conformément aux articles 812 à 814 du Code judiciaire, a la qualité de partie au cours de toute la durée de cette procédure et sans préjudice d'une modification du but de cette procédure et peut, en principe, exercer contre les décisions du tribunal les recours conformément aux règles et délais prescrits par le Code judiciaire.

Fortis Bank NV en KBC Bank NV / JLF NV, L. Blockeel en M. De Plancke, q.q. gerechtsmandataris, Descamps SAS en Weverij Jules Clarysse NV

Zet.: E. Forrier (afdelingsvoorzitter), E. Stassijns, A. Smetryns, K. Mestdagh en G. Jocqué (raadsheren)
OM: Ch. Vandewal (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. J. Verbist en S. Nudelholc
Zaak: AR C.11.0785.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 14 november 2011.

Raadsheer A. Smetryns heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Ch. Vandewal heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eiseressen voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Middel
Eerste onderdeel

1. Artikel 5, 5de lid van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (hierna: WCO) bepaalt dat elke belanghebbende kan tussenkomen in de bij die wet bepaalde procedures, overeenkomstig de artikelen 812 tot 814 Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 16 WCO bepaalt dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het behouden onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming in moeilijkheden of van haar activiteiten. Zij laat toe aan de schuldenaar een opschorting toe te kennen met het oog op:

- hetzij het bewerkstelligen van een minnelijk akkoord, overeenkomstig artikel 43;

- hetzij het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen 44 tot 58;

- hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag toe te staan, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten, overeenkomstig de artikelen 59 tot 70.

Artikel 17, § 1 WCO bepaalt dat de schuldenaar die het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie aanvraagt, een verzoekschrift aan de rechtbank richt.

Krachtens artikel 20, 1ste lid WCO wordt ter griffie een dossier van de gerechtelijke reorganisatie gehouden waarin alle elementen met betrekking tot deze procedure en de grond van de zaak voorkomen.

Krachtens artikel 39, 1ste lid WCO kan de schuldenaar op elk ogenblik tijdens de opschorting aan de rechtbank vragen:

1° indien hij de procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd om een minnelijk akkoord te verkrijgen en dit niet verwezenlijkbaar lijkt, dat de procedure wordt voortgezet om een reorganisatieplan voor te stellen of om toe te stemmen in een overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van de onderneming, in welk geval de procedure met dit doel wordt voortgezet;

2° indien hij de procedure van gerechtelijke reorganisatie aangevraagd heeft om een reorganisatieplan voor te stellen en dit niet uitvoerbaar lijkt, dat hij principieel kan instemmen met een overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van de onderneming, in welk geval de procedure met dit doel wordt voortgezet.

Artikel 59, § 1, 1ste lid WCO bepaalt dat de overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een gedeelte van de onderneming of van haar activiteiten door de rechtbank kan bevolen worden met het oog op het behoud ervan wanneer de schuldenaar ermee instemt in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie of later in de loop van de procedure.

Krachtens artikel 62, 4de lid WCO vraagt de aangewezen gerechtsmandataris bij verzoekschrift op tegenspraak aan de rechtbank de machtiging om te kunnen overgaan tot de voorgestelde verkoop.

Artikel 67, 1ste lid WCO bepaalt dat wanneer de aangewezen gerechtsmandataris van oordeel is dat alle voor overdracht vatbare activiteiten overgedragen zijn, en in elk geval voor het einde van de opschorting, hij aan de rechtbank bij verzoekschrift vraagt dat zij de procedure van gerechtelijke reorganisatie afsluit of, wanneer het gerechtvaardigd is dat deze voortgezet wordt voor andere doeleinden, dat zij hem ontlast van zijn opdracht.

2. Uit deze bepalingen volgt dat de gerechtelijke reorganisatie één enkele procedure vormt, die aanvangt met het verzoekschrift van de schuldenaar tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie en die, in geval van gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag, eindigt met de beslissing van de rechtbank tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie.

3. Een belanghebbende die tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie is tussengekomen overeenkomstig de artikelen 812 tot 814 Gerechtelijk Wetboek, heeft voor de gehele duur van deze procedure en ongeacht een wijziging van het doel van die procedure, de hoedanigheid van partij en vermag in de regel tegen de beslissingen van de rechtbank de rechtsmiddelen aan te wenden volgens de in het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven regels en termijnen.

4. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eiseressen bij verzoekschrift van 18 juli 2011 de rechtbank van koophandel hebben verzocht om vrijwillig tussen te komen in de procedure van gerechtelijke reorganisatie en dat de rechtbank bij vonnis van 20 juli 2011 hen akte heeft verleend van deze vrijwillige tussenkomst.

5. De appelrechters die oordelen dat de eiseressen niet de hoedanigheid van partij hebben en derhalve geen ontvankelijk hoger beroep konden instellen, omdat zij geen verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst hebben neergelegd na de neerlegging op 12 september 2011 door de gerechtsmandatarissen van het verzoekschrift op tegenspraak zoals omschreven in artikel 62, laatste lid WCO, waarbij een nieuwe procedure werd aangevangen, die niet als de voortzetting is te aanzien van 'welke andere procedure dan ook', verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het onderdeel is gegrond.

Dictum

HET HOF,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Verklaart het arrest bindend voor de tot bindendverklaring opgeroepen partij.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.

(...)


Note / Noot

Zie artikel van Melissa Vanmeenen in dit nummer p. 853.