Article

Hof van beroep Antwerpen, 13/10/2011, R.D.C.-T.B.H., 2012/7, p. 695-696

Hof van beroep Antwerpen 13 oktober 2011

VENNOOTSCHAPPEN
Bepalingen gemeen aan alle vennootschappen - Verplichtingen tussen vennoten - Leeuwenbeding - Toepassingsvoorwaarde - Garantie verstrekt door medevennoot
Artikel 32 W.Venn. laat niet toe dat een vennoot wordt vrijgesteld van elke of quasi elke bijdrage in het verlies. Deze regel vindt evenwel slechts toepassing indien de garantie tegen vennootschapsverliezen wordt verschaft door één of meer medevennoten, maar niet zo het een (werkelijke) derde is die de vennoot tegen vennootschapsverliezen beschermt.
Bij het beantwoorden van de vraag of het verlenen van een put-optie een verboden verliesvrijstelling in de zin van artikel 32, 2de lid W.Venn. tot stand brengt, moet rekening worden gehouden met de totale participatie van de optiehouder in de betrokken vennootschap.
SOCIETES
Dispositions communes à toutes les sociétés - Engagements des associés entre eux - Clause léonine - Condition d'application - Garantie fournie par un coassocié
L'article 32 C.soc. ne permet pas qu'un associé soit exonéré de toute ou de quasi toute contribution aux pertes de la société. Cette règle ne trouve toutefois à s'appliquer que si la garantie contre les pertes de la société est fournie par un ou plusieurs coassociés, mais pas si c'est un tiers (effectif) qui protège cet associé contre les pertes de la société.
En réponse à la question de savoir si l'octroi d'une option de vente (ou put) constitue une exonération des pertes prohibées au sens de l'article 32, 2ème alinéa C.soc., il faut tenir compte de l'ensemble de la participation du détenteur d'option dans la société concernée.

Sàrl European Medical Investment EMI / K.H.

Zet.: J. Embrechts (raadsheer)
Pl.: Mr. J.-L. Schuermans
1. De antecedenten en de vorderingen

1.1. Mevrouw K.H. heeft op 18 juni 2008 Sàrl European Medical Investment EMI doen dagvaarden om te verschijnen voor de rechtbank van koophandel te Turnhout. Zij zette uiteen dat zij, naar aanleiding van de overdracht van een gedeelte van haar aandelen in NV C&T Paradigm aan Sàrl European Medical Investment EMI, met deze laatste een optieovereenkomst had afgesloten volgens dewelke deze laatste zich ertoe verbond de overblijvende aandelen die zij had, over te nemen tegen een prijs waarvan de criteria waren vastgelegd. Zij zette uiteen dat zij haar aandelen had aangeboden en vroeg betaling van de prijs, berekend volgens hetgeen daarover in de optieovereenkomst was voorzien.

Sàrl European Medical Investment EMI voerde aan dat de optieovereenkomst nietig was omdat de prijsbepaling tot gevolg had dat mevrouw K.H. volledig werd vrijgesteld van deelname in de verliezen van de vennootschap. Zij vroeg dat de overeenkomst zou worden nietigverklaard en besloot tot de ongegrondheid van de tegen haar gestelde vordering.

1.2. In het bestreden vonnis d.d. 11 maart 2010 verklaarde de eerste rechter de vordering van Sàrl European Medical Investment EMI ongegrond en deze van mevrouw K.H. gegrond. De eerste rechter oordeelde dat de overeenkomst niet tot gevolg had dat mevrouw K.H. volledig of quasi volledig werd vrijgesteld van haar deelneming in de verliezen. Tevens oordeelde de eerste rechter dat de overeenkomst het vennootschapsbelang diende.

1.3. Sàrl European Medical Investment EMI heeft met een op 27 mei 2010 neergelegd verzoekschrift hoger beroep ingesteld. Zij handhaaft haar stelling en haar vordering. Mevrouw K.H. besluit tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

2. Beoordeling

2.1. De eerste rechter heeft de feiten die aan de grondslag van het geschil liggen correct weergegeven. Het hof verwijst ernaar en vermeldt, enkel duidelijkheidshalve, volgende basisgegevens.

Mevrouw K.H. en de heer C. hebben op 30 december 1998 NV C&T Paradigm opgericht. FLV Fund Comm.VA werd later eveneens vennoot.

In de loop van 2004 wensten zowel FLV Fund Comm.VA als de heer C. hun aandelen te verkopen. De aandeelhouders kwamen in contact met Sàrl European Medical Investment EMI die actief was in dezelfde sector als NV C&T Paradigm.

Op 29 maart 2005 kwamen verschillende overeenkomsten tot stand, onder meer:

- een overeenkomst van aandelenoverdracht, waarbij FLV Fund Comm.VA en de heer C. al hun aandelen in NV C&T Paradigm en mevrouw K.H. een gedeelte van haar aandelen (samen 85% van alle aandelen) aan Sàrl European Medical Investment EMI overdroegen tegen de totale prijs van 1 EUR;

- een optieovereenkomst, waarbij Sàrl European Medical Investment EMI zich ertoe verbond de overblijvende aandelen van mevrouw K.H. (15% van de totaliteit van de aandelen) over te nemen vanaf 31 december 2007, zo mevrouw K.H. deze zou aanbieden en dit tegen een in de overeenkomst bepaalde prijs.

NV C&T Paradigm werd failliet verklaard op 12 juli 2007 en op 4 januari 2008 lichtte mevrouw K.H. de put-optie. Zij vraagt betaling van de in de overeenkomst vastgelegde minimumprijs van 126.005,57 EUR.

2.2. Ter betwisting staat de geldigheid van de optieovereenkomst d.d. 29 maart 2005 in het licht van artikel 32 W.Venn.

Artikel 32 W.Venn. bepaalt:

“De overeenkomst die aan een van de vennoten de gehele winst toekent, is nietig.

Hetzelfde geldt voor het beding waarbij de gelden of goederen, door een of meer van de vennoten in de vennootschap ingebracht, worden vrijgesteld van elke bijdrage in het verlies.”

2.3. Inherent aan de inbreng is de deelname aan winst en verlies. Zo van de verdeling in de deelname aan winst en verlies in evenredigheid met de inbreng kan worden afgeweken, laat artikel 32 W.Venn. niet toe dat een vennoot wordt vrijgesteld van elke (daaronder verstaan: quasi elke) bijdrage in het verlies. Onder de bijdrage in het verlies dient zowel het ontberen van dividenden verstaan als de daling van de waarde van het aandeel. Deze regel vloeit voort uit het wezen van de vennootschap, reden waarom hij enkel toepassing vindt indien de garantie tegen vennootschapsverliezen wordt verschaft door een of meer medevennoten, maar niet zo het een (werkelijke) derde is die de vennoot tegen vennootschapsverliezen beschermt.

Opdat een overeenkomst, die ertoe leidt dat een vennoot door een medevennoot wordt vrijgesteld van deelname in het verlies, is vereist dat de overeenkomst tussen hen in hun hoedanigheid van vennoot werd aangegaan.

Dit is met de voorliggende overeenkomst niet het geval. De op 29 maart 2005 aangegane overeenkomsten vormen duidelijk een geheel en hebben de gedeeltelijke overdracht tot voorwerp van de aandelen van NV C&T Paradigm met optie, voor mevrouw K.H., op termijn de door haar behouden aandelen eveneens te kunnen overdragen aan Sàrl European Medical Investment EMI, zo mevrouw K.H. dit wenst.

De bepalingen omtrent de prijs, zijn loutere elementen van prijsbepaling en - in de mate dat zij zouden leiden tot een vrijstelling van deelname in het verlies voor wat dat gedeelte van de aandelen betreft - betreffen enkel de verhouding van verkoper tot koper, niet deze van vennoot tegenover vennoot. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de vennootschapsovereenkomst en de overdracht van de aandelen tegen de in de optieovereenkomst bepaalde voorwaarden raakt ook niet aan de deelname in de winst en de bijdrage in het verlies van iedere vennoot, volgens de door hem ingeschreven of verworven aandelen.

Deze overeenkomst is daarom niet strijdig met artikel 32 W.Venn.

2.4. Daaraan moet nog worden toegevoegd dat de overeenkomst in haar geheel ook niet tot gevolg heeft dat mevrouw K.H., in geval van uitoefening van de put-optie van verlies wordt vrijgesteld.

De overeenkomst moet immers in haar geheel worden beschouwd en van het totaal van de 185.920 aandelen die, na uitoefening van de put-optie door mevrouw K.H. aan Sàrl European Medical Investment EMI zouden worden overgedragen, waren er slechts 152.291 waarvoor de in de optie­overeenkomst bepaalde minimumprijs gold. Voor wat de op 29 maart 2005 overgedragen 33.629 aandelen betreft (of bijna 20%), had mevrouw K.H. de normale risico's van verlies en winst gedragen en genoten.

2.5. De eerste rechter heeft om bovenstaande redenen terecht de vordering van Sàrl European Medical Investment EMI ongegrond en deze van mevrouw K.H. gegrond verklaard.

Om deze redenen:

HET HOF,

Rechtdoende op tegenspraak bij toepassing van artikel 747, § 2 Ger.W. ten aanzien van Sàrl European Medical Investment EMI;

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;

Verklaart het hoger beroep ongegrond.

Verwijst Sàrl European Medical Investment EMI in de kosten van het hoger beroep en begroot deze aan de zijde van mevrouw K.H. op 5.500 EUR (rechtsplegingsvergoeding).

(...)