Article

Rechtbank van koophandel Oudenaarde, 16/01/2012, R.D.C.-T.B.H., 2012/5, p. 516-518

Rechtbank van koophandel Oudenaarde 16 januari 2012

CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMING
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag - Mandaat gerechtsmandataris - Duur opschorting
Na het afsluiten van de procedure behoudt de gerechtsmandataris het mandaat tot realisatie van de overdracht.
Op grond van de gezamenlijke toepassing van artikel 38, § 2 WCO juncto artikel 60, 2de lid WCO kan bij de gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag een maximale opschortingstermijn van vierentwintig maanden worden toegekend, ongeacht in welke volgorde, en hoeveel maal er toepassing wordt gemaakt van hetzij artikel 60, 2de lid WCO, hetzij artikel 38, § 2 WCO.
CONTINUITÉ DE L'ENTREPRISE
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice - Mandat du mandataire de justice - Durée de la suspension
Après la clôture de la procédure, le mandataire de justice conserve le mandat de la réalisation du transfert.
Sur la base de l'application conjointe de l'article 38, § 2 LCE et de l'article 60, 2ème alinéa LCE, en cas de réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice, un sursis de maximum vingt-quatre mois peut être accordé, quel que soit l'ordre de suite, et le nombre de fois où il est fait application soit de l'article 60, 2ème alinéa LCE, soit de l'article 38, § 2 LCE.

L. Blockeel en M. Deplancke (gerechtsmandatarissen), KBC Bank NV en Fortis Bank NV, Deschamps S.A.S.

Zet.: M. Bruggeman (rechter), E. Wachtelaer en V. Yserbyt (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. L. Blockeel, M. Deplancke, C.-A. Leunen, O. Vanhulst, P. Vandepitte, P. Van den Broeck, L. Holvoet, R. Fransis, S. Brijs, D. Van Gerven

Gelet op de voorschriften van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen.

Gelet op het verzoek van de gerechtsmandatarissen, neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel d.d. 5 januari 2012 dat ertoe strekt:

Het mandaat van de gerechtsmandatarissen en de termijn van opschorting te verlengen tot 16 maart 2012.

Verzoekers voor zoveel als nodig te machtigen onmiddellijk en bij voorrang uit de namens NV J.L.F. geïnde en ontvangen bedragen de voorschotten op hun erelonen en kosten vooraf te nemen conform artikel 3, laatste lid van het KB van 30 september houdende vaststelling van de regels en barema's betreffende de erelonen en de kosten van de gerechtsmandatarissen en van de voorlopige bestuurders;

In ondergeschikte orde conform artikel 67 WCO de gehele en/of gedeeltelijke ontlasting van de gerechtsmandatarissen te bevelen;

Verzoekers te machtigen om na toezending aan de rechtbank van hun eindafrekening van hun erelonen vooraf te nemen van de ondertussen geïnde bedragen van de uitgevoerde overdrachten.

Desgevallend te zeggen voor recht en onverminderd de rechtsmiddelen aangewend door NV Fortis Bank en NV KBC Bank tegen het machtigingsvonnis van 16 september 2011 van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde:

1. dat de beëindiging van de gerechtelijke reorganisatie en het eventueel faillissement van NV J.L.F. geen afbreuk doen en geen nadeel toebrengen aan de reeds gerealiseerde overdracht onder gerechtelijk gezag noch aan de verdere uitvoering van de overeenkomst tot overdracht van 12 september 2011 waartoe verzoekers werden gemachtigd bij vonnis van 16 september 2011 van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde; dat deze overdracht en overeenkomst tegenwerpelijk zijn aan de schuldeisers en de aan te stellen curator(en) van het faillissement van NV J.L.F.;

2. dat de opdracht van de gerechtsmandatarissen en de notaris blijft bestaan met het oog op de uitvoering van de overeenkomst tot overdracht van 12 september 2011 en het verlijden van de verkoopakte met betrekking tot het onroerend goed, de inning van het saldo van de prijs en de verdeling van de gelden overeenkomstig artikel 65 WCO en artikelen 1627 e.v. respectievelijk 1639 e.v. Gerechtelijk Wetboek, en dat de gerechtsmandatarissen gemachtigd worden om onmiddellijk en bij voorrang uit de reeds namens NV J.L.F. geïnde en ontvangen bedragen de voorschotten op hun erelonen en kosten vooraf te nemen conform artikel 3, laatste lid van het KB van 30 september houdende vaststelling van de regels en barema's betreffende de erelonen en de kosten van de gerechtsmandatarissen en van de voorlopige bestuurders.

De kosten lastens NV J.L.F. te leggen.

Partijen werden gehoord in raadkamer op de buitengewone terechtzitting van heden.

I. Voorafgaand

Bij vonnis d.d. 3 maart 2011 is de procedure tot gerechtelijke reorganisatie van de NV Santens, thans J.L.F., middels minnelijk akkoord open verklaard voor een periode tot 23 juni 2011.

Bij vonnis d.d. 16 juni 2011 wordt de doelwijziging tot een gerechtelijke reorganisatie middels collectief akkoord, toegekend en wordt de termijn verlengd tot 10 november 2011 (art. 38, § 1 WCO).

Bij vonnis d.d. 20 juli 2011 wordt de tweede doelwijziging tot gerechtelijke reorganisatie middels overdracht van de onderneming onder gerechtelijk gezag toegestaan en worden Mr. L. Blockeel en mevr. M. Deplancke als gerechtsmandatarissen aangesteld teneinde de overdracht van de onderneming te organiseren en te realiseren. De toegekende termijn van opschorting blijft behouden tot 10 november 2011.

Bij vonnis d.d. 16 september 2011 verleent deze rechtbank machtiging aan de gerechtsmandatarissen om de activa en activiteiten van de NV Santens over te dragen aan de S.A.S. Descamps. Dit vonnis wordt gepubliceerd in het BS op 22 september 2011 en betekend op 23 september 2011. Tegen dit vonnis is thans cassatieberoep na arrest van het hof van beroep van Gent van 14 november 2011 aangetekend. Tevens werd derdenverzet ingesteld.

Bij vonnis d.d. 29 september 2011 wordt het verzoek van de schuldenaar tot voortijdige beëindiging van de gerechtelijke reorganisatie en faillietverklaring afgewezen (art. 41 WCO). Het mandaat van de gerechtsmandatarissen wordt verlengd tot 19 januari 2012 (art. 60 WCO). Tegen dit vonnis is hoger beroep aangetekend (het arrest d.d. 16 januari 2012 zou tot de ongegrondheid van het beroep en het niet beëindigen van de WCO besluiten).

Bij verzoek d.d. 5 januari 2012 vorderen de gerechtsmandatarissen thans van de NV J.L.F. om in hoofdorde hun mandaat en de opschorting te verlengen tot 16 maart 2012 en in ondergeschikte orde, de gehele en/of gedeeltelijke ontlasting van hun taken te bevelen overeenkomstig artikel 64 WCO. Tevens wordt om taxatie verzocht.

Bij verzoekschrift d.d. 16 januari 2013 komen de S.A.S. Descamps, de NV Fortis Bank en de NV KBC Bank vrijwillig tussen.

De NV J.L.F. ligt ter zitting besluiten neer, alsmede de gerechtsmandatarissen. De gedelegeerd rechter legt tevens zijn verslag neer.

Zowel de NV Fortis Bank, de NV KBC Bank als de NV J.L.F. menen dat het verzoek van de gerechtsmandatarissen tot verlenging van de termijn onontvankelijk, minstens ongegrond is.

De S.A.S. Descamps sluit zich aan bij het standpunt van de gerechtsmandatarissen, evenals de gedelegeerde rechter.

II. Beoordeling

1. Vooreerst dient opgemerkt dat het verzoek tot termijnverlenging een afzonderlijke, geëigende procedure betreft, waartegen geen verzet noch hoger beroep mogelijk is conform artikel 38, § 3 WCO.

Het verzoek tot taxatie en de overige door partijen aangebrachte discussiepunten zijn binnen dit kader op heden dan ook voorbarig aangevoerd en worden om die reden niet behandeld.

Artikel 67 WCO bepaalt dat wanneer de gerechtsmandataris van oordeel is dat alle voor overdracht vatbare activiteiten overgedragen zijn, en in elk geval voor het einde van de opschorting, hij aan de rechtbank vraagt dat zij de procedure van gerechtelijke reorganisatie afsluit, of, wanneer het gerechtvaardigd is, dat deze voortgezet wordt voor andere doeleinden, dat zij hem ontlast van zijn opdracht. Deze bepaling houdt de mogelijkheid in voor de gerechtsmandataris, om na het afsluiten van de opschortingsperiode, nog verder het mandaat te behouden tot realisatie van de overdracht. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat huidig verzoek tot verlenging van het mandaat, wel degelijk ontvankelijk is.

Bovendien staat het eveneens aan de rechtbank om desgevallend ambtshalve tot de verlening van de opschorting over te gaan.

2. Alle thans in zake zijnde partijen hebben belang om hun standpunt nopens de verlenging van de opschorting te uiten, zodat hun tussenkomst toelaatbaar is. Zij werden gehoord ten einde hun rechten van verdediging te vrijwaren, zonder dat dit evenwel afbreuk doet aan artikel 38, § 3 WCO.

3. Artikel 38, § 1, 2de alinea WCO bepaalt dat de maximale duur van de verlengde opschorting niet meer mag bedragen dan twaalf maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat. Dit is in casu tot 3 maart 2012. Het bepaalt niet hoeveel maal een dergelijke verlenging kan worden aangevraagd en legt hieromtrent derhalve geen enkele beperking op. De enige beperking bestaat erin dat deze termijn niet meer bedraagt dan 12 maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat.

Artikel 38, § 2 WCO voorziet evenwel dat in buitengewone omstandigheden en wanneer het belang van de schuldeisers dit toelaat, deze termijn kan worden verlengd met maximum zes maanden. De wet beperkt de mogelijkheid om beroep te doen op artikel 38, § 2 WCO niet louter tot de procedure minnelijk en collectief akkoord, zodat dient te worden aangenomen dat van zodra zich dergelijke buitengewone omstandigheden voordoen en hiermee de belangen van de schuldeisers niet worden geschaad, deze verlenging met zes maanden mogelijk is.

Artikel 60, 2de alinea WCO bepaalt dat in het kader van de reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag, de rechtbank een bijkomende opschorting kan bevelen voor niet meer dan zes maanden te rekenen vanaf haar beslissing.

De bedoeling van de wetgever bestaat erin dat met een gezamenlijke toepassing van artikel 38, § 2 WCO juncto artikel 60, 2de alinea WCO, bij de procedure overdracht onder gerechtelijk gezag, bij bijzondere omstandigheden, zonder afbreuk te doen aan de belangen van de schuldeisers, een maximale opschortingstermijn van 24 maanden kan worden toegekend, dit ongeacht in welke volgorde en hoeveel maal er toepassing wordt gemaakt van hetzij artikel 60, 2de alinea WCO hetzij artikel 38, § 2 WCO.

4. Het machtigingsvonnis van 16 september 2011 machtigt de gerechtsmandatarissen tot overdracht van de activa, de activiteiten en het personeel van J.L.F. aan Descamps en preciseert dat het mandaat van de gerechtsmandatarissen pas zal ten einde zijn na de integrale beëindiging van deze opdracht met inbegrip van het verlijden van de akte van de overdracht van het onroerend goed. Uit dit machtigingsvonnis volgt dat de rechtbank van oordeel is dat deze overdracht de belangen van de schuldeisers niet zal schaden.

Dit machtigingsvonnis heeft gezag van gewijsde en is bindend. De overeenkomst tot overdracht onder gerechtelijk gezag is tegenwerpelijk aan alle betrokkenen.

5. Op grond van dit bindend machtigingsvonnis en in samenlezing van voormelde wettelijke bepalingen, beslist de rechtbank ambtshalve dat er zich thans buitengewone omstandigheden voordoen in de zin van artikel 38, § 2 WCO, die rechtvaardigen dat de opschorting en het mandaat worden verlengd teneinde de gerechtsmandatarissen verder in staat te stellen de overdracht te realiseren. De rechtbank stelt tevens vast dat op heden de maximum termijn van de opschorting, zoals voorzien in de artikelen 38 juncto 60, 2de alinea WCO, te weten 24 maanden vanaf de toekenning, niet is overschreden.

Aangezien thans nog een bodemattest vanwege de OVAM dient te worden bekomen na beschrijvend bodemonderzoek, - wat in casu dergelijke buitengewone omstandigheid uitmaakt -, en gezien het beschrijvend bodemonderzoek dateert van 5 januari 2012, beslist de rechtbank om de termijn van de opschorting alsmede het mandaat van de gerechtsmandatarissen te verlengen tot 30 april 2012, conform het gemotiveerd advies van de gedelegeerd rechter.

Om deze redenen,

DE RECHTBANK,

Rechtdoende op verzoekschrift en op tegenspraak,

Verleent akte van de vrijwillige tussenkomst bij verzoekschrift d.d. 16 januari 2012 van de S.A.S. Descamps, de NV Fortis Bank en de NV KBC Bank, en verklaart deze tussenkomsten ontvankelijk,

Gelet op het mondeling en schriftelijk verslag van de heer W. De Sutter, gedelegeerd rechter,

Verklaart het verzoek tot verlenging van de opschortingstermijn ontvankelijk,

Zegt ambtshalve voor recht dat de opschorting en het mandaat van de gerechtsmandatarissen wordt verlengd tot 30 april 2012.

Verklaart het door partijen meer gevorderde en aangevoerde, binnen huidig verzoek tot termijnverlenging, onontvankelijk.

Beveelt overeenkomstig artikel 60 de publicatie van onderhavig vonnis bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad, WTC III-gebouw, Antwerpsesteenweg 53 te 1000 Brussel door toedoen van de aangewezen gerechtsmandatarissen.

Legt de kosten van onderhavige procedure ten laste van de verzoekers, stelt vast dat deze niet kunnen worden begroot bij gebrek aan opgave.

(…)