Rechtbank van koophandel Antwerpen 30 december 2011
CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMING
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag - Toepassingsvoorwaarde
De overdracht van een onderneming onder gerechtelijk gezag beoogt de overdracht van de activiteiten in going concern/continuïteit. Er is geen sprake van going concern/continuïteit wanneer de activiteiten van de onderneming reeds volledig zijn stilgevallen.
De enkele maximalisering van de verkoopprijs van activa is niet het doel van de gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag.
|
CONTINUITÉ DE L'ENTREPRISE
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice - Condition d'application
Le transfert d'une entreprise sous autorité de justice vise le transfert des activités en situation de going concern ou de continuité. Il n'y a pas de situation de going concern ou de continuité lorsque les activités de l'entreprise sont déjà complètement arrêtées.
La réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice n'a pas pour objectif la seule maximalisation du prix de vente des actifs.
|
Varkensbedrijf Jos Van Looveren NV
Zet.: T. Van Houtte (rechter), P. Permeke en P. Geerts (rechters in handelszaken) |
Pl.: Mr. M. Lauwers |
1. | Procedurevoorgaanden |
Het verzoekschrift met bijlagen strekkend tot het bekomen van een gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord werd op 21 januari 2011 neergelegd.
Bij beschikking van 24 januari 2011 werd mevr. V. Sierens aangesteld als gedelegeerd rechter.
Bij vonnis van 8 februari 2011 werd de procedure van gerechtelijke reorganisatie met het oog op een collectief akkoord geopend en werd conform de in artikel 16 van de wet van 31 januari 2009 de voorziene opschorting bepaald tot 8 augustus 2011.
Bij vonnis van 23 augustus 2011 werd de opschorting verlengd tot 8 oktober 2011 en de doelstelling werd gewijzigd met het oog op een overdracht onder gerechtelijk gezag. Mevr. K. Morris werd aangesteld als gerechtsmandataris;
De opschorting werd andermaal verlengd door het vonnis d.d. 26 oktober 2011 tot 8 december 2011;
Op 8 december 2011 werd door de raadsman van de NV Varkensbedrijf Jos Van Looveren een verzoek ingediend tot het bekomen van een verlenging van de opschorting.
Bij verzoekschrift van 21 december 2011 kwam de Coöperatieve Rabobank De Zuidelijke Baronie U.A. (hierna Rabobank), ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel voor Zuidwest-Nederland onder het nr.18008230, met statutaire zetel te Zundert en adres te Singel 4, 5111 CD Baarle Nassau, Nederland, vertegenwoordigd door Mr. N. Van Landuyt loco Mr. Y. Verleisdonk, advocaat te Brussel, kantoorhoudende te 1000 Brussel, Terhulpsesteenweg 120, vrijwillig tussen.
Op de zitting van 21 december 2011 bracht de gedelegeerd rechter verslag uit. De gerechtsmandataris, Varkensbedrijf Jos Van Looveren NV en de Rabobank werden gehoord.
2. | Beoordeling |
2.1. De NV Varkensbedrijf Jos Van Looveren vraagt de periode van opschorting te verlengen. Ze wijst op een serieus bod dat zou zijn uitgebracht. De gerechtsmandataris dient, aldus verzoekster, de tijd te krijgen om het bod verder uit te werken.
In haar verslag wijst de gedelegeerd rechter op het feit dat de activiteit van de vennootschap quasi volledig is stilgevallen, er zou enkel nog een kleine opbrengst gegenereerd worden uit de verhuur van bepaalde stallen.
De gedelegeerd rechter besluit dan ook dat er geen continuïteit aanwezig is, zodat deze niet meer kan bedreigd worden en verzoek tot verlenging is, aldus de gedelegeerd rechter, dan ook ongegrond.
Ook de Rabobank is van oordeel dat de continuïteit van de onderneming niet meer verzekerd is, het gevolg hiervan is dat de gerechtelijke reorganisatie dient beëindigd te worden, de facto door het niet toestaan van de verlenging van de periode van opschorting.
2.2. De rechtbank stelt vast dat de kernactiviteit van de vennootschap werd stopgezet. De varkens, zowel de mestvarkens, als de zeugen, werden reeds geruime tijd verkocht. In welke omstandigheden dat één en ander gebeurde is niet echt duidelijk.
In elk geval heeft dit tot gevolg dat de activiteit van de vennootschap is stilgevallen.
De NV Varkensbedrijf Jos Van Looveren voert aan dat er nog wel degelijk sprake is van een activiteit, met name het verhuren van stalruimte.
Dit kan echter niet beschouwd worden als een vorm van continuïteit.
In dit verband kan verwezen worden naar het verslag van de gerechtsmandataris van 7 oktober 2011, waaruit blijkt dat het slechts om een noodoplossing gaat, teneinde tegemoet te komen aan de problematiek van de betaling van de voeders voor het eigen vee.
De stallen zijn thans echter leeggedraaid.
In het licht van het voorgaande dient dan ook te worden vastgesteld dat er, in het bijzonder gelet op het ontbreken van productiemiddelen (varkens) er geen sprake meer is van continuïteit.
De overdracht van een onderneming onder gerechtelijk gezag in de zin van artikel 59 WCO beoogt juist de overdracht van de activiteiten in going concern/continuïteit. Hier is er geen sprake meer van going concern/continuïteit, nu de activiteiten volledig zijn stilgevallen.
De beoogde overdracht heeft nog enkel als voorwerp de onroerende goederen en de NER's (nutriëntenemissierechten).
Deze activa vormen geen actief draaiende onderneming die het voorwerp kan uitmaken van een overdracht onder gerechtelijk gezag.
De vraag tot verlenging lijkt te zijn ingegeven om een mogelijke verkoopprijs van de activa te maximaliseren. Dit is echter niet de bedoeling van een overdracht onder gerechtelijk gezag.
In dit verband kan ook worden opgemerkt dat een maximalisering van de verkoopprijs voornamelijk in het voordeel lijkt te zijn van de bevoorrechte schuldeiser, Rabobank. Deze schuldeiser verzet zich tegen de verlenging van de periode van opschorting en heeft eveneens gedagvaard in beëindiging van de gerechtelijke reorganisatie, met de vraag de NV Varkensbedrijf Jos Van Looveren failliet te verklaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel gelet op het voorgaande dat er geen redenen bestaan om een nieuwe verlenging van de periode van opschorting toe te staan.
Om deze redenen:
DE RECHTBANK,
Gelet op de toepassing van de artikelen 2, 34, 36, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek;
Neemt akte van het verzoek tot vrijwillige tussenkomst.
Verklaart het verzoek tot verlenging van de periode van opschorting ontvankelijk, maar ongegrond.
Beveelt de publicatie van dit vonnis binnen de 5 dagen in het Belgisch Staatsblad uitgegeven te Brussel.