Rechtbank van koophandel Kortrijk 16 november 2011
VERVOER
Vervoer goederen over de weg - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikelen 12-13 CMR: vorderingsrecht afzender-geadresseerde - Bewijs eigen schade
Overeenkomstig de CMR-bepalingen zijn zowel afzender als geadresseerde gerechtigd een vordering in schadeloosstelling in te stellen tegen de vervoerder. Slechts ingeval ze dat beiden doen, dienen ze het bestaan van eigen schade te leveren.
Degene die noch als afzender noch als geadresseerde in de vervoerovereenkomst tussenkwam, beschikt over geen enkel materieel recht om een vordering tegen de wegvervoerder in te stellen.
VERVOER
Vervoer goederen over de weg - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikel 32, 2. CMR: afwijzing schriftelijke vordering - Duidelijk en ondubbelzinnig
Een antwoord op een schriftelijke vordering waarbij de vervoerder een aantal mogelijke oplossingen voorstelt of verwijst naar een verwacht expertiserapport alvorens een standpunt in te nemen, is geen duidelijke en ondubbelzinnige afwijzing van een schriftelijke vordering in de zin van artikel 32, 2. CMR.
Derhalve blijft de verjaring geschorst door de schriftelijke vordering.
VERVOER
Vervoer goederen over de weg - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikel 17, 2. CMR - Artikel 18, 1. CMR: illegale verstekelingen - Bewijs
Het louter feit dat illegalen zich toegang verschaffen tot een vrachtwagen op een route die gekend is voor dit risico (van Zeebrugge-België naar het Verenigd Koninkrijk), is geen omstandigheid die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden.
Dit geldt des te meer wanneer geen enkel bewijs wordt aangebracht met betrekking tot de precieze omstandigheden waaronder de verstekelingen zich toegang tot de vrachtwagen konden verschaffen.
VERVOER
Vervoer goederen over de weg - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikelen 23, 1.-23, 2. CMR: omvang van de schade voedingsmiddelen - Bevuiling - Waarde goederen: factuurwaarde - Expertisekosten - Verzekeringskosten
Rekening houdende met de strenge hygiëneregels voor voedingsmiddelen (aardappelproducten) en met het feit dat illegalen gedurende het vervoer in de vrachtwagen verbleven en vervuiling optrad door o.m. urine, heeft de ladingbelanghebbende terecht beslist om de gecontamineerde goederen te vernietigen. De factuurwaarde is de in aanmerking te nemen waarde van de goederen om de schade te berekenen.
Overeenkomstig artikel 23, 4. CMR zijn kosten voor vernietiging en van eenzijdige expertise geen kosten in de zin van artikel 23, 4. CMR.
|
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Articles 12-13 CMR: droit de recours expéditeur-destinataire - Preuve du dommage propre
Conformément aux dispositions de la CMR, tant l'expéditeur que le destinataire sont en droit d'introduire une action en dédommagement à l'encontre du transporteur. Ce n'est que dans le cas où ils le font tous les deux qu'ils devront prouver l'existence d'un dommage propre.
Celui qui n'est intervenu ni en tant qu'expéditeur ni en tant que destinataire dans la convention de transport ne dispose d'aucun droit matériel pour introduire une action à l'encontre du transporteur routier.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Article 32, 2. CMR: rejet réclamation écrite - Clair et univoque
La réponse à une réclamation écrite par laquelle le transporteur propose certaines solutions possibles ou s'en réfère à un rapport d'expertise attendu avant de prendre position, n'est pas un rejet clair et univoque d'une réclamation écrite au sens de l'article 32, 2. CMR.
La prescription reste dès lors suspendue par la réclamation écrite.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Article 17, 2. CMR - Article 18, 1. CMR: passagers clandestins - Preuve
Le seul fait que des illégaux s'octroient l'accès à un poids lourd sur une route connue pour ce risque (de Zeebruges-Belgique vers le Royaume-Uni) n'est pas une circonstance que le transporteur ne pouvait pas éviter.
Cela est d'autant plus vrai lorsqu'aucune preuve n'est apportée concernant les circonstances précises dans lesquelles les passagers clandestins ont pu s'octroyer l'accès au poids lourd.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Articles 23, 1.-23, 2. CMR: étendue du dommage denrées alimentaires - Pollution - Valeur des marchandises: valeur facture - Frais d'expertise - Frais d'assurance
Compte tenu des règles strictes en matière d'hygiène pour les denrées alimentaires (pommes de terre) et du fait que des illégaux ont séjourné dans le poids lourd pendant le transport et qu'une pollution s'est produite notamment par de l'urine, c'est à juste titre que la partie intéressée quant au chargement a décidé de détruire les marchandises contaminées. La valeur facture est la valeur des marchandises à prendre en considération pour calculer le dommage.
Conformément à l'article 23, 4. CMR, les frais liés à la destruction et ceux d'une expertise unilatérale ne sont pas des frais au sens de l'article 23, 4. CMR.
|
NV Vanelo, NV Pinguinlutosa Foods en NV HDI Gerling Verzekeringen / Nagel Logistics Ltd.
Zet.: L. Billiet (rechter), Th. Vanderstichele en P. De Smet (rechters in handelszaken) |
Pl.: Mrs. L. Keyzer en Ch. Kocks |
Gezien de inleidende dagvaarding, die regelmatig werd betekend aan verweerster op 12 maart 2010;
Gezien de stukken van rechtspleging;
Gezien de door partijen neergelegde dossiers;
Gehoord de partijen in hun middelen en besluiten voorgedragen in openbare terechtzitting;
Gelet op de wet van 15 juni 1935 tot regeling van het taalgebruik in gerechtszaken.
De feiten en retroacten |
Op 12 november 2008 verkreeg Nagel Logistics vanwege Vanelo NV opdracht om een transport van aardappelproducten te verrichten van St.-Eloois-Vijve naar Casten Howell Foods gelegen in het Verenigd Koninkrijk (st. 1 bijlage 2 dossier Vanelo).
Uit de uiteenzetting van partijen blijkt dat naar aanleiding van het inschepen te Calais er 15 illegalen werden ontdekt die zich toegang hadden verschaft in de oplegger. Deze illegale vreemdelingen werden uit de oplegger gezet, waarna de chauffeur zijn weg vervolgde.
Uit een mail van een medewerker van Pinguinlutosa van 13 november 2008 gericht aan onder meer een verantwoordelijke bij Nagel Logistics blijkt dat bij het openen van de deuren bij de eindbestemming er een geur van urine uit de vrachtwagen kwam en er flessen en sporen van modder op de paletten werden gevonden. Er wordt gesteld dat de klant uiteindelijk slechts 4 (van de 26) paletten heeft aanvaard (st. 2 dossier Vanelo). Uit de leveringsbon blijkt dat uiteindelijk 5 paletten werden aanvaard en dat 21 paletten werden geweigerd (st. 5 dossier Vanelo).
De resterende goederen werden terug gebracht naar de afzender.
Bij faxbericht van 17 november 2008 heeft de door Vanelo aangestelde expert Nagel Logistics uitgenodigd om deel te nemen aan een deskundig onderzoek in de lokalen van Vanelo op 18 november om 13u30 (st. 1 bijlage 4 dossier Vanelo).
Uit een mail van 17 november 2008 blijkt dat dhr. D. aan Nagel Logistics laat weten dat hij op 16 maart de vracht te Engeland heeft onderzocht en dat hij van oordeel is dat een herverpakking zal volstaan om de goederen opnieuw op de markt te brengen.
Op het deskundig onderzoek van 18 november 2008 werd aangenomen dat de goederen het best zouden worden vernietigd. Nagel Logistics was op dit onderzoek niet aanwezig noch vertegenwoordigd (st. 1 dossier Vanelo).
Uit mailverkeer van 20 en 21 november 2008 en een CMR-vrachtbrief blijkt dat de goederen op die datum naar Aabio BV werden gevoerd voor vernietiging (st. 4 en 6 dossier Vanelo).
Uit een verklaring ondertekend op 18 maart 2009 subrogeert Pinguinlutosa HDI Gerling Verzekeringen in al haar rechten die voortvloeien uit het schadegeval (st. 8 dossier Vanelo).
Bij faxbericht van 27 oktober 2009 deelt DPS aan Nagel Logistics mee dat zij de opdracht verkreeg om over te gaan tot recuperatie van de geleden schade en verzoekt zij om een bedrag te betalen van 11.128,42 EUR uit hoofde van de geleden schade. Dit faxbericht wordt vergezeld van een schadeoverzicht en de stavingstukken voor in totaal 31 pagina's (st. 9 dossier Vanelo).
Bij fax van dezelfde datum deelt Nagel Logistics aan DPS mee dat zij de schade-eis heeft ontvangen doch dat zij ondanks diverse herinneringen van harentwege nog geen schadefactuur mocht ontvangen vanwege haar contractuele partner. Zij stelt dat zij deze opnieuw zal contacteren en een factuur zal vragen teneinde de zaak te regelen (st. 11 dossier Vanelo).
Bij brief van 7 december 2009 deelt Nagel Logistics aan DPS mee dat zij zal pogen om de eis voor het volledig bedrag ten uitvoer te brengen doch zij stelt dat de aandacht dient gevestigd te worden op het feit dat het (wettelijk) risico voor het betalen van de schadevergoeding niet ten hare laste kan gelegd worden. Zij stelt dat zij twee oplossingen kan aanbieden, m.n. hetzij een volledige vergoeding vanwege de verantwoordelijke partij, zijnde Howells, waarbij de betaling kan gebeuren nadat zij het geld heeft gekregen van deze partij, hetzij een vergoeding op basis van 20% van de goederen op grond van het feit dat de foto's niet aantonen dat er sprake is van een volledig verlies en het verslag van de expert gebaseerd is op speculatie in plaats van op vaststellingen (st. 12 dossier Vanelo).
Bij mailbericht van 9 december 2009 deelt DPS mee dat zij akte neemt van het feit dat Nagel Logistics de eis niet aanvaardt en dat zij hiermee niet kan akkoord gaan. Zij wijst erop dat Nagel Logistics als vervoerder is opgetreden en derhalve aansprakelijk is voor de schade. Zij stelt dat haar opdrachtgevers geen enkele contractuele relatie hebben met Howells Transport. Verder herinnert zij er Nagel Logistics aan dat zij werd uitgenodigd om deel te nemen aan de expertise doch dat zij verkoos om niet aanwezig te zijn, zodat zij thans de genomen maatregelen niet langer kan aanvechten. Zij legt er de nadruk op dat de vracht voedingsproducten betrof waarmee niet het minste risico kon worden genomen. Zij vraagt om regeling binnen de 14 dagen (st. 13 dossier Vanelo).
In haar antwoord van 14 december 2009 stelt Nagel Logistics dat zij deze zaak zo vlug mogelijk wil regelen doch dat er een aantal elementen niet in aanmerking worden genomen in het verslag van DPS. Zij stelt dat zij vanwege de aansprakelijke partij heeft vernomen dat er een ander verslag van Cunningham is dat sterk afwijkt van het verslag van DPS en de eis om de lading als totaal verlies te beschouwen niet ondersteunt. Zij stelt dit verslag af te wachten en deelt mee dat zij inmiddels alle noodzakelijke documenten heeft meegedeeld aan Cunningham. Zij stelt dat een regeling tegen 22 december niet mogelijk is en verzoekt om meer tijd (st. 14 dossier Vanelo).
Bij mail van 15 december 2009 laat DPS weten dat zij instructie zal geven aan haar raadsman om de procedure te starten (st. 15 dossier Vanelo).
Bij brief van 21 december 2009 laat Nagel Logistics weten dat uit de voorgelegde stukken blijkt dat er discussie bestaat omtrent de hoegrootheid van de schade die voortvloeit uit het aan boord komen van de illegalen. Zij stelt dat er twijfels zijn omtrent het feit dat de lading als totaal verlies werd beschouwd en dat hieromtrent niet de nodige bewijsstukken voorliggen (st. 16 dossier Vanelo).
Bij gebrek aan regeling laten eisers bij exploot betekend op 12 maart 2010 overgaan tot dagvaarding.
De vordering |
Vanelo, Pinguinlutosa Foods en HDI Gerling Verzekeringen vorderen dat:
- Nagel Logistics zou veroordeeld worden om hen een bedrag te betalen van 11.128,42 EUR te vermeerderen met de vergoedende rente sedert 13 november 2008 en de gerechtelijke rente vanaf 12 maart 2010 tot op de dag der algehele betaling.
Standpunten van partijen - Beoordeling |
1. | De ontvankelijkheid |
1.1. De ontvankelijkheid: belang en hoedanigheid |
Nagel Logistics houdt voor dat Vanelo en Pinguinlutosa geen belang hebben om een vordering in te stellen vermits zij reeds door de verzekeringsmaatschappij zijn vergoed, terwijl HDI Gerling Verzekeringen geen vordering zou kunnen instellen vermits zij niet aantoont dat zij een vergoeding heeft uitbetaald aan haar verzekerden.
De procespartij die voorhoudt titularis te zijn van een subjectief recht heeft, ook al wordt het betwist, belang en hoedanigheid om de vordering in te stellen; het onderzoek naar het bestaan of de draagwijdte van het ingeroepen subjectief recht betreft niet de ontvankelijkheid maar de gegrondheid van de vordering (art. 17 en 18 Ger.W.; Cass. 26 februari 2004, D.F.A. / Maritime Terminals, Arr.Cass. 2004, afl. 2, 334).
Er dient opgemerkt dat uit de bepalingen van het CMR-Verdrag dient afgeleid te worden dat zowel de geadresseerde als de afzender gerechtigd zijn om een vordering in te stellen ten aanzien van de vervoerder. Zij dienen hiertoe zelf niet het bestaan van eigen schade te bewijzen tenzij wanneer de vervoerder door zowel de afzender als de geadresseerde wordt aangesproken.
Hieruit blijkt dat Vanelo als afzender in elk geval gerechtigd is om een vordering in te stellen ten aanzien van Nagel Logistics.
In de mate dat echter zou blijken dat zij door een derde vergoed is geweest, zou dienen onderzocht te worden of zij haar vorderingsrecht heeft verloren en of uitsluitend de in haar rechten gesubrogeerde verzekeraar nog een vorderingsrecht zou hebben. Nu uit geen enkel element blijkt dat Vanelo als afzender vergoed is geweest voor de geleden schade, is deze vraag niet aan de orde.
Verder kan uit de voorgelegde stukken worden afgeleid dat Pinguinlutosa Foods NV een subrogatieverklaring heeft uitgeschreven in het voordeel van HDI Gerling Verzekeringen nopens het schadegeval van 12 november 2008.
Bij de beoordeling van deze subrogatieverklaring dient in eerste instantie te worden nagegaan wat de positie is van Pinguinlutosa Foods NV. Uit de voorgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat Pinguinlutosa Foods hetzij als afzender, hetzij als geadresseerde kan beschouwd worden. Verder bevat het dossier geen enkel element waaruit zou blijken dat Pinguinlutosa Foods NV naar aanleiding van de gebeurtenissen op 12 november 2008 enige schade zou hebben geleden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat Pinguinlutosa Foods NV op geen enkele wijze aantoont dat zij over enig materieel recht beschikt of heeft beschikt om een vordering ten aanzien van Nagel Logistics te kunnen stellen. Nu Pinguinlutosa Foods NV niet over dergelijk recht beschikte, kan HDI Gerling Verzekeringen niet in dergelijk recht zijn gesubrogeerd, derwijze dat de vordering van Pinguinlutosa Foods NV en HDI Gerling Verzekeringen ongegrond zijn.
1.2. De ontvankelijkheid: de verjaring |
Nagel Logistics stelt verder dat de vordering verjaard is vermits de vordering volgens haar op 23 december 2009 definitief is verjaard. Zij steunt zich hiervoor op de volgende data.
- datum schadegeval 12 november 2008;
- schorsing verjaring op datum van schriftelijke vordering 27 oktober 2009, hetzij 16 dagen voor het verstrijken van de verjaringstermijn van één jaar;
- hernemen van de verjaring op 7 december 2009 door afwijzing van de vordering;
- verjaring van de vordering op 23 december 2009.
Vanelo is van oordeel dat de vordering niet is verjaard vermits er geen sprake zou zijn van een afwijzing van de schriftelijke vordering derwijze dat de verjaring geschorst is gebleven tot de datum van dagvaarding. Zij beroept zich op artikel 32 CMR-Verdrag dat stelt dat een schriftelijke vordering de verjaring schorst tot aan de dag waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt.
Zij stelt dat er noch voldaan is aan de vereiste van de schriftelijke afwijzing noch aan de vereiste van het terugzenden van de daarbij gevoegde stukken.
In eerste instantie dient te worden nagegaan in welke mate Nagel Logistics na de ontvangst van de schriftelijke vordering op 27 oktober 2009 op ondubbelzinnige en duidelijke wijze de aanspraak heeft verworpen.
Nagel Logistics stelt dat dit is gebeurd via haar brief van 7 december 2009.
De rechtbank stelt vast dat Nagel Logistics in haar brief van 7 december 2009 heeft gesteld dat zij twee oplossingen kon aanbieden, hetzij de volledige recuperatie van de schade via de uiteindelijk aansprakelijke persoon, zijnde haar onderaannemer, hetzij een vergoeding tot beloop van 20% van de waarde van de goederen.
Verder stelt de rechtbank vast dat Nagel Logistics op 14 december 2009 heeft meegedeeld dat zij de zaak wil regelen doch dat zij heeft vernomen dat haar onderaannemer in het bezit is van een rapport dat zou aantonen dat er geen sprake is van totaal verlies. Zij stelt dat zij dit rapport afwacht en inmiddels alle van DPS ontvangen documenten zal doorsturen aan Cunningham die optreedt voor de verzekeraar van de aansprakelijke persoon. Zij stelt dat zij meer tijd nodig heeft en de zaak niet kan regelen tegen 22 december.
De rechtbank is van oordeel dat Nagel Logistics op basis van deze brieven niet kan voorhouden dat zij de vordering van Vanelo op duidelijke en ondubbelzinnige wijze heeft afgewezen derwijze dat er geen stopzetting van de schorsing voorhanden is.
De vordering is dan ook niet verjaard.
2. | De grond van de zaak |
2.1. De aansprakelijkheid: toepassing van artikel 17, 2. CMR |
Krachtens artikel 17, 2. CMR is de vervoerder ontheven van aansprakelijkheid, indien het verlies, de beschadiging of de vertraging is veroorzaakt door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
Nagel Logistics stelt dat zij niet kon voorzien dat er illegalen zich op onrechtmatige wijze toegang zouden verschaffen tot een beveiligde en afgesloten oplegger.
De rechtbank is van oordeel dat het loutere feit dat er zich illegalen toegang verschaffen tot een vrachtwagen op een route die gekend is voor dit soort risico, geen omstandigheid is die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden.
Dit geldt inzonderheid nu Nagel Logistics, die het bewijs dient te leveren van de ontheffingsgrond, geen enkel element voorlegt nopens de precieze omstandigheden waarin de illegalen zich toegang hebben verschaft tot de oplegger.
Nagel Logistics kan zich derhalve niet beroepen op de ontheffingsgrond.
2.2. De omvang van de schade |
Vanelo stelt dat haar schade bestaat uit het waardeverlies van de beschadigde goederen tot beloop van 8.768,63 EUR, de kosten van vernietiging, 1.277,44 EUR kosten voor vernietiging en 1.082,35 EUR kosten van expertise.
2.2.1. De waardevermindering van de goederen |
Vanelo vordert een bedrag van 8.768,63 EUR, zijnde de factuurwaarde van het deel van de goederen dat werd vernietigd.
Nagel Logistics betwist niet de wijze van berekening doch stelt dat Vanelo niet bewijst dat er schade werd aangebracht, minstens dat zij de schade niet heeft beperkt.
Zij verwijst naar het verslag van de door Vanelo aangestelde expert en leidt daaruit af dat er onterecht is overgegaan tot de volledige vernietiging van de goederen. Zij wijst erop dat de foto's van het verslag zouden aantonen dat de hermetisch gesloten plastiekzakken met de aardappelen niet werden aangetast. Verder wijst zij erop dat de expert op grond van speculatieve overwegingen de stelling van Vanelo zou gevolgd hebben dat de goederen kunnen aangetast zijn met urine, uitwerpselen, bloed of ziektekiemen.
De rechtbank stelt vast dat:
- bij de aankomst van de goederen de geadresseerde slechts 5 paletten in ontvangst heeft willen nemen en de rest heeft geweigerd;
- in het faxbericht van Vanelo dat werd opgesteld naar aanleiding van de ontvangst van de goederen door de geadresseerde, wordt vermeld dat bij het openen van de truck een sterke geur van urine waargenomen werd;
- uit de voorgelegde foto's blijkt dat effectief een deel paletten ogenschijnlijk intact lijken terwijl op een aantal paletten de dozen beschadigd zijn en een aantal geopend.
De vraag die zich thans stelt is of Vanelo en de door haar aangestelde expert aan de hand van deze vaststellingen mocht besluiten tot het vernietigen van de vracht.
De rechtbank merkt op dat een fabrikant van voedsel, bij de productie strenge regels van hygiëne, dient in acht te nemen. Deze strenge regels dienen gedurende de volledig productieketen, m.n. van aankomst van de te verwerken producten tot levering bij de consument in acht genomen te worden.
Verder staat vast dat 15 illegalen zich toegang hebben verschaft tot de goederen en de paletten hebben beklommen, waarbij sporen van modder werden achtergelaten. Verder staat eveneens vast dat bepaalde paletten werden beschadigd, terwijl uit de voorgelegde foto's blijkt dat effectief een deel paletten ogenschijnlijk intact lijken.
Naar aanleiding van het openen van de vrachtwagen werd een urinegeur waargenomen, hetgeen aannemelijk voorkomt wanneer 15 mensen gedurende een zekere tijd in een vrachtwagen samen zitten.
Tot slot staat vast dat de geadresseerde 21 paletten heeft geweigerd.
De rechtbank is van oordeel dat rekening houdend met de strenge regels van hygiëne, Vanelo terecht van oordeel was dat het aangewezen voorkwam om de teruggestuurde vracht volledig te vernietigen teneinde elk risico op contaminatie te vermijden. Het op de markt brengen van goederen waarvan de keten van hygiëne op een bepaald ogenblik wordt doorbroken, waardoor er onzekerheid ontstaat nopens het veilig op de markt brengen van de goederen, houdt een risico in waarvan men niet kan verwachten dat een onderneming dit neemt.
Vanelo kon dan ook rekening houdend met alle omstandigheden, terecht beslissen om de goederen te vernietigen.
Nagel Logistics die aansprakelijk is voor het feit dat de goederen dienden vernietigd te worden, is gehouden Vanelo hiervoor schadeloos te stellen.
De rechtbank stelt vast dat Vanelo de waarde van de 21 paletten heeft berekend aan de hand van de facturen. Zij heeft dan ook recht op een bedrag van 8.768,63 EUR.
Op dit bedrag kan rente toegekend worden krachtens artikel 27 CMR-Verdrag.
2.2.2. De kosten van vernietiging en kosten eenzijdige expertise |
Uit artikel 23 CMR-Verdrag blijkt dat normalerwijze de schadevergoeding die de vervoerder verschuldigd is beperkt blijft tot een schadevergoeding voor geheel of gedeeltelijk verlies van de goederen en de vrachtprijs, de douanerechten en de overige met betrekking tot het vervoer der goederen gemaakte kosten. Artikel 23, 4. bepaalt dat verdere schadevergoeding niet verschuldigd is.
Kosten voor vernietiging behoren niet tot de krachtens het CMR-Verdrag vergoedbare kosten, terwijl ook de kosten van de eenzijdige expertise evenmin kunnen beschouwd worden als kosten die dienen beschouwd te worden als met betrekking tot het vervoer der goederen gemaakte kosten (Antwerpen (4de k.) 3 oktober 2005, nr. 2004/AR/1333, Eur.Vervoerr. 2006, afl. 2, 284).
De vordering is wat deze kosten betreft ongegrond.
Om deze redenen,
DE RECHTBANK,
Wijzende op tegenspraak, alle andere middelen afwijzend als ongegrond of niet ter zake dienend;
Verklaart de vordering ontvankelijk doch wijst die af als ongegrond in hoofde van Pinguinlutosa Foods NV en HDI Gerling Verzekeringen NV.
Verklaart de vordering ontvankelijk en gegrond in hoofde van Vanelo NV, dienvolgens veroordeelt Nagel Logistics Ltd. om aan Vanelo NV 8.768,63 EUR te betalen meer de vergoedende rente sedert 27 oktober 2009 tot datum dagvaarding en vanaf die datum de gerechtelijke rente aan de rentevoet van 5%.
Verwijst Nagel Logistics Ltd. in de kosten van het geding in hoofde van Vanelo NV begroot op 479,80 EUR dagvaardingskosten en 1.210 EUR rechtsplegingsvergoeding.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.