Article

Actualité : Hof van beroep Antwerpen, 30/05/2011, R.D.C.-T.B.H., 2012/5, p. 528

Hof van beroep Antwerpen 30 mei 2011

Zaak: 2009/AR/3461
ARBITRAGE
Algemeen - Kwalificatie - Bindende derdenbeslissing


ARBITRAGE
Généralités - Qualification - Tierce décision obligatoire


Naar aanleiding van een geschil sloten bouwheer en aannemer een overeenkomst waarbij een architect als deskundige werd aangesteld met als opdracht technisch advies uit te brengen over de kwaliteit van de uitgevoerde werken en de eindafrekening op te stellen. Partijen verbonden er zich toe het eindverslag van de deskundige als een beslechting bij arbitrage te aanvaarden en benoemden deze overeenkomst in de hoofding als een arbitrageovereenkomst.

Anderhalf jaar later dagvaardde de aannemer bouwheer en architect voor de rechtbank. De aannemer vorderde in hoofdorde de aanstelling van een gerechtsdeskundige en in ondergeschikte orde de oplevering van de werf te laten geschieden 'overeenkomstig de arbitrageovereenkomst'. De rechtbank van eerste aanleg te Tongeren verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering gericht tegen de bouwheer gelet op de 'arbitrageovereenkomst'.

Het hof van beroep te Antwerpen oordeelt echter dat deze overeenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een arbitrageovereenkomst. Volgens het Hof hadden de partijen aan de deskundige immers niet de opdracht verleend een tussen hen gerezen geschil bij wege van rechtsprekende handeling te beslechten. Daarom zou het eindverslag van de deskundige volgens het Hof geen arbitrale uitspraak, maar een bindende derdenbeslissing zijn. Zulk een bindende derdenbeslissing heeft de waarde van een overeenkomst. In tegenstelling tot een arbitrageovereenkomst, sluit een overeenkomst tot bindende derdenbeslissing bovendien de rechtsmacht van de rechter niet uit. De rechtbank van eerste aanleg had zich dan ook ten onrechte onbevoegd verklaard.

Men kan zich de vraag stellen of arbitrage en bindende derdenbeslissing wel voldoende van elkaar verschillen om van twee onderscheiden rechtsfiguren te spreken. Vooral nu het gehanteerde criterium - nl. het al dan niet beslechten van een geschil bij wege van rechtsprekende handeling - bijzonder vaag is. Dit is des te belangrijker nu de procedure, rechten van verdediging en gevolgen van beide figuren grondig van elkaar verschillen.