Hof van beroep Brussel 20 december 2011
Zaak: 2006AR4 |
Een samenwerkingsovereenkomst van onbepaalde duur met een geneesheer-anesthesist werd, ingevolge diens heupoperatie en daaraan gekoppelde invaliditeit, onrechtmatig verbroken door het ziekenhuis. De anesthesist vordert een vergoeding voor geleden schade en winstderving. Het ziekenhuis betwist de omvang van de schade en verwijt aan de anesthesist de schade niet te hebben beperkt door nagelaten te hebben als een normaal en voorzichtig anesthesist te solliciteren en te werken in een ander ziekenhuis.
Het hof van beroep te Brussel begroot op 50% het verlies van een kans voor de anesthesist om in het betrokken ziekenhuis te blijven werken tot de pensioengerechtigde leeftijd (datum waarop de samenwerkingsovereenkomst van onbepaalde duur van rechtswege zou eindigen). Het hof preciseert dat de schadebeperkingsplicht bij contractuele aansprakelijkheid beheerst wordt door artikel 1134, 3de lid BW, dat bepaalt dat overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd. Deze regel legt aan de schuldeiser “niet de verplichting op om zijn schade in de mate van het mogelijke te beperken”, aldus het hof, “maar gebiedt hem niettemin in een geest van loyaliteit de redelijke maatregelen te treffen die zijn schade kunnen matigen of binnen zekere grenzen houden”. Een gebrek aan loyaliteit kon in casu, gelet op de opgelopen invaliditeit, niet worden verweten aan de anesthesist.