Article

Actualité : Hof van Cassatie, 09/02/2012, R.D.C.-T.B.H., 2012/5, p. 536

Hof van Cassatie 9 februari 2012

Zaak: C.11.0175.N/1
FAILLISSEMENT
Verkoop onroerende goederen - Verkoop uit de hand - Hoger beroep


FAILLITE
Vente des immeubles - Vente de gré à gré - Appel


Artikel 1193ter Ger.W. regelt de verkoop uit de hand door de curator van onroerende goederen. De curator vraagt hiertoe de machtiging van de rechtbank op voorlegging van een ontwerp van verkoopakte, een opgave van de redenen waarom de verkoop uit de hand geboden is, een schattingsverslag en een getuigschrift van de hypotheekbewaarder opgesteld na de faillietverklaring, met vermelding van de bestaande inschrijvingen en alle overschrijvingen van een bevel of een beslag betreffende de te verkopen onroerende goederen.

Er is voorzien dat alle personen die hetzij een inschrijving, hetzij een kantmelding hebben op het betrokken onroerend goed moeten worden gehoord of bij gerechtsbrief behoorlijk opgeroepen. Deze personen kunnen van de rechtbank vorderen dat zij de machtiging om uit de hand te verkopen afhankelijk stelt van bepaalde voorwaarden, zoals een minimumverkoopprijs. De machtiging om onderhands te verkopen wordt verleend indien het belang van de gefailleerde boedel zulks vereist.

Tegen de beschikking van de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker of de tussenkomende schuldeiser op de wijze bepaald in artikel 1031 Ger.W., dus binnen een maand na de kennisgeving van de beschikking.

In het arrest van 9 februari 2012 oordeelt het Hof van Cassatie dat “de schuldeisers die overeenkomstig het 2de lid van dat artikel [art. 1193ter Ger.W.] zijn gehoord of bij gerechtsbrief behoorlijk zijn opgeroepen, tussenkomende partijen in de zin van artikel 1031 Gerechtelijk Wetboek, ook al zijn zij niet tussengekomen op de in artikelen 811 tot 814 Gerechtelijk Wetboek bepaalde wijze”. Deze schuldeisers kunnen hoger beroep instellen, zonder dat daartoe vereist is dat zij gevorderd hebben dat de machtiging om uit de hand te verkopen afhankelijk wordt gesteld van bepaalde voorwaarden.

De hoedanigheid van schuldeiser als omschreven in artikel 1193ter, 2de lid Ger.W. volstaat om hoger beroep aan te tekenen tegen de beschikking tot machtiging van de onderhandse verkoop. Deze regeling kan vergeleken worden met de regeling opgenomen in de wet continuïteit ondernemingen, waar de mogelijkheid tot het instellen van rechtsmiddelen wel afhankelijk gesteld is van een tussenkomst op de in de artikelen 811 tot 814 Ger.W. bepaalde wijze (art. 5, 5de en 6de lid WCO).