Article

Hof van beroep Brussel, 29/06/2011, R.D.C.-T.B.H., 2012/3, p. 305-307

Hof van beroep Brussel 29 juni 2011

VERZEKERINGEN
Landverzekeringsovereenkomst - Persoonsverzekering - Levensverzekering - Niet-betaling van de premie - Aangetekende ingebrekestelling - Bewijs voorleggen van concrete brief - Omschrijving van de concrete gevolgen van niet-betaling van de premie
Aangezien de verzekeraar geen kopie heeft bewaard van de concrete brief die hij aan de verzekerde aangetekend heeft verzonden, bewijst hij niet dat de inhoud van deze brief overeenstemt met de type-brief van ingebrekestelling bij niet-betaling van de premie.
Een type-brief waarin slechts in het algemeen alle mogelijke gevolgen van de niet-betaling van de premie worden opgesomd, zonder te preciseren welke de concrete gevolgen zouden zijn voor het concrete contract, voldoet niet aan artikel 13, § 2 van het KB van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.
Een niet-aangetekende brief die geen toelichting bevat waarom de niet-betaling van de premie de vernietiging van het contract moest teweeg brengen, voldoet evenmin aan voornoemd artikel 13, § 2.
ASSURANCES
Contrat d'assurance terrestre - Assurance de personnes - Assurance vie - Non-paiement de la prime - Mise en demeure par recommandé - Preuve du dépôt du courrier - Description des conséquences du non-paiement de la prime
Etant donné que l'assureur n'a pas conservé une copie du courrier concrètement adressé par recommandé à l'assuré, il ne peut prouver que le contenu du courrier correspond au courrier-type de mise en demeure en cas de non-paiement de la prime.
Un courrier-type dans lequel toutes les conséquences possibles de non-paiement de la prime sont énumérées, sans préciser quelles seraient les conséquences concrètes pour le contrat concerné, ne satisfait pas à l'article 13, § 2 de l'AR du 14 novembre 2003 relatif à l'activité d'assurance sur la vie.
Un courrier non recommandé qui ne contient pas de précision concernant le non-paiement de la prime entraînant la nullité du contrat ne satisfait pas non plus au prescrit de l'article 13, § 2.

NV KBC Verzekeringen / C.C.

Zet.: B. Veeckmans (raadsheer)
Pl.: Mrs. Coltura loco H. Hemmerechts en A. Van Langendonck

(…)

De procedure in eerste aanleg

Bij gerechtsdeurwaardersexploot van 24 juli 2007 heeft C.C. een inleidende vordering ingesteld tegen de NV KBC Verzekeringen teneinde deze laatste te horen veroordelen tot betaling van het bedrag van 212.308,80 EUR, te vermeerderen met de “moratoire en vergoedende interesten aan de wettelijke interestvoet sedert de datum van de ingebrekestelling” en het bedrag van 1 EUR provisioneel ten titel van schadevergoeding ten gevolge van de kosten en erelonen van haar raadsman.

Blijkens de inleidende dagvaarding is deze vordering gesteund op de hierna volgende motieven:

- C.C. is de echtgenote van wijlen de heer L.N., overleden ten gevolge van een verkeersongeval op 1 december 2006;

- de heer L.N. heeft bij de NV KBC Verzekeringen een schuldsaldoverzekering afgesloten, waarbij C.C. werd aangesteld als begunstigde in geval van overlijden van de verzekerde;

- C.C. deed aangifte van het overlijden, waarna de NV KBC Verzekeringen antwoordde dat wegens niet-betaling van de premie het contract was geannuleerd en de heer L.N. niet meer was verzekerd vanaf 28 maart 2006;

- te dezen heeft de NV KBC Verzekeringen echter geen enkele van de wettelijke en conventionele formaliteiten, die in geval van niet-betaling van de premie zijn voorzien, gerespecteerd;

- de NV KBC Verzekeringen is dan ook gehouden om aan C.C. het verzekerde bedrag op datum van het overlijden te betalen.

In het bestreden vonnis van 23 december 2008 heeft de eerste rechter:

- de vordering ontvankelijk en als volgt gegrond verklaard;

- de NV KBC Verzekeringen veroordeeld tot betaling aan C.C. van het bedrag van 212.308,80 EUR, te vermeerderen met de moratoire interesten vanaf 15 maart 2007 en de gerechtelijke interesten;

- de NV KBC Verzekeringen veroordeeld tot de kosten van het geding.

(…)

De beoordeling

1. De NV KBC Verzekeringen brengt het bewijs bij dat op 16 mei 2006 een aangetekend schrijven aan L.N. werd verzonden.

Evenwel heeft zij geen kopie van dit schrijven behouden.

Zij stelt dat de inhoud van dit schrijven conform was aan de standaardbrief, die zij normalerwijze in dergelijke situaties verzendt en die luidt als volgt:

“Als KBC Verzekeringen de premie binnen dertig dagen na verzending van deze brief niet ontvangen heeft, wordt de verzekering volgens de algemene voorwaarden aangepast. Dit betekent dat de waarborgen van uw polis worden verminderd of zelfs volledig wegvallen. U wordt door KBC Verzekeringen ingelicht per brief of met een bijvoegsel dat de verminderde waarborgen vermeldt.

Als de afkoopwaarde van de verminderde waarborgen minder dan 62 EUR bedraagt, betaalt KBC Verzekeringen u dat bedrag uit. Hierdoor vallen de waarborgen uiteraard weg.”

C.C. stelt dat geen bewijs wordt geleverd dat de NV KBC Verzekeringen een schrijven met dergelijke inhoud op 16 mei 2006 aan L.N. heeft verzonden.

De NV KBC Verzekeringen vordert (in ondergeschikte orde) dat C.C. in toepassing van artikel 877 Ger.W. zou worden bevolen om de aangetekende brief van 16 mei 2006 over te leggen.

Het hof gaat niet in op dit verzoek. C.C. was alleszins niet de geadresseerde van deze beweerde brief. Er zijn onvoldoende precieze, gewichtige en met elkaar overeenstemmende vermoedens dat zij deze brief onder zich houdt.

Vermits de NV KBC Verzekeringen geen kopie heeft bewaard van de concrete brief die zij op 16 mei 2006 aan wijlen L.N. aangetekend heeft verzonden (in tegenstelling tot kopie van niet-aangetekende brieven die zij klaarblijkelijk wel heeft bewaard), bewijst zij niet dat de inhoud van deze brief overeenstemt met de type-brief (met datum van 2 oktober 2007) die thans door haar wordt overgelegd. Aan deze loutere bewering kan geen bewijswaarde worden toegekend, temeer daar in de discussie tussen partijen vóór de inleidende dagvaarding de NV KBC Verzekeringen geen melding heeft gemaakt van dit schrijven van 16 mei 2006 doch uitsluitend van een schrijven van 28 juni 2006.

Bovendien, zelfs indien deze standaardbrief op 16 mei 2006 aan L.N. zou zijn verzonden, merkt C.C. terecht op dat deze brief slechts de mogelijke gevolgen van de niet-betaling van de premie weergeeft en een volgende brief aankondigt waarin de verzekeringnemer concreet zou worden ingelicht. Precies omdat het gaat om een type-brief worden slechts in het algemeen alle mogelijke gevolgen van de niet-betaling van de premie opgesomd, zonder te preciseren welke de concrete gevolgen zouden zijn voor het contract dat door L.N. werd gesloten. Door deze standaardbrief werd de verzekeringnemer niet gewaarschuwd voor de voor hem concrete gevolgen van de niet-betaling van de premies, zodat deze brief, waarvan niet wordt bewezen dat hij werd verzonden, te dezen niet voldoet aan artikel 13, § 2 van het KB van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit en artikel 6b van de algemene polisvoorwaarden.

2. De NV KBC Verzekeringen legt kopie over van een navolgende brief van 28 juni 2006 gericht aan L.N., luidend als volgt:

“Omwille van de niet-betaling van de premie binnen de in het contract bepaalde termijn, vernietigen wij uw contract overeenkomstig artikel 13 van de algemene voorwaarden.

Bijgevolg bent u niet meer verzekerd vanaf 28 maart 2006 (...)” (Nederlandse vertaling)

C.C. heeft van meet af aan betwist dat L.N. in kennis was gesteld van de 'vernietiging' van het contract.

Opnieuw faalt de NV KBC Verzekeringen in haar bewijslast vermits deze brief van 28 juni 2006, waarvan zij nu wel een kopie heeft bewaard, niet aangetekend werd verzonden.

Bovendien bevat deze brief evenmin enige toelichting waarom de niet-betaling van de premie te dezen de 'vernietiging' van het contract moest teweeg brengen.

Artikel 13 van de algemene voorwaarden, waarnaar wordt verwezen, heeft betrekking op de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.

De stelling van de NV KBC Verzekeringen dat er nooit een afkoopwaarde is geweest werd slechts voor het eerst in conclusies in hoger beroep uiteengezet. In conclusies in eerste aanleg stelde de NV KBC Verzekeringen dat, gezien op de dag van de aanpassing de afkoopwaarde een bepaald bedrag niet overschreed, het contract werd afgekocht en opgezegd.

De voormelde brief van 28 juni 2006, waarvan niet wordt bewezen dat hij werd verzonden en waarbij aan de verzekeringnemer geen termijn van dertig dagen werd gegund om de premies te betalen, voldoet evenmin aan artikel 13, § 2 van het KB van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit en artikel 6b van de algemene polisvoorwaarden.

3. De eerste rechter oordeelde terecht dat, vermits niet wordt bewezen dat de polis rechtsgeldig werd geannuleerd, niet verder moet onderzocht worden of L.N. de in een navolgend schrijven van 14 juli 2006 van de NV KBC Verzekeringen bepaalde voorwaarden om het contract opnieuw in werking te stellen heeft nageleefd.

Het overgelegde schrijven van 14 juli 2006 werd overigens gericht aan KBC Bank Laken. Er ligt geen bewijs voor dat L.N. dit schrijven heeft ontvangen.

Het (beweerde) louter stilzwijgen van L.N. ten aanzien van de terugstorting door de NV KBC Verzekeringen van een premie op 21 augustus 2006 - zonder bewijs dat hieromtrent een voorafgaande of bijkomende uitleg werd overgemaakt - geldt evenmin als bewijs dat eerstgenoemde heeft kennis genomen van de 'vernietiging' van het contract of deze 'vernietiging' heeft aanvaard.

De vordering van C.C. blijft dan ook in hoger beroep gegrond.

(…)